Hoi, dit artikel gaat jou ongeveer een half uur per dag opleveren. Jazeker, het is een zelfhulp-stuk. Voor jou, maar ook voor mij, want jij gaat vanaf nu sneller werken en daardoor hoef ik straks minder lang te wachten als ik een dokter of een advocaat nodig heb, of als ik ooit – God verhoede – achter jou in de rij sta bij een lopend buffet.

De crux, ik zeg het maar meteen, is dat je moet opschieten. Gewoon: altijd. Met alles. Als je nu alvast een beetje opschiet met lezen, heb je het in vier minuten uit – dat is best een investering, maar die verdient zich dus ruimschoots terug en op je sterfbed zul je zeggen: “Dag allemaal, ik heb veel fouten gemaakt in mijn leven, maar sinds die paar minuten Propria Cures lezen in 2021 heb ik in elk geval geen kostbare tijd meer verkloot.”

Veel zelfhulp-gelul gaat tegenwoordig over tot rust komen, effe de smartphone wegdoen, stilte opzoeken, jezelf terugvinden of juist verliezen door meditatie of andere vormen van niks doen – och jongens dat heerlijke Hollandse woord “niksen” doet het zo goed in Amerika, wat enig! – maar het tegendeel is waar: van opschieten word je veel en veel gelukkiger dan van niksen, al was het maar omdat je met opschieten af en toe iets gedáán krijgt.

En ik heb het dus niet over haast maken omdat je anders te laat komt of omdat het leven zo kort is – wat trouwens ook prima redenen zijn om op te schieten – ik heb het over opschieten omdat de wereld er gewoon veel mooier op wordt als je niet zo treuzelt. Sommige mensen snappen dat al, bewust of onbewust, maar in het algemeen heeft opschieten nog steeds een heel dubieuze naam. Als je bijvoorbeeld een groepje waggelende zombies inhaalt op een smalle stoep, vragen ze verwijtend: “heb je háást of zo?” – alsof haast een soort ziekte is, of een schande.

Dan kun je denken: nou en, maar het zegt álles over de status van opschieten in 2021. Het wordt geassocieerd met streberigheid, met voordringen zelfs. Ambtenaren die een beetje opschieten en het werk in de helft van de tijd doen, worden door hun collega’s beschouwd als een gevaar: wat doet die gek, straks moeten wij ook gaan opschieten! Traagheid is de norm. Je ziet het ook bij lopende buffetten: iedereen staat ongeduldig te wachten, maar zodra mensen zelf eindelijk aan de beurt zijn, komt er een soort natuurlijke rust over ze, en schieten ze onmiddellijk terug in hun trage basishouding: gezellig keuvelend alle aardappelkroketjes inspecteren en dan uiteindelijk toch voor de patat gaan.

Vroeger was dat anders. De Piramides van Gizeh zijn in een paar decennia uit de grond gestampt, het Paleis op de Dam is in ongeveer vier dagen gebouwd. Lekker vlot, zo ging dat toen. Nu is dat ondenkbaar: als tegenwoordig de lichtknopjes worden vervangen, gaat het hele Paleis vier maanden dicht en moeten de trams op de Dam tot diep in het volgende jaar omrijden.

Soms lees je dat deze generatie een goede oorlog nodig heeft. In oorlogstijd merk je weer hoeveel je kunt en durft, is de gedachte, en blijkt dat je dingen die normaal jaren kosten, best in een paar weken kunt regelen. Maar corona heeft bewezen dat zelfs dát niet meer werkt voor Nederland. Het was een crisis zonder weerga, duizenden doden, alles dicht, maar zelfs de meest basale maatregelen zoals mondkapjes uitdelen of een quarantaineplicht invoeren, bleken niet mogelijk zonder máánden geklooi en getreuzel. Van het toeslagen-schandaal tot de kabinetsformatie of de evacuatie van Kabul, bij álles merk je dat “tut-tut, rustig aan” de algemeen geldende mentaliteit is – en dat bijna iedereen het accepteert!

Het heeft, naast cultuur, ook met competentie te maken. Niet iedereen kán opschieten. Je moet er een beetje slim voor zijn, scherp, uitgeslapen – als domme mensen gaan opschieten, gebeuren er ongelukken. Maar ik heb het niet tegen domme mensen, ik heb het tegen jou. Jij bent slim genoeg om alles wat je doet zeker 30% sneller af te hebben dan nu. Echt waar. En tuurlijk, dan gaat er wel eens iets mis. Ik heb zelf bijvoorbeeld na de vorige alinea even snel de afwasmachine ingeruimd en daarbij in mijn haast een vol glas koude thee in de prullenbak gekieperd. Maar ook dát heb ik snel weer opgelost en uiteindelijk ben ik alsnog sneller klaar dan iemand die niet opschiet.

