Iedere vrijdagmiddag fietst Hans Aarsman naar het PCM-gebouw. Daar kruipt hij achter zijn beeldscherm om de nieuwsfoto’s van die week door te nemen. Zo’n twintigduizend foto’s passeren zijn beeldscherm, vijfhonderd daarvan komen in een speciale map en van die vijfhonderd foto’s kiest Aarsman er slechts één uit om een stukje bij te schrijven en tot zijn sacrale Aarsman Collectie in de Volkskrant te behoren. Zogezegd klinkt het als een magisch ritueel, maar laten we eerlijk zijn: Aarsman heeft twintigduizend foto’s nodig om er één interessante uit te pikken. Dan ben je geen genie, dan kan je gewoon slecht kijken.
Aarsman is schrijver en fotograaf. Hij was onder andere fotojournalist voor Trouw en De Groene Amsterdammer. Hij bracht meerdere fotoboeken uit en schreef daarnaast romans en toneelstukken. En tegenwoordig heeft hij dus elke donderdag zijn eigen hoekje in het kunstkatern van de Volkskrant, de Aarsman Collectie. Daarnaast is Aarsman de enige bekende Nederlander met een gekke achternaam zonder dat iemand daar grappen over maakt.
In Ik zie ik zie, Aarsmans nieuwste fotoboek, zijn de mooiste afleveringen uit de Aarsman Collectie gebundeld. Aarsman ziet dingen die anderen niet zien, zegt men. In de bundel laat Aarsman steeds een foto zien, zoomt in op één detail en schrijft daar zijn stukje omheen. Op een foto van een jongetje met een soldaat valt zijn oog op het schoentje van het jochie dat de laars van de soldaat raakt; op een jachtfoto van Bush ziet hij als eerste de vlekken in diens jaszak; op een foto van Gérard Depardieu en de borsten van Sophia Loren ziet hij, nu ja, vooral de borsten van Sophia Loren.
Aarsman ziet wat niemand anders ziet. Niet omdat Aarsmans hersenen en ogen op bijzondere wijze aan elkaar verbonden zijn, nee, maar omdat iedereen op een foto dingen ziet die anderen niet zien. Eén foto zegt meer dan duizend woorden, daar zit Aarsmans geluk: de stukjes die hij voor zijn Collectie schrijft, hoeven niet langer te zijn dan driehonderd woorden. Voor zo’n scherpe observatie hoef je je heus niet per se door twintigduizend foto’s heen te werken. Hetzelfde kan gedaan worden met een eenvoudige foto van je vakantie:
De jongen is duidelijk tegen zijn zin in de groente van zijn bord aan het eten. Schaamt hij zich als de serveerster ziet dat hij eten heeft laten staan? Gezien de tekst ‘zagloba’ op de achtergrond is de foto genomen in een Oost-Europees land. Schaamt hij zich des te meer omdat dit land waarschijnlijk minder welvarend is dan het zijne? Voelt hij zich daarom verplicht de groenten op te eten? Of leg de focus op de dames op de achtergrond. Zij nemen de menukaart door, om misschien zo ook wel aan tafel te gaan. De rechter mag beslissen: de linker kijkt haar onzeker aan en wacht op goed- of afkeuring. Of richt je op de borden op de voorgrond: zij staan dicht bij de jongen. Zitten er meer mensen aan de tafel? Is de tafel zo klein? Eet de jongen met extra tegenzin door omdat zijn vrienden hun bord al leeg hebben? Wil hij zich bewijzen tegenover zijn vrienden?
Dat dit fotobijschrift volzit met vraagtekens is geen toeval: Aarsman stelt meer vragen dan de PVV-fractie op LOI-cursus filosofie. Want Aarsman ziet niet alleen dingen die anderen niet zien, Aarsman verzint dingen die anderen niet verzinnen. Over een man die tijdens een overstroming twee kinderen optilt: ‘Waar komt vader eigenlijk vandaan en waar gaat hij met ze naartoe? Van school gehaald, van de crèche, van oma, bij vriendjes gespeeld? Water lijkt het grote probleem bij overstroming, alles en iedereen nat. Voedsel doorweekt, mensen verdronken, hele stukken land weggespoeld. Dat zijn de vertrouwde beelden. Maar wat zou er in de riolen gebeuren als alles onder water staat? Zou de derrie niet door de putjes omhoogborrelen? De wc doortrekken is er niet meer bij. Waar laat iedereen zijn behoefte?’ Te midden van al die vragen heb ik in Ik zie ik zie één scherpe zin kunnen ontdekken, over een rij keurig opgestelde overlevenden van de Tweede Wereldoorlog, die in Auschwitz de paus ontmoeten: ‘Kom je na al die jaren in Auschwitz terug, moet je wéér in de rij staan’.
De teksten zijn dus niet de reden om Ik zie ik zie te kopen, de beelden ook niet. Het is hooguit de combinatie van de twee: je kan een half uurtje wat plaatjes kijken als je geen zin hebt om te lezen, of je kan lezen als je geen zin hebt om plaatjes te kijken. En heel misschien valt je dan iets op dat niemand anders op is gevallen: Aarsman, wat een gekke naam eigenlijk.
JV
Ik zie ik zie, De Aarsman Collectie. Uitgeverij Podium, Amsterdam. €19,50.