Vroeger, op de middelbare school, hadden wij een decaan. Een vriendelijke man met een borstelsnor bij wie je een beroepskeuzetest kon invullen. Als je opschreef dat je taal wel leuk vond dan werd het Nederlands, als je het niet zo goed wist Communicatiewetenschappen. Ik vraag me wel eens af waar Arnold Karskens op school zat. Want als je invult een overtuigd pacifist te zijn, dan word je toch geen oorlogsverslaggever?
Arnold Karskens gruwt van oorlog. Hij reist de wereld af met fototoestel, notitieblokje of cameraploeg zodat iedereen in Nederland kan zien hoe misdadig ons leger tekeer gaat. Andere journalisten zien die vergrijpen niet, of willen het niet zien. Karskens gelukkig wel. Dat komt omdat hij unembedded verslag doet. Vrij vertaald: hij trekt op een muilezel en met een baard uit de feestwinkel op zijn gezicht door Afghanistan en heeft daarom de bescherming van het leger niet nodig. Journalisten die gokken op het comfort van een humvee en kevlar vest zijn lafaards. Ze buigen voor het expansiezieke Nederlandse leger en tekenen slaafs hun stoere oorlogsverhalen op.
Vraagtekens plaatst Karskens nooit bij het feit dat hij al verschillende keren door Afghanistans meest gevaarlijke provincies is getrokken zonder ook maar één keer in de loop van een kalashnikov te hoeven kijken. Dat komt omdat hij een vriend is van het Afghaanse volk, of liever gezegd: de Taliban. Karskens zou eigenhandig een paar moskeeën kunnen slopen en in plaats daarvan feestelijk een dozijn meisjesscholen en een filiaal van de Trut openen, en dan nóg de populairste man van de Baluchi vallei zijn. In zijn vreemde dubbelrol als journalist en voorzitter van de stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden is hij de stem van het onderdrukte Afghaanse volk. Oorlogsmisdaden worden namelijk per definitie gepleegd door een leger. Nare mannetjes in uniformen met vlaggetjes erop. Wat de imam na werktijd doet, dat kan Arnold niet zoveel schelen.
Hij is een ombudsman voor de lokale bevolking. Omdat de meeste Afghanen weinig ervaring hebben in het schrijven van boze brieven, komt hij bij de mensen thuis om daar hun verhaal aan te horen. Van winkeliers in Tarin Kowt bijvoorbeeld, die vinden dat ze te weinig geld krijgen (inderdaad, niet verdienen, krijgen). Of van de plaatselijke gouverneur, een helemaal niet corrupte meneer die poseert met een gewond kind op schoot. Je zou bijna denken dat het een oorlogsgebied is. Dat deze zielige Afghanen al eeuwenlang succesvol buitenlandse bezetters het land uit vechten en ondertussen allerlei toffe nieuwe trucs zoals heroïne dealen en kindermisbruik hebben bijgeleerd, dat doet aan hun slachtofferschap niets af.
Laatst pleitte Karskens voor een onderzoek naar Marco Kroon, de kale bikkel die onlangs de Militaire Willemsorde kreeg opgespeld. De commando was omsingeld door de Taliban, wist zijn eenheid tegen alle kansen in veilig terug naar de basis te leiden en – omdat hij toch bezig was – een half regiment terroristen van een loden navelpiercing te voorzien. Maar ho! Tijdens alle commotie heeft Kroon gewonde talibanstrijders achtergelaten. Hij heeft ze eerst laten verzorgen en kwam toen tot de conclusie dat het allicht veiliger zou zijn om zo snel mogelijk naar de basis terug te keren. Zonder overbodige ballast dus. Karskens had waarschijnlijk liever gezien dat hij de gewonde terroristen eerst een pedicure had gegeven en vervolgens een taxi voor ze had gebeld. Maar zelfs dan had hij wel een reden gevonden waarom Marco Kroon zijn Willemsorde niet verdient. Al was hij vanuit zijn stamcafé in Den Bosch op een driewieler naar Darfur gereden om daar met een plastic zwaard en piratenkostuum de Janjaweed te verdrijven en aansluitend pannenkoeken te bakken voor de verdreven bevolking, dan nog zou Arnold Karskens sceptisch zijn over de temperatuur van het beslag.
Gelukkig heeft Karskens ook hobby’s. Een man moet zo af en toe ontspannen en de oorlogsjournalist doet dat door in zijn vrije tijd naar Duitsland te rijden om Nederlandse SS’ers te belagen met een camera. Elke keer dat ik hem met zijn gezicht nog rood van de Afghaanse zon een negentig jaar oud mannetje zie achtervolgen op zijn dagelijkse wandeling van de bakker naar huis, voel ik weer medelijden. Arnold Karskens is de enige persoon die in staat is om mij sympathie te laten voelen voor nazi’s. De reden dat hij zo geïnteresseerd is in het opjagen van bejaarde oorlogsmisdadigers, is dat hij uit een verzetsfamilie komt. Het is niet toegestaan om kinderen van NSB’ers verantwoordelijk te houden voor de denkbeelden van hun ouders, maar als je opa ooit eens een scheetkussen op de stoel van de sturmführer heeft gelegd dan mag je dat kennelijk tot in de lengte der dagen aandragen als verantwoording voor je ziekelijke obsessie met wapengekletter.
Net als zijn familie wil Arnold Karskens gewoon een held zijn. En omdat het Nederlandse verzet al niet meer bestaat gaat hij met vijfenzestig jaar vertraging op nazi-jacht of bekommert zich om landen waar men nog wel een verzetsbeweging kent. Dat die groeperingen meer gemeen hebben met het nazisme dan met het verzet, ziet hij in zijn enthousiasme over het hoofd. Zijn collega-journaliste Joanie de Rijke werd vorig jaar verkracht door de Taliban en schreef er een boek over. Arnold Karskens hoeft niet op een kussentje te zitten. Zijn verkrachting manifesteert zich niet door gedempt gehuil in een grot waar niemand hem kan horen, maar in de stukjes waarin hij ongewild zendingswerk verricht voor een club extremisten die zijn verzetsfamilie met liefde bestreden zou hebben. Bij sommige vormen van misbruik is penetratie geen vereiste.