Het moet een jaar of tien geleden zijn geweest, tijdens een werkcollege literaire kritiek aan de UvA. Gastdocent Marja Pruis liet net de presentielijst rondgaan toen er opeens een blonde melkmuil binnenstoof met een Eastpak-schoudertas en puntige leren schoenen. ‘Sorry, ik had vertraging!’ zei de jongen, ‘ik kom uit Utrecht’. Hij pakte een Moleskine-boekje uit zijn tas en hield het in de lucht. ‘Ik studeer journalistiek en ik ga bij de krant werken!’ Het was even stil. ‘Het is een HBO-er!’ werd er gefluisterd, en men keek naar de docent. ‘Dit is de universiteit’, zei Marja Pruis, ‘maar vooruit: je mag best een dagje meekijken. Wat is je naam?’
‘Joost de Vries, Huygenwaards enige, echte intellectueel’, zei de jongen. ‘Uitgeroepen tot beste schoolkrantcolumnist van Nederland in 1999’. ‘Allemachtig’ zei Marja. Joost keek trots. ‘Ik kreeg een penning uit de handen van TMF-veejay Fabienne de Vries!’ ‘Aha, heel goed, Joost. Maar laten we nu lezen wat Bourdieu te zeggen heeft over het literaire veld. Ik hoop dat iedereen de originele Franse tekst heeft meegenomen?’ Joost zuchtte. ‘Een lumineus idee. Maar ik lees hem liever in het Latijn.’ ‘Wat jij wilt’ zei Marja, en ze voelde ondanks haar ergernis de moederlijke drang opkomen om naast haar twee katten ook dit pretentieuze ventje onder haar hoede te nemen. Toen de les was afgelopen riep ze hem bij zich. ‘Je hebt bijles nodig’, besloot ze. ‘Kom morgenavond maar langs op mijn privéadres.’
De rest is geschiedenis. Sinds enkele jaren kan niemand er meer om heen: Joost de Vries is geslaagd voor het staatsexamen Intellectueel Schrijverschap. De examencommissie, bestaande uit Mevr. X. Schutte en Mevr. M. Pruis, heeft na het afnemen van de eindproef (het naspelen van scenes uit Andras Vajda’s Loflied op de rijpe vrouw, het omgekeerd citeren van Ulysses met vijf knikkers in de mond en het dagelijks schoonlikken van de zerk van Henk Hofland) het levenslange contract bij De Groene aan de geëxamineerde overhandigd. Tot de dood erop volgt zal Joost de Vries zijn torenhoge studieschuld afbetalen door wekelijks twee stukken van 3500 woorden aan te leveren. Mogen deze vierkante centimeters vooral een felicitatie zijn aan het adres van Marja Pruis, de vrouw die haar aanstaande opvolger zo goed inwerkte, dat hij inmiddels klaar staat om haar voorbij te streven.
Eigenlijk heeft De Vries de Pruis al van haar troon gestoten. Niet letterlijk, want ze voetjevrijen dagelijks nog wat af onder hun bureaus op de redactie, nee, deze wisseling van de wacht voltrok zich binnen de contreien van de ECI-Literatuurprijs. Vorige week werd bekend dat Pruis’ laatste roman, Zachte riten, is genomineerd voor de shortlist. En wie zit er in de jury? Huygenwaards enige, echte intellectueel! Doorgestoken kaart, zouden de cynische honden zeggen. Maar bij Propria Cures zien we doorgaans liever het goede in de mens. De onbegrensde loyaliteit van Joost de Vries bijvoorbeeld, want laten we eerlijk wezen, Zachte riten is een ontzettende grafroman. Figuurlijk en letterlijk, omdat de dubbelzinnige opdracht ‘voor Joost’ er ook wel een beetje zal staan voor die andere Joost die uit Alkmaar en omstreken kwam.
Pruis nomineren was wel het minste dat Joost kon doen – zonder ingrijpen van zijn leermeesteres liep hij nu waarschijnlijk stage bij Rijnmond TV of stuurde hij elke dag vier lezersbrieven in naar de opinierubriek van het Noordhollands Dagblad. Ook Pruis lijkt zich te realiseren dat de door haar geadopteerde edele wilde op een haar na is ontsnapt aan de provinciale poel des verderfs. Zoals iedere ouder die op het schoolplein opschept over vroege zindelijkheid, zo is ook zij trots op wat Joost na al dat oefenen nu helemaal zelfstandig kan. Toen ze vorig jaar met Joost mee mocht op tournee naar de Rijksuniversiteit Groningen, hield ze een ‘korte introductie’ op Joost de Vries, waarin een hoge mate van intertekstualiteit met enkele Bijbelse lofliederen op de schepping te horen was. Zo klonken de woorden “Ik overdrijf in niks, denk ik, als ik objectief vaststel dat Joost de Vries de jeune premier van de Nederlandse letteren is. Hij is het vlaggenschip van zijn generatie. Hij roept, zoals het hoort voor iemand van zijn faam en aanzien en gigantische productie, bewondering en jaloezie op. […]Iedere dag moet hij verzoeken van zich afslaan, van Heel Holland bakt tot Nieuwsuur, van fotosessies voor de Elle tot aan de Quote. Gelukkig laat Joost zich graag in kleding hijsen en schrikt hij niet terug voor een fotoreportage.” Het is inderdaad bekend dat Joost zich graag in skinny jeans laat hijsen. De laatste keer moesten er drie takelwagens aan te pas komen en was de hele Marnixkade afgezet. Het stemt hoopvol dat Het Vlaggenschip tegenwoordig de verzoeken van Heel Holland bakt afslaat, de zelfbeheersing komt met de jaren.
Volgens Marja Pruis is Joost de enige schrijver die ze kent die zonder in lachen uit te barsten kan zeggen: ‘Ik maak geen deel uit van het debat, ik ben het debat!’ We kunnen er om lachen, maar het is zorgwekkend dat zelfs Joosts artikelen over politiek de laatste tijd met anekdotes over zichzelf beginnen. ‘Op de muur bij mijn werkplek plak ik al jaren ansichtkaarten, uitnodigingen, reclames en foto’s uit kranten, covers van tijdschriften. De laatste tijd zit ik veel te kijken naar een cartoontekening die ik heb opgehangen.’ Een tekeningetje van een hondje dat hij zelf heeft uitgezocht, illustreert volgens Joost de Vries ‘een actief niet-willen-weten’, dat samenvalt met ‘een breed gedragen emotionele staat van een groot deel van het electoraat’. Het zal door Moeder Pruis wel weer bestempeld worden als het hyperpersoonlijke in zijn werk.
MM