Het vermoeden had ik al langer, maar nu weet ik het zeker: Alexander Pechtold is een dijk van een mensenmens. Ik kreeg een ongekend blij en positief gevoel, toen ik las met hoeveel warmte hij spreekt over de PVV’ers die hij opvoert in zijn nieuwe boek Henk, Ingrid en Alexander. Met deze doodsimpele, maar daardoor juist zo rake titel, lijkt hij te willen zeggen: ‘Ook mensen met een hele lage opleiding kunnen praten. En ik luister naar ze, omdat ik ze heel serieus neem, ook al zijn ze niet bepaald hoogopgeleid.’ Ook op de voorkant van het boekje draagt hij dit uit, drie silhouetten zijn er te zien, druk in dialoog, waarin men duidelijk Henk, Ingrid en Alexander zou kunnen herkennen. Een mooi gebaar van een mooi mens.
Pechtold maakt van de eerste 52 pagina’s gebruik om even over zichzelf te vertellen. Hierin staat nog geen interview, maar reflecteert hij op de politieke situatie in ons gekke koude kikkerlandje. Alexander Pechtold zou Alexander Pechtold niet zijn, als hij deze stroom van goed doordachte analyses niet zo nu en dan zou onderbreken voor een razend scherpe, meestal als kwinkslag geformuleerde vaststelling. Een die een beetje pijn doet, als een scherf van de spiegel die Pechtold de samenleving wil voorhouden. Bij de inleiding eindigt hij weer met zo’n knaller: ‘Het is die betrokkenheid die mij optimistisch houdt en hoop geeft dat we een stap verder komen als we met elkaar in gesprek blijven.’ Even voel je die ontregeling, het effect waar Pechtold op aanstuurt, maar dan komt het besef dat hij gelijk heeft.
Deel twee. Hier komen de interviews, met echte mensen, die midden in de maatschappij staan. Het mensenmens Pechtold kost het geen enkele moeite om dicht bij zijn onderzoeksobjecten te komen. Al in het inleidende stukje voor elk interview laat hij zien dat ondervrager en ondervraagde, politicus en burger, na een korte ontmoeting al geen vreemden meer voor elkaar zijn: ‘Gerard werkt bij het Spoorwegmuseum. Hij is 64 jaar en staat op het punt om met pensioen te gaan. We tutoyeren elkaar.’ Je ziet het voor je: Gerard en Alexander, twee mannen die samen de politieke realiteit bespreken, en het soms over heel andere dingen hebben. Gerard op de gemakkelijke stoel, Alexander op de bank. Het wordt zo informeel, dat Alex op een gegeven moment zegt: ‘Weet je wat, stel jij eens een vraag.’ Dat is Alexander Pechtold ten voeten uit. Hij wil graag de vragen stellen, maar hij is ook een man van antwoorden.
‘Joris heeft uitgesproken politieke opvattingen en houdt van het debat, zo blijkt al meteen als ik het gesprek rustig op gang probeer te brengen.’ Joris van Oetelaar (27) houdt een manege. Paarden en discussies, Joris is er verzot op: ‘Rutte is een goede premier. Ik heb liever zesenzeventig zetels voor de VVD dan voor de PVV. Of zesenzestig voor Rutte en elf voor Wilders. Je moet iemand hebben die aan de teugels trekt, zo zeggen wij dat in het paardenbedrijf.’ Hier treft Alexander Pechtold bijna een geest van gelijk kaliber, als het aankomt op beeldspraak en eloquentie. De interviewer komt op dreef en stelt op een gegeven moment de ingewikkelde vraag: ‘Zorg?’ Joris van Oetelaar moet over deze vraag even nadenken, maar zoals elke keer in dit interview weet hij er met een grote dosis scherpte op te reageren: ‘Ik heb geen zorg nodig. Ik ben nooit ziek. Het is wel duur, honderdveertig euro per maand.’ En zo is het maar net, Joris. Jij hebt geen zorg nodig. Waren er maar meer mensen zoals Joris van Oetelaar, die zo fatsoenlijk zijn om geen kanker te krijgen, je ziet het Pechtold denken.
‘Als de koffie op is, zorgt Robert dat er een goede fles rosé op tafel komt. De koffie, de koekjes en de rosé worden steeds gebracht door het meisje dat op de kinderen past. Na het gesprek ga ik met iedereen op de foto.’ De grootste valkuil voor een sociaal dier als Alexander Pechtold, zo iemand die met iedereen in een kamer gezet kan worden, is dat de gezelligheid de overhand kan nemen. Robert J. Reinders uit Hengelo, bijvoorbeeld, ontpopt zich als aangename vent. Leuk natuurlijk, maar er moet nog wel over serieuze zaken worden gepraat, ook al zijn die PVV-stemmers soms hartstikke leuke mensen om mee om te gaan. ‘Hou die balans, Alexander!’ moet zijn uitgever soms hebben geroepen. Met een beetje gemor zal Pechtold dan weer zijn teruggekeerd naar de orde van de dag.
Hoewel de mensen die Pechtold interviewt misschien niet altijd even intelligent zijn, probeert hij bij iedereen een overeenkomst met zichzelf te vinden. Dat is prachtig om te zien, niet alleen omdat het gesprek op zo’n moment even niet over politiek gaat, maar ook omdat de ondervraagde zich serieus genomen voelt. Een gesprek met Wim Eweg, juwelier te Badhoevedorp, levert zo fraaie taferelen op: ‘“Hoe staat het met de goudprijs?” vraag ik hem als hij binnenkomt. Als veilingmeester hield ik die ook dagelijks bij. “Dat weet ik niet precies. Hij is wat gedaald,” antwoordt hij.’ Zo blijft Alexander een beetje up-to-date, en blijft hij heerlijk dicht bij de belevingswereld van de juwelier.
Naar het einde van het boek wordt de spanning langzaam opgebouwd. Wat gaat Alexander Pechtold concluderen, wat zal hij gaan zeggen? Jeffrey Pol is de laatste ‘Henk’, voordat een beknopte samenvatting wordt gegeven van wat alle Henken en Ingriden hebben besproken met Alexander. Zij die bang zijn voor stevige uitspraken zijn bij de conclusie, evenals bij de inleiding, aan het verkeerde adres. Onder de titel ‘Het moet maar eens gezegd worden’ wordt de lezer getrakteerd op een royale portie pittige duiding. Al bij de eerste zin is de toon gezet. ‘Henk en Ingrid bestaan niet.’ In de 37 pagina’s die daarop volgen legt hij uit waarom, met als laatste uitspatting: ‘Alleen door het democratische debat scherp en met lef te voeren, met respect voor elkaars opvattingen en idealen, komen we uit de houdgreep van het populisme.’ Dat is nog eens stof tot nadenken.
Alexander Pechtold, Henk, Ingrid en Alexander, Bert Bakker € 14, 95