De discussie over het wel of niet blijven in Afghanistan, maakt een hoop vragen los in de politiek en bij de mensen thuis. Wat kost het, en is het dat waard? Hoeveel doden moeten er nog vallen voordat we onze biezen pakken? Als Giel Beelen daar een programma maakt, waarom laten ze hem verdomme niet gewoon achter? Terechte zorgen, maar er wordt voorbijgegaan aan de belangrijkste vraag: willen de Afghanen eigenlijk wel dat we ze vrede komen brengen?
In de westerse visie is vrede iets moois, iets waar je trots op kunt zijn. Vandaar dat we het graag komen brengen, opgediend als een taart met kaarsjes, parasolletjes en in slagroom gespoten gelukswensen. Waar men aan voorbij gaat is dat sommige mensen die taart niet lekker vinden, zeker niet als hij gegarneerd is met mensenrechten en democratie. Vrede, dat is voor de gemiddelde Afghaan om van te kotsen. Dat betekent overigens niet dat de Afghanen willen dat we vertrekken. Integendeel: zij vermaken zich wel. Hoe meer buitenlandse troepen, hoe leuker. Eigenlijk is er maar één methode om deze oorlog te winnen. Iemand moet ze het plezier in oorlog ontnemen.
De man die de Amerikanen hiervoor hebben aangesteld is Stanley McChrystal, de hoogste commandant in Afghanistan. Gezonden om de Taliban definitief de lol in oorlogsvoering te ontnemen. Hij is namelijk een man waar je beter geen ruzie mee kunt maken. Hij maakte carrière bij de elitetroepen en nam persoonlijk deel aan black ops, missies die zo geheim zijn dat ze geheim moeten blijven. En met geheim bedoelen we hier niet dat hij na middernacht badminton speelt in het ondergoed van zijn zus, maar het serieuzere werk. Zijn eenheid was verantwoordelijk voor de arrestatie van Saddam, doodde verschillende Al Qaida leiders en raakte in opspraak met een martelschandaal. Als hoge officier hoefde hij niet mee op missies, maar hij deed het toch. Stanley McChrystal is de enige man die meer plezier heeft in oorlog dan de Taliban. Dat is een veilige, maar ook confronterende gedachte. Want wanneer McChrystal faalt, wie sturen we dan?
Stanley McChrystal is de personificatie van de vaderlandslievende – type: ‘ik zou een lintworm uit mijn eigen buik snijden als er geen touw is om de vlag te hijsen.’- , kort geschoren, bikkelharde, constant rood aanlopende, genadeloze bruut van een officier die in elke oorlogsfilm voorkomt. Patton, Rambo, Full Metal Jacket, Platoon, iemand heeft alle personages in een sapcentrifuge gezet en het resultaat uitgeschonken in het DNA van McChrystal. Ooit heeft hij twee poesjes naar Guantanamo gestuurd, alleen omdat ze te schattig waren. Hij knipt zijn teennagels met een bazooka. Als hij op feestjes wordt uitgenodigd dan geeft hij de gastvrouw drie zoenen en een kopstoot. Hij zit al zo lang bij de landtroepen dat hij de zee niet als zodanig erkent. Als je Stanley McChrystal vraagt naar de definitie van een metroseksueel dan staart hij verward voor zich uit en maakt uiteindelijk een tekening van Maarten van Rossem.
Nu denkt u natuurlijk dat ik overdrijf. Dat is niet het geval. Omdat ook hoge militairen publiciteitsmeisjes hebben, is iedere krantenlezer op de hoogte van McChrystals opmerkelijke dagindeling. Zo staat hij iedere morgen om vijf uur op, rent dan zestien kilometer en gaat dan uitgebreid niet ontbijten, want hij eet maar één maaltijd per dag. Dat houdt hem scherp. Een van zijn eerste plannen in Afghanistan, was het vervangen van de theetuin voor officieren door een schietbaan. Thee is immers voor mietjes, net als een kogelvrij vest. Ook buiten de basis weigert hij die te dragen. Maar zelfs McChrystal overdrijft soms.
Zijn grootste fout tot nu toe, is dat hij zijn eigen normen ook aan de gewone soldaat oplegt. Zo is hij van plan om alle fastfoodrestaurants van de legerbasissen te verwijderen. Amerikaanse soldaten hebben een ruime keus uit eetgelegenheden als Burger King, McDonald’s, Pizzahut, Dunkin’ Donuts en meer. Wel zo lekker, na een dag hard vechten, maar ver verwijderd van de Spartaanse idealen van McChrystal. De kans dat je uit Afghanistan terugkomt met diabetes is groter dan met een kogelwond. Als je honger hebt, dan eet je maar een krijgsgevangene. Wat hij daarbij over het hoofd ziet is dat de met restaurants en souvenirwinkeltjes volgestouwde kazernes in Afghanistan, het grootst denkbare strategische voordeel biedt.
Het zijn meer dan alleen smakelijke bronnen van calorieën, ze geven een signaal af. Het is een baken van westerse superioriteit, een opgestoken chicken finger naar de vijand. De moraal moet er haast wel onder lijden als je na een dag hard strijden tot de conclusie komt dat je weliswaar twee voertuigen hebt opgeblazen, maar dat alle overlevenden nu rond een picknicktafel zitten met voor zich een placemat met pizza en cola en met een vrolijk gekleurd rietje in de linkermondhoek stoere verhalen uitwisselen. Terwijl de Afghanen twijfelen tussen wel of geen bomgordel vandaag, dubben de Amerikanen of ze nou wel of geen kaas op de whopper willen. Als dat niet demotiveert, wat dan wel?
Ik begon pas te begrijpen waar McChrystal mee bezig was, toen ik onlangs een bericht las over een bezoek van Bert Koenders aan Uruzgan. Uit het verslag bleek dat Nederland niet alleen scholen en ziekenposten financierde, maar ook een volleybalveld voor de lokale bevolking had aangelegd. Het is precies de reden waarom Amerika zo graag wil dat Nederland blijft. Omdat we volleybalvelden bouwen. Omdat we nog niet klaar zijn. We moeten bowlingbanen aanleggen, nagelsalons openen, de Margriet Winterfair naar Chora halen en museumbezoek bevorderen. Terwijl McChrystal werkt aan een leger van meedogenloze superkrijgers, patrouilleren wij al fietsend door de Afghaanse woestenij en stoppen niet voordat we van elke talibanstrijder een twee ons groente per dag etend mietje hebben gemaakt. De guerrillaoorlog elke twee dagen onderbrekend voor het opnemen van een papadag.
Blijf, Nederland, blijf. Geef Stanley McChrystal de tijd om te werken aan een leger naar zijn evenbeeld en druk de Taliban het kussen van vooruitgang op het gezicht. Voel geen angst, geef niet toe, sta sterk, want voorwaar: er is geen wapen zo dodelijk als beschaving.