Afgelopen zondag werd Willem Otterspeer 65. Hoewel hij nog niet met pensioen mag, kan hij nu wel van allerlei voordelen genieten, zoals het Dal 65+ abonnement van de NS. Daarmee reist hij vanaf nu buiten de spitsuren extra voordelig met de trein. Hij zou eens naar Museum het Valkhof in Nijmegen kunnen gaan, gebouwd waar vroeger het paleis van Karel de Grote stond, en misschien zelfs wat studenten meenemen, want die “weten niet dat Karel de Grote eerder was dan Karel de Vijfde, als ze die twee al kennen”, en hen daar dan alles over vertellen. Wat een feest is het toch om oud en gerijpt te zijn, of zoals de oude Romeinen zouden zeggen: senex. Vlak voor zijn 65’ste verjaardag (pre-seniel, zouden de Romeinen zeggen) gaf hij nog een boekje uit. “Weg met de wetenschap”, heet het.
Het spijt me dat ik alles naar het Latijn vertaal, het komt door dat boekje van Otterspeer. Die man is een barokke fontein van kennis, en daar spuit nu eenmaal een enorme hoeveelheid Griekse en Latijnse woorden uit, compleet met vertaling en duiding. Logos, dat betekent woord. Certum, dat betekent zekerheid. Het is net Ad Verbrugge; ik hing aan zijn labia. Wist u ook al dat dialectica en grammatica in het klassieke vakkenpakket zaten? Zo nee, dan weet u het nu, en dan kunt u zich de volgende keer dat iemand daarover begint gewoon uit de voeten maken, want wat er daarop volgt kan ik u ook wel vertellen: een hoop vrijblijvend gebazel over betrokken burgerschap en een kritisch wereldbeeld, en dat we dat nu missen, en daarom (non sequitur, zouden de Romeinen zeggen) alle studies moeten verbreden.
Het heeft even mogen duren, maar Opa Otterspeer is erachter gekomen dat het niet zo lekker gaat met de universiteit. Daarom heeft hij een pamflet tegen de natuurwetenschappen geschreven, volgens hem een “koekoeksei” in het universitaire nest. Publicatiedruk, rendementsdenken, valorisatiemania, eigenlijk alles dat Science in Transition meer dan 2 jaar geleden al aankaartte is volgens Otterspeer de schuld van de bèta’s. Gelukkig weet hij nog niks van de inval in Irak en de vervanging van K3, want dat had hij dan waarschijnlijk ook toegeschreven aan het natuurwetenschappelijk wereldcomplot. “Wetenschap is in die zin onderdeel van een groot rationaliseringsproces dat al door Max Weber werd beschreven. Maar die rationalisering baarde een monster en dat heet kwantificering. De fetisj van de feitenreeks, de aanbidding van de grafiek, reduceerde de universiteit tot een rekenmodel. Het gaat aan de universiteit vooral om het aantal diploma’s, om het aantal promoties. En het gaat om de mogelijkheid om wat men daar aan de weet komt om te zetten in ‘commercieel haalbare producten, processen of diensten’.” De redenering van Otterspeer komt dus hierop neer: de universiteit kijkt teveel naar getallen, en er is een clubje mensen op de universiteit (de bèta’s) dat zich ook al een tijdje met getallen bezighoudt, dus (o onfeilbare dialectica!) dan zullen die ook wel die problemen op hun geweten hebben. Weg met de wetenschap!
