Nils de Lange is verontwaardigd. Dat is al heel wat. Want ik verweet de redactie in mijn bijdrage aan het diësnummer dat ze is blijven steken in meesmuilende gemelijkheid en dat het in Propria Cures al sinds jaren nergens meer over gaat. Dat viel slecht en dat was te verwachten. Maar het heeft misschien iets geholpen, want NdL heeft het in zijn laatste stuk wèl ergens over. Over mijn feestrede bij het 175-jarig bestaan van De Gids.
Die viel ook al verkeerd. Ik moest van hem terstond zes voet onder de grond.
Een acute doodswens, een grootvadermoord. Jongen toch, bedenk je.
Ik ben vanmorgen waarlijk opgestaan en zal Nils van repliek dienen.
In die feestrede memoreerde ik dat de culturele voorkeuren samenhangen met mensen hun sociale positie, hun klasse en vooral hun opleidingsniveau. Die artistieke smaak hangt ook, en meer en meer, samen met hun leeftijd, is gelaagd naar generaties. Ik dacht dat iedereen dat nu wel wist en wilde wel eens verder. Die passage eindigde dan ook met de verzuchting: ‘En wat dan nog?’
Blijkbaar is de sociale inkadering van artistieke voorkeuren voor sommige cultuurpastoors ook nu nog nieuws, slecht nieuws. Carel Peeters op zijn VN-blog en Maxim Februari in zijn NRC-column werden er heel verdrietig van, en NdL maakte het ook al niet vrolijk. Hij zag mijn rede zelfs als een uiting van cultuurpessimisme.
Zo’n term moet je in je leven één keer hebben opgeschreven en voor Nils werd het hoog tijd. Maar ik was, goedgemutst als altijd, in deze rede zelfs feestelijk gestemd.
Ik constateerde dat de culturele elites allemaal een verheffingsideaal gemeen hadden en dat zij de een na de ander aan gezag verloren. De vanzelfsprekende steun van de overheid voor hun verheffende en verdiepende cultuuruitingen raakte meer en omstreden en de subsidies worden nu al jaren her en der wegbezuinigd. De culturele elite (waartoe ik ook De Gids en zijn lezers – en mijzelf -rekende) is dus een dalende elite. In de media en in de kunsten hebben zakenmensen gaandeweg de macht overgenomen. In plaats van de verheffing komt de verleiding. Dit zijn feitelijke constateringen. Ik zie niet wat er tegenin te brengen is.
Ik signaleerde in die verleidingscultuur ook vervlakking en verveling. Dat is moeilijker te staven. Aannemelijk is het wel.
Ik besloot met een hooglopende lofrede aan de schoonheid en nog het een en ander. Ik riep mijn gehoor op om zich de handgrepen van de verleiding eigen te maken, zodat zij voor hun culturele voorkeuren met behoud van kwaliteit een groter publiek zouden bereiken. De Gids lijkt dat nu te lukken in een samenwerking met de Groene, die daar al eerder in geslaagd is.
Heerscharen, sluit de rijen, trekt ten strijde.
Niks treurbazuin. Klaroengeschal.
En wie vind ik daar tot mijn aangename verrassing aan mijn zijde? Nils de Lange. Hij blijkt helemaal geen cultuurbarbaar, maar sjort voort als cultuurdrager. Hij wijst op het bestaan van schrijvers- en poëzieavonden en wat niet al. Zijn generatie heeft er nachtwerk aan. Dat is mij allemaal ontgaan, denkt hij. Ik heb geen oog, verwijt hij mij, voor de vernieuwende bezigheden van de jongste lichting.
Ik had nog gehoopt dat hij een subversief pleidooi zou houden voor André Rieux of Oh Oh Cherso als remplaçanten van de avantgarde kunst. Oei, wat zou ik daarvan schrikken.
Nils, ik ben herrezen. Ik nodig je van harte uit voor een avondje hemelhoog cultuurgenot. Jij mag kiezen.