HerdenkenHet is warm, een graad of 16, gevoelstemperatuur hoger. De lucht is felblauw en er staat een zachte wind. Perfect weer dus voor een picknick in het Vondelpark, of om doden te herdenken op een verder oninteressant plein in Zaandam. Ik heb al snel door dat veel mensen van de gelegenheid gebruik maken om de twee te combineren. Zonnen én rouwen. Een dag strand met als klap op de vuurpijl de dodenherdenking.

Niet alleen het Zaanse plein waar ik ieder jaar volgens de familietraditie herdenk staat vol, maar ook het omliggende gras lijkt door de menigte al snel op een trapveldje. Dat veel mensen vooral langs zijn gekomen om van de zon te genieten blijkt niet alleen uit de drukte, maar vooral uit de onwennigheid van de gelegenheidsherdenkers.

Rechts van me staat een man met een grote oranje zonnebril, een bloemetjesoverhemd en teenslippers. In zijn hand een blikje Best Bier. ‘Ik ben benieuwd wat de helikopteract dit jaar is’, zegt hij. ‘En trouwens, ik vind het wel erg rustig voor bevrijdingspop.’ Links van hem een vrouw, voor de gelegenheid gekleed in een shirtje met een laag uitgesneden decolleté en hotpants. Rechts vooraan staat een vrouw met een hoofddoek, zodat iedereen bij thuiskomst kan zeggen dat ‘er ook allochtonen waren’.

‘Spannend hé, hoor ik een man achter me tegen zijn vrouw zeggen’. Ik wil me omdraaien om te zeggen dat dodenherdenking nou niet bepaald in de top 10 van bloedstollende evenementen zou staan en het meest spannende dat kan gebeuren een pijnlijke verspreking van de burgemeester is, maar op dat moment komt de stoet die net heel Zaandam is doorgelopen langs. Het wordt nog drukker op het grasveld. Het is inmiddels bijna acht uur en de angst onder de nieuwe herdenkers slaat toe. Wat wordt er eigenlijk van hen verwacht? ‘Als ze maar geen mensen uit het publiek pikken, dat had ik bij Najib Amhali ook een keer. Verschrikkelijk was dat’, hoor ik een vrouw zeggen. Het begint te gonzen onder de aanwezigen: ‘moeten we al stil zijn?’ Mensen kijken afwachtend om zich heen en en masse wordt besloten de monden gesloten te houden. Vier minuten later wordt het trompetsignaal gegeven dat de stilte inluidt. Ja, in Zaandam zijn we dit jaar zes minuten stil geweest. Als dat geen eerbetoon is.

Na de stilte (twee auto’s, één baby en een ringtone) start het orkest het Wilhelmus. Wederom kijkt men elkaar aan, niet wetend of er eerst een couplet ter intro gespeeld wordt of dat er meteen meegezongen moet worden. Bij ‘den prinsen van’ wordt collectief besloten te gaan zingen en de laatste vier regels gaan op volle sterkte. Bij ingang van het zesde couplet vallen de eerste mensen weer af. De man achter me geeft zijn eigen interpretatie van het volkslied en zingt alleen de in te vullen rijmwoorden mee. Met moeite halen we de eindstreep. Als het lied afgelopen is beginnen twee vrouwen achter me enthousiast te klappen. Ik durf niet achterom te kijken, bang het stel met vlaggetjes op hun wangen te zien zitten in hun opblaasbare oranjedug-out.

Dan is het tijd voor het dodenappel en voordrachten. Veel mensen lopen weg, want dit is niet waar ze voor gekomen zijn. Het herdenken is nu wel genoeg geweest, en daarbij, Jensen begint bijna. De vrouw die het dodenappel voorleest praat langzaam om tijd te winnen, want zo heldhaftig waren de Zaandammers nou ook weer niet.

Nog geen twee tellen na het voordragen van de gesneuvelde oorlogsslachtoffers begint de man achter me weer te praten: ‘godverdomme die trainer van de C2 moeten ze nu echt eens ontslaan.’

Archief