‘Of nouja,’ zegt Otterspeer in een interview met De Correspondent, ‘Weg met de waarheid zou misschien nog een betere titel zijn geweest. Weg met het idee dat er maar één waarheid is, het uitgangspunt van de natuurwetenschappen.’ Zoals er ook talloze waarheden zijn, zijn er talloze manieren om het boekje te lezen. Eén daarvan is dat hier een verongelijkte geesteswetenschapper aan het woord is die alle narigheden die de gemene grote jongens in de bèta-hoek ooit over zijn vakgebied hebben gezegd even van een flink weerwoord wil voorzien. Een natuurkundige die Otterspeer eens te eten had citeerde Rutherford en zei dat alle wetenschap of natuurkunde, of postzegels verzamelen is. Plato zei dat je geometrie moest kennen voor je zijn academie binnen kwam, en Kamerlingh Onnes had ‘Door meten tot weten’ als motto. Pestkoppen zijn het! Omdat Otterspeer hiermee nog geen stromannen genoeg had, heeft hij nog een blik positivisten opengetrokken die (verrassing!) inderdaad stuk voor stuk natuurwetenschap als enige logische kader voor ons denken zien.
Ik heb nog een waarheid gevonden voor Otterspeer, en het was niet eens lang zoeken. Philip Warren Anderson is namelijk een Nobelprijswinnaar in de natuurkunde (1977), en zijn artikel “More is different” is meer dan 2000 keer geciteerd. Komt ‘ie: “the reductionist hypothesis does not by any means imply a “constructionist” one: The ability to start from the laws of physics and reconstruct the universe. In fact, the more the elementary particle physicists tell us about the nature of the fundamental laws, the less relevance they seem to have to the very real problems of the rest of science, much less to those of society.” De waarheid die Otterspeer de natuurkundige zo graag in de mond legt, het idee dat alles, van atoomkernen en zwarte gaten tot de hoofdrol van de Christenunie in de gemeentepolitiek van Veenendaal en Bunschoten, uiteindelijk door de natuurkunde zal worden beschreven, daar gelooft helemaal niemand meer in. Behalve dan de sukkelaar die zich bij Otterspeer te eten uitnodigt.
Er is intussen wel wat meer veranderd in de wereld, maar het is Otterspeer, vanachter die hoge stapel met woordenboeken Latijn-Nederlands en het hele oeuvre van Johan Huizinga, niet opgevallen. Zo herinner ik me levendig de laatste keer dat iemand (Frank van Vree) probeerde zijn geesteswetenschappenfaculteit om te bouwen tot een VWO jaar 7. Het kostte hem nog net niet zijn kop, maar wel de laatste haren op zijn schedeldak. Otterspeer vindt die verbreding toch noodzakelijk omdat we “een gemeenschappelijk corpus van kennis” missen (waar dienen dan toch al die eindexamenprogramma’s voor?), volgens mij is het vooral heel vervelend dat wanneer je gewoon Russisch, wiskunde of sociologie wil gaan studeren, Otterspeer je lastig komt vallen met wat hij dan ook in gedachten heeft om “het vermogen patronen te herkennen en problemen op te lossen” te bevorderen, en de talloze vakken die nodig zijn om al die ontbrekende feitenkennis bij te spijkeren: van Frans en Duits tot Quintilianus en Rembrandt, want we moeten “weten wat pendantportretten zijn, welke ontwikkelingen Rembrandt doorgemaakt heeft, wat het portret voorstelt in de cultuur van de zeventiende eeuw.”
Otterspeer is inmiddels 65, en ik ben bang dat hij het niet meer bewust mee zal maken dat iedereen alles over alles weet. Met dit boekje lijkt zijn geestelijke aftakeling in ieder geval te zijn begonnen. Langzaamaan zal hij afspraken gaan vergeten, welke maand het eigenlijk is, waar hij ook alweer de theepot met het waxinelichtje eronder heeft neergezet. Van de familie en vrienden die hem komen helpen met de karweitjes in huis zal hij de gezichten door elkaar gaan halen, tot die verschrikkelijke dag aanbreekt dat hij niet meer weet wie er nou eerder kwam: Karel de Grote, of Karel de Vijfde. Ik hoop dat zijn lijfarts daarvan de gravitas zal onderkennen; en hem uit dat uitzichtloze lijden zal verlossen.
DM