Op 12 maart overleed de Engelse fantasyschrijver Terry Pratchett aan de gevolgen van zijn Alzheimer. Een overlijden is een passend moment om terug te blikken. De nabestaanden wenen zachtjes en de sfeer is stemmig, waardoor het kraken van kritische noten nog wat luider klinkt dan normaal. Dat kan zomaar tot groot ongenoegen leiden, bijvoorbeeld bij de katholieke Delftse studenten die in 1958 PC-redacteur Herbert Leupen ontvoerden, in elkaar sloegen en een tonsuur schoren, toen die paus Pius XII ‘in de grond niet zo slecht’ had genoemd.
Daar hoeven we tegenwoordig niet meer voor te vrezen; God is uit Delft vertrokken, en haar studenten hebben ander tijdverdrijf dan gebed en inquisitie moeten verzinnen om het vagevuur tussen hen en een baangarantie bij Shell door te komen. Geen probleem, de ene fantasyfiguur is moeiteloos door de ander vervangen: met van die puntoren op lijkt Maria net een elf en Jozef was al aangesloten bij de Guild of Woodworkers. Niet langer op zondag naar de mis, maar de hele zaterdagnacht een LAN-party; een USB-kabel in plaats van de rozenkrans. De Delftenaar grijpt alles aan om maar aan zijn leven van alledag te kunnen ontsnappen- en geef hem eens ongelijk, in een dorp met alleen maar mannen-, of het nu de belofte van een eeuwig Paradijs is, of Live Action Role Playing. Van dit nieuwe evangelie is ons onlangs één van de grootste boodschappers ontvallen: de eerdergenoemde Sir Terry Pratchett.
Dus daar kwamen weer necrologieën van, zo bedroevend dat je zou wensen dat Pratchett in de eerste plaats niet was gestorven. “Hoewel hij een uitgesproken voorstander was van euthanasie, stierf hij naar verluidt een natuurlijke dood.”, was in de Volkskrant te lezen. Korte update voor journalist Hans Bouman: Niet alle voorvechters van een zelfgekozen dood overlijden daar vervolgens ook aan. Vraag Els Borst maar eens! Hans vervolgt met een beschrijving van de door Pratchett verzonnen wereld, Discworld, “(…) die rust op de ruggen van een viertal olifanten, die op hun beurt staan op een reusachtige vliegende schildpad.” Mijn these is dat de wereldbevolking in twee groepen uiteenvalt: mensen waarop bovenstaande zin een wervend effect heeft, en mensen waarop deze zin dat niet heeft. De tweede groep zou nog liever genomen worden door een centaur dan ooit een boek van Pratchett te lezen, en de eerste groep heimelijk ook.
Ik heb me toch over mijn afkeer heen gezet en ben aan één van de boeken uit de veertig delen tellende reeks begonnen, Soul Music. Een korte samenvatting: er is een meisje zo onopvallend dat de leraren haar letterlijk niet zien zitten in de les (à la het grapje ‘Dokter, ik heb het gevoel dat mensen mij negeren’ ‘Volgende patiënt’) en een Imp wil in een band spelen maar gaat bovenop zijn harpje zitten. Ook is er nog een vliegend paard, maar de kortzichtige medescholieren geloven niet in magie en verdringen dat weer. De clou is van deze lange, belerende mop moet ik jullie schuldig blijven, want ik heb het einde niet gehaald.
Wel heb ik me laten vertellen dat Pratchetts oeuvre een allegaartje vormt van uit de literatuur en mythologie opgeduikelde plots en personages. Hans Bouman formuleert dit iets serieuzer en literairder als de “invloeden (…) van Shakespeare en Tolkien”. Pratchett en zijn volgelingen zullen dit zeker kunnen waarderen, want ze lijken nogal in de knoop te zitten met hun eigen voorkeur voor fantasy. “Snobbery towards this genre still exists”, klaagt The Guardian, of zoals Pratchett het zelf verwoordde “I could write a book and I could set it in Tombstone, Arizona (…) and the moment I put in one fucking dragon, they’d call me a fantasy writer. (…) once you are a fantasy writer it’s always going to be fantasy.” Voor Pratchett zelf is het al te laat, maar voor alle lezers heb ik een simpele tip: als je per se niet als fantasyschrijver gezien wilt worden, probeer dan de neiging te onderdrukken draken in je boeken te verwerken. Nog zo’n tip: stop met tegen betaling andermans bloembedden bij te werken, als je niet als hovenier bekend wilt komen te staan. De wereld is een vreselijke plek, heb ik weleens horen zeggen, waar wat je doet zomaar kan bepalen wat je beroep is.
Pratchett bleef daar zuur over, in plaats van tevreden naar de miljoenenverkoop van zijn boeken te kijken en zijn schouders op te halen over genrekwesties. Het moest aan de buitenwereld liggen, in plaats van aan de drakendichtheid van zijn verhalen, dat sommige mensen zijn verzinsels niet leuk vonden. “Stories of imagination tend to upset those without one.”, zei hij eens. Het heeft toch iets treurigs dat je na het schrijven van een boekenreeks die grotendeels bedoeld is als maatschappij- en religiekritiek, uiteindelijk toch niet beter weet dan de kleuterredenatie van de gelovige: “Ikheb dit Boek en als jij dit Boek niet ook leuk vindt, ben je minder dan ik.”
Afin, ter afsluiting was ik nu mooi rond geweest met een vergelijking tussen de religieuze dogmatici paus Pius XII en Terry Pratchett. Dan had ik me vervolgens vrolijk kunnen te maken om Pratchetts teraardebestelling en Delftenaren opgeroepen me met hun schuimrubberen zwaarden en toverspreuken te komen halen. Maar niets van dat alles, want zo erg is het allemaal ook weer niet. Die boeken zal hij vast niet kwaad bedoeld hebben en bovendien stortte hij ooit een miljoen pond op de rekening van het Alzheimerfonds. Hij zal dus wel niet snel vergeten worden.
DM