Al in 1776 beschreef Adam Smith in zijn Wealth of Nations de voordelen van arbeidsdeling. Waar één man in een speldenfabriek niet in staat zou zijn om twintig spelden per dag te maken, speelt een groep van tien mannen het klaar om, door de taken te verdelen, 48.000 spelden in een dag te produceren. Dat je dezelfde tien mannen ook zou kunnen gebruiken om zelf de hele dag niets meer te hoeven doen, omdat er twee nodig zijn om je overal heen te dragen, twee om geld voor je te verdienen, een om te koken en boodschappen te doen, een om je huis schoon te houden en er dan nog vier overblijven voor in een tredmolen in de kelder om je huis van stroom te voorzien, wat voor de mannen veel minder geestdodend is dan de hele dag spelden maken en voor jezelf veel aangenamer dan een met 48.000 exemplaren per dag toenemende speldencollectie, doet er even niet toe.
Een ruime eeuw later, aan het begin van de twintigste eeuw, werden er op het platteland kampen georganiseerd voor arme kinderen uit grote steden om ze kennis te laten maken met de natuur en aan hun gebrekige gezondheid te werken. Onder het mom van ‘verandering van lucht ‘ konden stadse kinderen een week lang kamperen en spelen in de natuur. Ver weg van de bewoonde wereld zagen deze kinderen voor het eerst de dieren in het echt die ze in de steden zelfs als vlees nooit op hun bord zagen, omdat daar geen geld voor was.
Beide ontwikkelingen moeten totaal voorbijgegaan zijn aan de hippe jongens en meisjes achter De Tostifabriek. De tostifabrikanten zijn midden in Amsterdam een fabriek aan het bouwen waarin alle grondstoffen voor een tosti zelf geproduceerd zullen worden. Er wordt een graanveld van tachtig vierkante meter – genoeg voor 160 broden – ingezaaid, er komen twee koeien voor de melk om kaas van te maken en twee varkens, een voor de ham en een om het andere varken gezelschap te houden, want ook een varken heeft gezelschap nodig. De kaas wordt zelf gemaakt en gerijpt, de ham wordt eigenhandig gepekeld en gekookt en het brood wordt zelf gebakken.
Om geld in te zamelen voor hun project hebben de tostibakkers een crowdfunding-pagina aangemaakt. Voor een donatie van slechts 25 euro krijg je een uitnodiging voor het grote oogstfeest in september, en een van de eerste tosti’s. 25 euro voor een tosti waar je zeven maanden op moet wachten, er zijn zinnigere bestedingen te bedenken voor je geld, zoals een tosti-ijzer, een zak brood, een paar plakken ham en een stuk kaas, waarmee je met enige moeite ook zelf een hele berg tosti’s maakt in een stuk minder tijd.
De Tostifabriek wil de Amsterdamse kindertjes, die alleen de stad uit komen als ze onderweg zijn naar Schiphol, laten zien wat er allemaal komt kijken bij de productie van ons voedsel. Dat dit, ondanks het feit dat ze zelf doen alsof ze hoogstpersoonlijk een revolutie in de bewustwording van stadskinderen over hun ecologische voetafdruk teweeg hebben gebracht, een allerminst vernieuwend concept is dat al sinds de jaren zestig buiten Amsterdam bekend is onder de naam ‘zorgboerderij’ of ‘kijkboerderij’, lijkt de tostimakers niets uit te maken, er was immers nog geen kijkboerderij op bakfietsafstand van het centrum van Amsterdam met een eigen website, Facebookpagina, Twitteraccount en een strak vormgegeven informatiebrochure.
Een ander probleem waar de tostifabrikanten in hun enthousiasme aan voorbijgegaan zijn is het kostenaspect. Volgens De Tostifabriek kost de bouw van het hele complex, dieren inbegrepen, ongeveer dertigduizend euro. Daar komen nog 1750 uur voor de organisatie en de bouw van de fabriek bij, en 3000 uur aan boerenarbeid. Zelfs met een hongerloon van tien euro bruto per uur kom je dan uit op een slordige vijfenzeventigduizend euro aan totale kosten. Uitgaande van de 160 broden die ze claimen te kunnen bakken van hun graan, waar je maximaal 1600 tosti’s uit haalt, is dit dus ruim 46 euro per tosti. En je hoeft geen economie gestudeerd te hebben om uit te kunnen rekenen dat dit een schandalig bedrag is voor wat oud brood met wat kaas en ham.
Maar ook als door middel van crowdfunding en subsidies toch een redelijke prijs voor een ongetwijfeld aardige tosti bereikt wordt, creëren de tostibakkers een nieuw probleem met hun Tostifabriek. Als Amsterdamse kinderen zelfs voor de plattelandsbeleving de stad niet meer uit hoeven, krijg je een generatie die werkelijk denkt dat de wereld ophoudt voorbij de Bijlmer, Osdorp en Noord.
Om dit probleem in de kiem te smoren ben ik alvast een project gestart om de jongste generatie Amsterdammers bewust te maken van de werkelijke grootte van Nederland. Ik heb een oude bus gekocht en zal vanaf deze zomer dagelijks een tour organiseren langs de belangrijkste provinciale toeristische trekpleisters. Ik zal vertrekken vanaf Amsterdam Centraal en daar via de Afsluitdijk, de Martinitoren in Groningen, de hunebedden in Drenthe, de mergelgrotten in Limburg, de Deltawerken in Zeeland en het Binnenhof in Den Haag ook weer terugkeren. De bus heeft mij 5000 euro gekost en aangezien ik natuurlijk niet de hele dag voor niets in een bus met jengelende kinderen ga rondrijden, probeer ik – ten behoeve van mijzelf – nog een bedrag van 95.000 euro bij elkaar te brengen door middel van crowdfunding. Voor een donatie van minimaal vijftig euro neem ik uw kind een dag mee op reis door ons wonderlijke landje. Een tosti bij de lunch is inbegrepen.