‘In 1985 stelde Italo Calvino zijn ‘zes memo’s voor het volgende millennium’ op: een serie lezingen die hij zou geven aan Harvard, over wat hij de belangrijkste literaire waarden voor de toekomst achtte. Hij stierf voordat hij ze kon uitspreken, en de laatste lezing bleef onvoltooid.’
Omdat we dit jaar precies even ver van de millenniumwisseling verwijderd zijn als Calvino toen, achtte De Gids het educatief zes lezingen af te drukken over deze memo’s, die zes schrijvers in maart ergens in Brussel uitspraken. De vorige keer besprak ik de eerste twee memo’s: die van Niña Weijers over ‘lichtheid’ en die van Peter Terrin over ‘snelheid’, waarin u leerde wat show don’t tell betekent en dat vlot geschreven boeken goed verkopen. Voor het geval u dacht dat er een verschil is tussen Das Magazin en De Gids: dat is er nauwelijks. De één is de schoolkrant van de schrijversvakschool, de ander is een papieren schrijfcursus. Een goedkope bovendien, maar in het geval van schrijfcursussen is dat misschien juist ethischer.
Twee schrijftips volstaan natuurlijk niet; om zelf schrijver te worden heb je er op z’n minst drie nodig. Gelukkig is Ann De Craemers tekstje over de memo ‘exactheid’ geheel in lijn met de eerdere twee. Exactheid = precies zijn in je beschrijvingen, dialogen, illustraties, enz. (lees ook Handboek Stijl (Peter Burger)hoofdstuk 3, paragraaf 2.1, cliché 15: schrijven = schrappen). Waren de eerste twee memo’s vooral gênant om te lezen, deze is ronduit beledigend: de lezer heeft een spraakprobleem en De Craemer is de logopediste die hem het woord ‘ar-ti-cu-le-ren’ leert. Hoewel, niet gênant? Ze begint haar stukje met ‘”De literatuur is het Beloofde Land waar de taal wordt zoals zij eigenlijk zou moeten zijn.” Het is een van de mooiste zinnen over taal die ik ooit heb gelezen, en ze komt uit de memo van Italo Calvino over exactheid in de literatuur.’ Hoe lang zou De Craemer hebben geschrapt voor dat dit in de rasp bleef steken? Het aangehaalde citaat is niet mooi – eerder pedant – en de rest is overbodig, want al verteld in de redactionele inleiding. Exactheid lijkt mij dat je geen woord teveel schrijft, maar dit waren al twee zinnen. Of: geen woord te weinig… De ‘Calvino bespreekt drie aspecten van exactheid, maar ik zal het alleen hebben over de exactheid van taal die hij bepleit.’ Welke twee we dan missen, vertelt ze niet, maar we weten tenminste hoevéél we missen. Ze vervolgt door exactheid (of 1/3e ervan) tot het definiërend criterium van literatuur te verheffen (de andere schrijvers hebben hier ook een handje van, ieder natuurlijk met zijn eigen onderwerpje – is veelzijdigheid wellicht het definiërend criterium van literatuur?). Exactheid scheidt literatuur van het gebrabbel. Oké, maar waarom is de literatuur dan zo plat tegenwoordig? En waarom zijn haar schrijvers niet eens slecht (Easton Ellis, Grunberg)? Geen idee, ze heeft het liever over Elsschot en Streuvels (die Calvino’s oma nog gekend hebben?). O, en we moeten vooral niet denken dat ze zo elitair is om de literatuur als redder van de taal te presenteren, want: ‘Ook non-fictieschrijvers stellen zich (…) die exactheidsvraag, dus exactheid in de taal is geen puur literaire aangelegenheid.’
Een memo over zichtbaarheid in literatuur, gaat over de beeldende kracht van literatuur, slechts bemiddeld door de geesteskracht, enz. Yves Petry verstaat zichtbaarheid als een etalagist. Zijn tekst is 1/3e langer dan de rest, maar die ruimte gebruikt hij voor zelf(feli)citatie (dus het is oké), afkomstig uit (hoe kan het ook anders) zijn laatste roman. Dit stukje tekst is zo geweldig luimig, dat we het maar integraal overgenomen tussen de advertenties hebben geplaatst. Graag gedaan, Yves, gratis en voor niets! Ook PC verstaat immers hoe belangrijk zichtbaarheid is voor de schrijverij tegenwoordig. Blader dus eerst even naar pagina 6. Tot zo!
(…)
–Nu de dijen rood zijn, is het tijd voor de wangen. Schamen moet u zich! Petry: ‘In hoeverre zoiets voor de lezer geloofwaardig is, hangt natuurlijk af van zijn of haar inlevingsvermogen en persoonlijke ervaring en doet hier niet te zaken.’ Kijk aan, Petry doet aan terugtiks! U heeft zojuist uw eigen gebrek aan inlevingsvermogen uitgelachen! Verdere diagnoses van het citaat: een verwijzing naar Spinoza’s Ethica; ‘heel logisch’; ‘een natuurbeschrijving’; een ‘weergave van een innerlijke toestand die in tegenspraak is met de chronologie van de zintuigen’; ‘een vorm van abstracte poëzie’; ‘een ontbranding van extase’; ‘een beleving van hart en hoofd die het getuigenis van de zintuigen overstemt’; en iets dat je ‘spiritueel of artistiek [zou] kunnen noemen’. Dat zichtbaarheid niks met geloofwaardigheid van doen heeft, is een loepzuivere duiding van het literaire klimaat van dit millennium tot nu toe. Goed dat ie het ook even demonstreert. Hij eindigt met een sneer naar de televisie, die terecht zou zijn als hij het over de onbemiddelde visuele kracht van literatuur had gehad, of als mensen überhaupt nog televisie keken.
Bij ‘veelvuldigheid’, denk ik aan een boek als Bonita Avenue, dat over heel veel gaat en toch één verhaal is. Jamal Ouariachi verblijft echter nog niet lang genoeg in Nederland om te snappen dat veelvuldigheid niet hetzelfde is als gelaagdheid (wat is hij eigenlijk? Chinees? Turks? Oeigoers?). Hij leert paleontologie voor een topografie-examen. Ik weiger zijn werk na te kijken.
De enige goede memo van de zes is die van Christophe Van Gerrewey over ‘consistentie’ (al had ik hier liever Niña Weijers aan het woord gehad, ik zou graag het verschil met consequentheid weten) Van Gerrewey geeft een latijnse definitie en laat aan de hand van Herman Melville’s Bartleby – het verhaal dat Calvino ook wilde gebruiken – zien dat zelfs hypocriete personages consistent kunnen zijn. Verhelderend. Maar was dan ook de onafgemaakte memo. Conclusie: de enige voorwaarde waarop een schrijver uit ons taalgebied nog een goed opstel kan schrijven, is als ie z’n thema uit z’n duim mag zuigen.