Beste StB,
Wat betreft dat kerstverhaal: ik ben aan de slag gegaan met het idee waarover ik je vertelde. Jezus die wederkeert in Amsterdam, door niemand wordt herkend en zijn dagen slijt in troosteloze coffeeshops, tot hij op een besneeuwde kerstavond iemand tegen het lijf loopt die wél in hem gelooft, maar ook dat brengt geen verlossing, want hoe Patricia Paay ook haar best doet de mensen ervan te overtuigen dat haar nieuwe toyboy Gods zoon is, ze luisteren niet, ze lachen haar zelfs uit en als ze haar verovering meeneemt naar DWDD wordt die arme Jezus prime time beticht van necrofilie…
Het is best een aardig verhaaltje geworden, al zeg ik het zelf. Geestig, bot, cynisch. Helemaal in jullie straatje.
Maar ik wil niet dat het wordt gepubliceerd.
Hartelijke groet,
David Veldman
——————————————
From: Veldman, David
Subject: RE: kerstverhaal
To: “StB ”
Date: Saturday, December 12, 2009, 1:04 AM
Beste StB,
Ja, ik besef dat het een grote eer is dat het roemruchte Propria Cures mij heeft gevraagd een kerstverhaal te schrijven.
En toch: nee.
Hartelijke groet,
David Veldman
——————————————
From: Veldman, David
Subject: RE: kerstverhaal
To: “StB ”
Date: Saturday, December 12, 2009, 6:04 PM
Beste StB,
Omdat kerst iets voor mij betekent (oei, dat klinkt belegen) en ik dat ‘iets’ niet wil bezoedelen met cynisme en/of botheid.
Hartelijke groet,
David Veldman
——————————————
From: Veldman, David
Subject: RE: kerstverhaal
To: “StB ”
Date: Sunday, December 13, 2009, 4:04 AM
Beste StB,
Wil je het echt weten? Goed dan.
Eerst een geschiedenislesje: in september 1972 wordt voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een bedrijf – de Enka-fabriek in Breda – bezet door de eigen werknemers. De reden: ondanks dat er in het voorgaande jaar flink winst is gemaakt en er in februari nog een recordproductie is gedraaid, wil de directie van moederconcern AKZO de fabriek sluiten. Duizenden mensen verliezen hun baan. Na vijf dagen geeft AKZO toe aan de eisen van de bezetters: de fabriek blijft open. Iedereen is euforisch. Iedereen behalve mijn vader. Hij behoort namelijk tot het kleine groepje werknemers dat weigerde mee te werken aan de bezetting. Zo is hij nou eenmaal opgevoed, trouw aan de hoge heren (en aan meneer pastoor, natuurlijk). In die vijf dagen verliest hij al zijn vrienden – niemand wil meer met hem praten – en na vijf maanden zit hij ziek thuis. Nou ja, ziek. In dit geval is ziek een eufemisme voor stomdronken.
Ik was toen twee jaar oud. In de jaren daarna brak ik ieder bot dat je kunt breken. Niet omdat ik zo’n wildebras was. Integendeel. Ik klom niet in bomen, maar zat de hele middag in de bibliotheek, ik droomde niet van NAC, maar van een carrière als korfbalinternational. Was ik dan een brekebeen, had ik broze botten? Nee hoor. Het was mijn vader. Drank maakt niet alleen de tongen los, maar ook de handjes.
Mijn moeder was werkster, maar omdat ze nogal onhandig was en de gewoonte had de vazen, fotolijsten en serviezen die ze had gebroken te verbergen op plekken waar ze meteen werden gevonden, slaagde ze er zelden in een betrekking lang vast te houden. Boze tongen beweerden dat dat eerder te wijten was aan haar neiging met de heren des huizes de bezemkast in te duiken, maar ik heb die roddels nooit geloofd. Met haar 110 kilo paste mijn moeder zelfs niet in haar eentje in een bezemkast.
Geld voor kleren was er niet, dus droeg ik de afdragertjes van mijn neven, die twee koppen groter waren dan ik. Een kleine boekenwurm, zoon van een dronken verrader en een naar verluidt botergeile walrus, die verzuipt in zijn kleren en alle kampioenen korfbal sinds 1905 uit zijn hoofd kent. Ook aan mijn schooltijd bewaar ik weinig fijne herinneringen.
Maar met kerst was alles anders. Zelfs mijn vader. Als de avond viel, slopen hij en ik het bos in om een dennenboom om te zagen die we naar huis versleepten en optuigden met ballen van papier maché. Als piek gebruikten we een beschilderd flesje Bavaria. Ondertussen stond mijn moeder in de keuken en maakte voor drie dagen gehaktballen, gekookte aardappelen en andijvie met lekker vette jus en appelmoes. Na het eten liepen we hand in hand door de verse sneeuw naar de nachtmis. De hoge ramen, de flakkerende kaarsen, de exotische geuren en de weemoedige lach op het gezicht van de maagd Maria. Ik zong uit volle borst en bad alsof mijn leven ervan af hing. Net als mijn vader, overigens, die op zijn manier een zeer religieus man was. Zijn schoppen en slagen gingen steevast vergezeld van een extatisch ‘Deus vult!’ en drinken deed hij het liefst met Onze Lieve Heer op schoot, Diens beeltenis welteverstaan, door mijn vader zelf gesneden en beschilderd.
Als we thuiskwamen, was mijn vader in tranen. Hij zou stoppen met drinken, hij zou werk zoeken, hij zou me naar de beste plastisch chirurg ter wereld sturen en die zou mijn neus weer recht zetten en mijn bloemkooloren (gevolg van ontelbare hoofdklemmen) repareren. Dat duurde tot oudejaarsavond twaalf uur. Dan zei vader tegen niemand in het bijzonder: ‘Eén glaasje dan, maar alleen omdat jullie zo aandringen.’ En begon alles weer van voren af aan.
Begrijp je het nu?
Overigens vertrouw ik er op dat dit tussen ons blijft.
Hartelijke groet,
David Veldman
David Veldman debuteerde onlangs met de verhalenbundel Egidius Donker Ra-Ra Boem-Boem.