De catharsis is weer helemaal ‘hot en happening’ in de Nederlandse literatuur. Zo publiceerde Jelle Brandt Cortius onlangs een verslag van een fietstocht naar Zuid-Frankrijk, een tocht waarvan het doel – het uitstrooien van een veraste Hugo Brandt Corstius in de Middellandse Zee – symbool staat voor emotionele zuivering. Wanneer wij echter een Freudiaanse blik in de fietsbroek van Brandt Corstius werpen, zien wij dat As in tas meer is dan een monument voor een overleden vader.
Hoewel een zeemlap de fallus van Brandt Corstius beschermt tegen wrijving, is het geen schaamlap waarachter het onderbewustzijn ongezien kan wegkruipen. De verlangens en fixaties van de auteur manifesteren zich – vaak op onderbewust niveau – in de tekst. Psychoanalytische kritiek focust op de scheuren in de ‘façade’ van de tekst: scheuren waarachter de primitieve verlangens van de auteur huishouden, verlangens en angsten die in feite het geraamte vormen waaraan de literaire tekst is opgehangen.
Al op de camping in Noord-Brabant manifesteert er zich een castratieangst in het werk van Brandt Corstius: “Eerst ga ik even plassen in het douchehok. Ik haal mijn lul uit mijn fietsbroek. […] Maar wat is er met mijn lul? Het voelt alsof ik een warme worst vasthoud. Er kom wel plas uit, maar voor de rest is hij helemaal gevoelloos. Hij maakt geen onderdeel meer uit van mijn lichaam. Ik raak in paniek.” Een dergelijke angst voor het verlies van de ‘fallus’ is eigen aan de aard van de man, maar de manier waarop Brandt Corstius omspringt met de acute castratieangst is veelzeggend: hij raakt, zoals bovenstaand citaat laat zien, in paniek. Dit is een gegeven dat ons dwingt tot een nadere ontleding van Brandt Corstius’ jeugd.
Toen de driejarige Brandt Corstius net in de fallische fase was beland en hij zijn ontluikende seksuele fixaties op zijn moeder richtte, overleed zij. Zoals Freud stelt in misschien wel zijn belangrijkste werk Zur Psychopathologie des Alltagslebens (1903), is de fallische fase het stadium waarin jongens haatgevoelens voor hun vader krijgen, en tegelijkertijd een fobie ontwikkelen voor het verlies van hun geslachtsdelen. Wanneer de moeder in de fallische fase overlijdt, heeft dit twee ingrijpende gevolgen: het kind komt nooit meer over zijn castratieangst heen, en projecteert zijn seksuele fixaties voortaan op zijn vader. Ook deze laatste premisse van Freud komt in As in tas aan het licht: ‘De eerste jaren na de dood van mijn moeder kroop ik vroeg in de ochtend, in een soort half-slaap, in het bed van mijn vader […] en dan ging ik bovenop hem liggen.’ Brandt Cortius legt hier – op bewuste wijze – bloot hoe zijn onderbewustzijn hem als driejarige leidde naar de liefde tussen man en man.
De vervreemding van Brandt Corstius ten opzichte van zijn fallus is het leitmotiv van As in Tas: de frequentie waarmee betekenisdragers als ‘worst’ en ‘lul’ in het verhaal optreden, bevestigt de preoccupatie van Brandt Corstius met zijn eigen geslachtsdeel. De angst voor castratie is dusdanig groot dat Brandt Corstius op een zeker moment zelfs zijn fietstocht dreigt af te blazen: ‘Weer thuis douche ik braaf met de emmer. Wederom hangt er een worst aan mijn lijf die niet van mij is. Als ik morgen weer zo’n worst heb, neem ik de trein naar huis, besluit ik.’ Een opmerkelijke keuze is de metafoor ‘worst’: deze benaming wekt de indruk dat het geslacht van Brandt Corstius voor consumptie geschikt is. Hebben we hier te maken met een Lacaniaanse verleidingsmanoeuvre, of vestigt Brandt Corstius onbewust de aandacht op het ‘orale’ aspect uit de oedipale fallische fase? Het zou ook een redactionele beslissing kunnen zijn van zijn ‘redactrice’ Marscha Holman.
In tegenstelling tot de verwachting die As in tas bij de lezer oproept, treedt de ware catharsis niet op bij het verstrooien van de as. De emotionele zuivering vindt namelijk al veel eerder plaats, ter hoogte van het Belgische stadje Spa: ‘’s Avonds, op de camping bij Spa, stel ik het plassen zo lang mogelijk uit. Dit is het moment van de waarheid. In een opnieuw ijskoud en verlaten wc-blok grijp ik in mijn fietsbroek en voel mijn lul. Hoera! Alles doet het weer.’ De versmelting van Brandt Corstius met zijn fallus moeten we lezen als een versmelting van Brandt Corstius met zijn verleden. Wat er verder tussen de auteur en zijn geslachtsdeel plaats heeft gevonden in het verlaten wc-blok in Spa, vraagt om nader onderzoek.
MM