Wat een raar jaar, hè?’ ‘Nou, inderdaad!’ is de dialoog die 2020 kenmerkt en hopelijk zo spoedig mogelijk verdwijnt. Enerzijds omdat het daadwerkelijk een raar – eigenlijk is dat een understatement – jaar is geweest, anderzijds omdat het een cliché waar je u tegen zegt begint te worden. Maar inderdaad, het was toch echt een raar jaar, niet alleen door het verschrikkelijke coronavirus, maar voor mij was het politiek… Hoe zal ik het zeggen… Ook wel een bumpy ride. Het was me het jaartje wel.
Bij het proosten op het nieuwe jaar zegt mijn man altijd: ‘Op een rustig jaar!’ Dat dit voor 2020 niet is gelukt en in 2019 voor mij óók al niet lukte; daar heeft iedereen van kunnen meegenieten. Ik heb hem dan ook verboden dat nog een keer te doen. Hoe moeilijk het is om een rechte rug te houden in de politiek blijkt wel uit mijn laatste twee jaren aan het Binnenhof. Keer op keer proberen “ze” de zonder last gekozen parlementariërs onder de duim te houden en als je maar een moment van eigengereidheid of kritiek toont, dan ben je de sjaak in de Haagse bubbel. Dan is het slikken of stikken in partijdiscipline. Met de staart tussen de benen afdruipen via de achterdeur of met rechte rug de volksvertegenwoordigende taak oppakken. Andere smaken zijn er niet. Ja, dan maar alleen. En onafhankelijk. Prima. Politiek is niet voor bange mensen.
Maar 2020 is voor ons allemaal een “uniek” jaar geworden. Iedereen heeft een ander verhaal, maar het was zelden een success story. En wij moesten in de politiek beslissingen nemen waar we nog nooit over hadden nagedacht. Niet wetende wat de consequenties zijn van de maatregelen die wij nemen. Als we dit doen, wat betekent dat voor kwetsbare mensen, de studenten of voor de rechtsstaat. Waar Rutte zei dat hij beslissingen moest nemen met maar 50% van de informatie, moesten wij het doen met net zoveel informatie als ieder ander. Want echt wijzer werden we niet van Rutte & co. En de pers wist sowieso alles eerder. Lekken is namelijk de middle name van dit kabinet. En als je serieus probeert te achterhalen waar het de hele tijd misgaat, krijg je een wazig antwoord en een zwart gelakt stapeltje papier. Het “varen op zicht” werd daarmee óók het understatement van het jaar. We varen nog altijd in de dikke mist.
Vechten tegen de bierkaai in tijden van crisis. Dat heeft ieder Kamerlid gevormd en ieder Kamerlid heeft dat weer anders ingevuld. Ik heb dat proberen in te vullen door de rechtsstaat op één te zetten. Bizarre coronaboetes, mislukte huwelijksfeesten en ongrondwettelijke spoedwetten, ik heb mijn best gedaan een onafhankelijk geluid te laten horen. Door Grapperhaus het vuur aan het de schenen te leggen toen hij zichzelf en de coronamaatregelen volstrekt belachelijk maakte. Door het kabinet voor het blok te zetten om, na het klappen voor onze zorghelden, met een motie te komen voor een zorgbonus. Kosten: 2,2 miljard.Voelde me een echte Robin Hood. Zorgde daarmee voor een gat in de najaarsbegroting van 800 miljoen. En voor een flinke kater bij het kabinet. Daar ben ik best trots op, die kater. Dat mag je best weten.
Mijn missie is het om een luis in de pels te zijn, om mijn eigen koers als verkozen politica te varen en vernieuwende ideeën de politiek in te krijgen. In de Kamer probeer ik het échte sociale geluid te verkondigen zonder mezelf schuldig te maken aan hokjesdenken of symboolpolitiek. Wars van het identiteitsdenken en doorgeslagen feminisme waar mannen geen rol in zouden hebben. Etniciteit registreren in het hoger onderwijs, gevechtsboten naar vrouwen noemen en wegkijken voor de problematiek die speelt in bepaalde minderheidsgroepen: stop it! Ik kan geen één linkse partij noemen die primair staat voor kansengelijkheid, een toegankelijk onderwijs en groene politiek zonder een ongezonde dosis wegkijken of identiteitspolitiek. De identiteitsstrijd op rechts is overigens ook niet te harden. Het is tijd dat we religieuze minderheden als volwaardige burgers zien en dus kritiek leveren waar nodig om ook in die lagen van de samenleving emancipatie te creëren. Het gaat om verheffen, om conservatieve stromingen tegen te gaan, zodat vrouwen en seksuele minderheden ook in minderheidsgroepen als gelijken worden gezien. Daar hoort een goede dosis kritiek bij en drukken waar het pijn doet, op zijn tijd. Deze culturele verheffing kan niet hand in hand gaan zonder sociaal-economische verheffing: de politiek moet ervoor zorgen dat het onderwijs voor iedereen beschikbaar is, het leenstelsel weer plaatsmaakt voor de basisbeurs, de huren omlaag gaan en het minimumloon omhoog.
Daar heb ik geen Henk en Henk bij nodig, en ook geen partij die niet op wil komen voor ‘mensenproblemen.’ Dat doe ik dan toch echt het liefste helemaal zelf, of met gelijkgestemden. Als een splinter in de politiek. Als een feniks die verrijst uit de as. Hoe het ook loopt, ik ben nog lang niet klaar met mijn politieke strijd.
Femke Merel van Kooten-Arissen