PietdeVisserLange tijd heb ik getwijfeld wie mijn favoriete tafelgast is tijdens dit WK-voetbal. Als laatste bleven twee namen over: Piet de Visser en Rene Eijkelkamp. Piet de Visser heeft gewonnen, en zelf zal hij de enige zijn die kan bewijzen dat dat de juiste keuze was.

Piet de Visser is topscout. Hij bracht Ronaldo en Romario naar PSV en scoutte voor de Eindhovense club ook Alex, Gomes, Dzsudzsák en de kortharige, net iets donkerdere versie van Jody Bernal, Jefferson Farfan. Tegenwoordig is hij een goede vriend van Roman Abramovitsj. Voor Chelsea reist hij de wereld over op zoek naar Nigerianen die de bal met hun neus stil kunnen leggen, Angolezen die een penalty weten te scoren met het shirt over het hoofd en Chilenen met het killerinstinct van Joran van der Sloot. Waar je De Visser ook heen stuurt, hij vindt er talent.

Daar heeft hij twee high-tech meetinstrumenten voor nodig: een kladblok en een potlood. De Visser gebruikt de twee op ingenieuze wijze: het potlood gebruikt hij om mee te schrijven, het kladblok om op te schrijven. De Visser turft precies welke speler hoeveel ballen heeft geraakt, hoeveel daarvan schoten waren, hoeveel passes, hoeveel van de passes er naar links gingen, hoeveel naar rechts, hoeveel daarvan er aankwamen, hoeveel kopduels iedere speler heeft gewonnen, hoeveel verloren, wie zijn broekje het vaakst optrekt en hoe lang iedere speler na de wedstrijd onder de douche staat. Al die cijfertjes die hij op papier heeft staan na een wedstrijd, laat hij vervolgens door zijn vrouw in de computer zetten. De Vissers methode heeft niets met voetbalinzicht te maken, maar met statistiek. Tijdens het WK hoorde ik De Visser na een wedstrijd zeggen: ‘Er is me wel iets opgevallen. Maar nu verklap ik wel een scoutinggeheim. Die Hamsik, dat is nu een geweldige speler’. De interviewer keek op: ‘De aanvoerder van de Slowaken, bedoel je?’ En inderdaad, De Visser bedoelde Hamsik, de aanvoerder van de Slowaken. Ook de absolute sterspeler van de Slowaken, een speler die in de top van de Italiaanse competitie speelt en een geschatte waarde heeft van 20 miljoen. De Visser had het goed gezien: die Hamsik kan inderdaad een aardig balletje trappen.

Ik zie voor me hoe De Visser iedere buitenwijk afgaat op zoek naar talent. Tweeëntwintig zwetende buurtkinderen die ergens in een township met een bal gemaakt van koeienmaag en met vier in de grond gestoken takken bij wijze van doelpalen een partijtje spelen. Verder niemand aanwezig, behalve Piet de Visser. Zijn potloodje zo nu en dan natmakend tussen zijn lippen, gestoken in een net iets te kort broekje. Als de kinderen vermoeid het veld verlaten roept De Visser er een bij zich. ‘Je speelde een heel aardige wedstrijd net, jongen. Maar dat vriendje van je is stijf links. En kijk, hier’, hij tikt even met zijn potlood tegen zijn kladblok, ‘hier zie je dat slechts drie van je passeerbewegingen, we hebben het hier over twinting procent, hem dwongen naar zijn verkeerde been te draaien. Dat kan natuurlijk niet, wil je ooit bij Chelsea komen.’ Het jongetje knikt en loopt weg. De Visser roept hem nog na: ‘en zeg tegen dat vriendje van je dat hij beter niet meer over rechts kan spelen. Nul rendement.’

De methode van De Visser is even stupide als doeltreffend. De Visser is een man die je niet voor kan liegen. Als je hem een legbatterijkip probeert te verkopen als een scharreldier zal hij even aan het vet rond te poten voelen, in zijn boekje kijken en je het dier teruggeven. Serveer je hem prosecco als champagne dan zal hij kijken hoe snel de bubbeltjes stijgen, zijn neus optrekken en dan zijn jas weer pakken. Voor De Visser geldt: meten is weten. Een bewonderenswaardig saaie karaktertrek. Maar wel één waar we iets aan hebben. Piet de Visser kan ons afhelpen van de tientallen talentenjachten die ieder jaar op televisie worden uitgezonden. Idols, X-Factor, De Nieuwe Uri Geller. Met De Visser in de jury heb je van al die programma’s maar één aflevering nodig. Na de eerste draaidag kijkt hij even in zijn papieren en kan hij je precies vertellen wie het programma moet winnen.

Dat is wat wij nodig hebben. Iemand die af en toe gewoon eens even in zijn papieren kijkt. Iemand die niet direct het antwoord geeft dat van hem verwacht wordt, maar eerst kijkt wat de feiten zijn. Iemand die geen mening heeft, maar toch altijd gelijk. Die man, dat is Piet de Visser. De man die aan tafel tijdens de voor- en nabeschouwing het TROS-enthousiasme van Jack van Gelders gezicht af weet te slaan met kille feiten.

En onder die tafel draagt hij een iets te kort broekje.

JV

Archief