Mai spijkersMeta bladerde opnieuw door het handboek, geschreven door de bekende literaire agent, het handboek waarin precies beschreven stond hoe het moest. Welbeschouwd was er geen fluit aan, aan dat hele schrijven.

Ze wiebelde heen en weer op haar stoel, verplaatste haar gewicht van haar linkerbil naar de rechter-, en weer terug. Ze las over vertelperspectief, over stijl, over het gebruik van flashbacks.

Flashback: ‘Waarom schrijf je niet gewoon een soort coming-of-ageroman?’ De stem van de uitgever klinkt als een pratende asbak. ‘Dicht bij jezelf blijven, dat is het beste als je net begint.’ Hij ontbloot zijn scheve, gele tanden en leunt achterover in zijn met zwart leer beklede CEO-stoel.

Meta vraagt zich af of ze ooit in haar leven wel of age is gekomen.

Flashback in een flashback: naar aanleiding van haar ingezonden brief die in de krant was afgedrukt, over het correcte gebruik van het woord ‘yolo’, had de uitgever haar uitgenodigd. ‘Je hebt talent, en wij zijn altijd op zoek naar talent. Denk je dat je dat kunt, een boek schrijven?’

Ze wisselen wat ideeën uit. Na een minuutje of tien drukt de uitgever op een knopje van een complex model telefoontoestel, een vrouwenstem zegt ‘Ja?’, en de uitgever: ‘Kun jij even een standaardcontractje brengen met als werktitel Yolo?’

Nu zat ze dan aan haar bureautje, op het scherm van haar laptop knipperde een eenzaam cursorstreepje, verloren te midden van al dat wit van de lege pagina. Ze dacht na over personages, probeerde karakters te vormen, maar hoe moest je in godsnaam over andere mensen schrijven? Andere mensen waren als baby’s: wanneer ze huilden, kon je onmogelijk weten wat er precies aan de hand was. Ja, een volwassene kon praten, allicht, maar ook liegen. En zelfs als een volwassene niet loog, was het moeilijk in te voelen wat er in hem schuine streep haar omging.

Dicht bij jezelf blijven.

Haar eigen leven. Zichzelf als personage.

Ze stond op en pakte haar make-upspiegel van het tafeltje naast haar bed. (Eigenlijk was het een scheerspiegel: rond en tweezijdig, waarbij de ene zijde normaal beeld gaf, terwijl de andere een vergroting bood. Meta schoor zich niet, tenminste, niet haar gezicht. Wel maakte ze zich dagelijks op voor deze spiegel. Wanneer houdt iets op het ene te zijn en wordt het iets anders?) De spiegel plaatste ze naast de laptop op het bureau, ze nam weer plaats en staarde langdurig naar zichzelf, zo langdurig dat ze in lachen uitbarstte. Observatie: haar hand schoot automatisch in de richting van haar mond – deed zij dat werkelijk? Deed ze dat altijd? Ja, ze deed het blijkbaar automatisch, om de net iets te opvallende strook tandvlees te bedekken die zich tussen bovenlip en tanden aftekende wanneer zij lachte.

Zelfkennis. Het personage kreeg vorm, karakter, trekjes, tics. Maar het personage moest ook iets doen, in actie komen.

Ze kon over haar studie schrijven, maar daar zat natuurlijk niemand op te wachten. Of over haar jeugd. Die was plezierig geweest, maar ook nogal saai. Er viel weinig bijzonders over op te merken. Het ruige leven van een student in de grote stad, dan? Sex, drugs and rock-’n-roll? Drugs had Meta nooit gebruikt en ze hield niet van popmuziek. (Eigenschappen. Noteren.)

Seks. Van seks wist Meta wel het een en ander, ze had aardig wat jongens op haar teller staan, zelfs ook twee meisjes.

Ja, er moest veel seks in. Dat sprak voor zich. Seks verkoopt.

De laatste keer was met die diabetesjongen geweest, die niet al te aantrekkelijke knaap met het insulinepompje dat aan zijn riem bevestigd zat. Ze had zich afgevraagd waar het transparante slangetje dat uit het toestelletje stak, naartoe leidde. Toen ze zijn T-shirt wilde uittrekken, zei hij: ‘Ik doe het zelf wel even.’ Het slangetje verdween onder een ronde, witte pleister op zijn buik.

‘Ik moet even m’n bloedsuiker prikken voor we verder gaan, hoor.’ Weer een ander apparaatje, hij bracht het naar het topje van zijn rechterwijsvinger.

‘Moet je dat vaak doen?’

‘Paar keer per dag. En ik krijg tijdens het vrijen weleens een hypo, dus daar moet ik een beetje op voorbereid zijn.’

Meta had geknikt, al wist ze niet precies wat een hypo was.

‘Zijn je vingers dan niet helemaal lekgeprikt?’

‘Valt wel mee. Er groeit een eeltlaagje overheen, kijk maar. Mensen denken vaak dat ik gitaar speel als ze die eeltknobbels zien.’

Een paar minuten later raspte hij met die eeltknobbels over haar clitoris.

Clitoris. Lelijk woord. Net als kut. Maar je moest wel kut gebruiken, er niet omheen draaien, het beestje bij de naam noemen, anders was het truttig. Literatuur moest rauw en ‘echt’ zijn. Zelf hield ze meer van het woord ‘vulva’, omdat het zo zacht en vloeiend klonk. Maar ‘vulva’ was geen woord voor een debuutroman.

‘Nu ben je officieel schrijver,’ had de uitgever gegromd, nadat Meta het contract in drievoud had getekend, zonder aandachtig te lezen wat er allemaal in stond.

Schrijver. Het klonk goed.

Ze stond op en liep naar de keuken om nog maar eens een kop koffie te zetten. Ze kon ook een glas wijn voor zichzelf inschenken. Misschien dat de inspiratie dan eindelijk zou komen. Ze had geduld, ze was nog jong. En nu al schrijver.

Leesclubvragen:

1. Waarom hanteert de auteur in de eerste flashback de onvoltooid tegenwoordige tijd, terwijl de hoofdverhaallijn in de onvoltooid verleden tijd is geschreven? Licht je antwoord toe.

2. Teken op basis van de tekst een plattegrondje van Meta’s woning.

3. Verklaar de titel van Meta’s roman-in-wording.

Archief