Je zult trouwens al snel merken dat je er beter in wordt. Je kunt het ook bewust trainen, maar je moet het dus vooral niet gaan zien als een trucje, als een soort extra “skill” die je in nood kunt toepassen. Integendeel: het gaat erom dat opschieten je primaire instelling moeten zijn, bij alles wat je doet. Een onbewuste basishouding, net als op het verkeer letten en blijven ademen. Gewoon bij alles denken: hoe kan dit zo snel mogelijk? – en dat dan doen. Het grote probleem van trage mensen is dat ze opschieten zien als noodgreep, als iets wat je pas doet als je te laat bent begonnen. Maar het is precies andersom: wie rustig aan kan doen, heeft blijkbaar te veel tijd genomen en heeft dus een inschattingsfout gemaakt.

En ik bedoel dus niet dat je de hele dag moet lopen draven, ik heb het vooral over beter plannen: als je in een nieuwe stad woont, blijf je de eerste jaren bij elk fietstochtje checken wat de kortste route is, rekening houdend met snel asfalt (mijd de grachten!) en slome stoplichten. In de supermarkt perfectioneer je je route en gebruik je de zelfscan-kassa of de zelfscanner – de gewone kassa is uitsluitend voor bejaarden zonder pinpas en wanhopige columnisten die nog een lollig maar o zo veelzeggend gesprek moeten opvangen tussen een Syrische vluchteling en de Jordanese kassamevrouw voor hun stukje van morgen.

Als je op kamers gaat en je moet klussen: nooit nooit nooit naar de Praxis. Los van het feit dat het een kutwinkel is waar niemand iets weet en waar de schroeven – als ze toevallig op voorraad zijn – drie euro voor een doosje van acht zijn, kost het ALTIJD meer tijd dan je denkt. En bij klussen is tijd nu eenmaal de belangrijkste factor. Als je iets nodig hebt, bestel je het online en ga je intussen verder met een andere klus. Op die manier kun je soms acht klusjes tegelijk half af hebben, maar dat is beter dan urenlang tussen de rottende lijken in de rij bij de bouwmarkt staan en daardoor twee weken doen over het ophangen van een boekenplank.

Dat geldt trouwens ook buiten de Praxis: geld is alleen maar interessant omdat je er tijd mee kunt kopen. Een taxi nemen is dus niet decadent, het laat juist zien dat je het leven – en dus de tijd – serieus neemt. Een verstandig mens deelt zijn tijd zo in dat hij zo veel mogelijk geld verdient, en geeft zijn geld zo uit dat hij zo veel mogelijk tijd bespaart. Ik bedoel dus ook zeker niet dat je dagen van 14 uur moet gaan maken: het gaat er juist om dat je tijd overhoudt door op te schieten.

Opschieten is heerlijk, alsof je een nieuwe versnelling op je fiets ontdekt die andere mensen niet hebben. Maar het is ook nodig om de verzorgingsstaat te redden, want onze productiviteit zal flink omhoog moeten. Opschieten moet weer een deugd worden, en tijdverspilling een zonde. Te laat komen zou ook veel zwaarder moeten worden bestraft, want je steelt in feite andermans tijd. Iemand laten wachten is diefstal, of eigenlijk vandalisme, en op zijn minst een grove belediging. Ik heb liever dat je stipt op tijd bent en mij de tering wenst dan dat je een kwartier te laat komt aankakken met een glimlach en een complimentje over mijn kapsel.

En misschien denk je nu nog steeds: o oké, interessante insteek, ik hou het in mijn achterhoofd maar ik wacht even op een podcast van de Guardian of een longread op de Correspondent, en dan haak ik wel aan als het Volkskrant Magazine erover schrijft, met foto’s van Jonathan die een lollige stopwatch in zijn hand heeft of zo, maar dat gaat niet gebeuren want ik heb geen tijd voor die onzin en jij ook niet. Dus gewoon nu beginnen met opschieten. Of laat mij erlangs, dat mag ook.

Jonathan van het Reve

Archief