Martijn Neggers is een rasechte Brabander. Geboren in het ziekenhuis van Eindhoven, de dorpsmavo in Valkenswaard doorlopen, afgestudeerd als tweedegraads docent Nederlands aan de Fontys Hogeschool in Tilburg en inmiddels werkzaam op het Beatrix College in Tilburg. Daar is niets op tegen – ik heb nota bene zelf een jaar in Tilburg gewerkt, voordat ik in Amsterdam ging studeren; toen ik mijn Brabantse collega’s vertelde dat ik klassieke talen overwoog zeiden zij dat ik ook in Latijns-Amerika kon gaan wonen – maar je moet het ook niet mooier maken dan het is.

Dat doet Martijn Neggers wel. Door bijvoorbeeld in een interview met HP/De Tijd te beweren dat Tilburg de beste plek is om te wonen. ‘De stad van het absurdisme. Er zijn nogal wat absurdistische kunstenaars die hier wonen. Er zijn ook absurdistische kunstenaars die hier zouden moeten wonen.’ En door romans te schrijven die zich in Brabant afspelen. In De mensen die achterbleven (2016, Nijgh & Van Ditmar) trekt hoofdpersoon Martijn Neggers van Valkenswaard naar Tilburg. ‘Vol goede moed gaat hij op zoek naar zijn dromen en een Grootsch Leven.’ Onzinnige zinsneden als ‘op zoek naar zijn dromen’ en misplaatst reviaans hoofdlettergebruik ten spijt – over die ‘sch’ zeg ik maar even niets – mocht Neggers na dit debuut een tweede boek schrijven.

Die tweede roman heet Spoetnik (2018, nog steeds Nijgh & Van Ditmar). Deze keer verhuist de hoofdpersoon namelijk van het grote Amsterdam naar de Spoetnikstraat in Helmond-Noord. Helmond als decor voor je roman gebruiken, zeg maar het Almere van Brabant, is bijzonder goedkoop. Daar ‘-Noord’ aan toevoegen is zo mogelijk nóg goedkoper. Om niet te zeggen gratuit. De achterflap, wederom door Neggers zelf geproduceerd, verraadt, voor zover dat nog niet duidelijk was, zijn minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de Randstad: ‘Een tragikomisch verhaal dat zich afspeelt in een tijd waarin de Gewone Man’ – daar heb je die hoofdletters weer – ‘niet bang is een keel op te zetten en zich verzet tegen het juk van de grote steden en de hoge heertjes.’

Maar als ook Spoetnik alleen in de Tilburgkatern van het Brabants Dagblad besproken wordt, besluit Neggers zichzelf opnieuw uit te vinden. Om de aandacht van zijn baan als docent af te leiden trekt hij een spijkerjasje aan, rolt de mouwen van dat spijkerjasje op en laat zijn ontblote onderarm tatoeëren. Hij maakt een twitteraccount en tweet dat hij een Amsterdams café gaat bezoeken: ‘Goed. Ik ga dus naar de Pels vandaag. Als de ongelofelijk clichématige lame-ass die ik ben. Kom vooral ook, want ik ken maar acht Amsterdammers, en die zullen er wel weer niet zijn.’ Neggers wil dolgraag naar de grote stad, maar hij is ook bang. Bang om een cliché te zijn. En bang om alleen te zitten. 

Ook in zijn romans wil Neggers het grootser aanpakken. Geen Brabant meer, maar Frankrijk. En dan ook meteen het Frankrijk van de vijftiende eeuw. Leve de Koning (2021, hij heeft goede vrienden bij Nijgh & Van Ditmar) is een ‘niet-heroïsche ridderroman over de Slag bij Agincourt’. Niet-heroïsch, dat betekent dat die vijftiende-eeuwse infanteristen de hele tijd ‘kut’ zeggen. De associatie met New Kids begint zich alweer op te dringen. En ja hoor – wie blijkt de belangrijkste legeraanvoerder van de Slag bij Agincourt? Anton, de Hertog van Brabant. Neggers was na twee fluitjes in de Pels terug in Brabant, Leve de koning na twintig pagina’s. Zelfs de aanbeveling op het omslag is van Theo Maassen.

Ik hoef u niet uit te leggen waarom Martijn Neggers geen succesauteur is. Wie ik dat wel moet uitleggen is Martijn Neggers. In genoemd interview met HP/De Tijd: ‘Ik denk weleens: hoe zou het zijn om waanzinnig veel lezers te hebben? Leve de koning raakt inhoudelijk gezien op zekere punten aan Game of Thrones.’ Op genoemd twitteraccount: ‘Ik schrijf 3,5 jaar aan een roman; totale stilte, rollende hooibalen in de wind. #fuckmylife.’ Waarom die totale stilte? Sommige mensen maken lelijke dingen mooier dan ze zijn (‘Ik hou van de Tilburgse lelijkheid, maar ook hoe het hier steeds mooier wordt en hoe we dat calimerogevoel steeds meer kwijtraken.’), de meeste mensen houden beleefd hun mond.

AG

Archief