BoomkleverOp het moment dat je een klein beetje gestoord bent vinden mensen je leuk. ‘Met hem kun je altijd wel wat beleven’, wordt er dan gezegd. Als het niet te vaak tot situaties leidt waarin publieke ruimtes met poep besmeurd worden is het een welkome afwisseling op de dagelijkse sleur. Als je een tikkie gekker bent wordt daar al minder enthousiast op gereageerd. Dan mag je hooguit een keer bij Man bijt Hond je verhaal doen of heet je Gonny van Oudenallen. Maar als je echt elke realiteitszin verloren hebt en in je eigen sprookjes bent gaan geloven, mag je aanschuiven bij Twan Huys in Nova.

‘Wat een gek tijdstip voor KRO-kindertijd’, denk ik op het moment dat Prinses Irene van Lippe – Biesterfeld haar relaas afsteekt over hoe we ons hebben losgemaakt van onze natuurlijke habitat. De Koninklijke tongval in combinatie met het kinderlijke, onbegrijpelijke sprookje van Koningin Nobel doen Twan smelten. Zichtbaar geïnteresseerd in de denkbeelden van Irene durft Twan te stellen dat Irene ooit werd afgeserveerd als bomenknuffelaar, maar dat haar ideeën inmiddels aan de orde van de dag zijn. Hij vraagt haar nog net niet of ze door het smelten van de poolkappen het water aan de Lippe heeft staan. Irene glimt. Twan vraagt door naar haar nieuwe boek.

Leven in verbinding heet het laatste werk van de prinses, waarin lezingen en dialogen staan opgetekend die ze voerde met professor Schouten. Hij studeerde biologie, vergelijkende godsdienstwetenschappen, oosterse filosofie en Keltische taal- en letterkunde. En dat is maar goed ook, want alleen met die specifieke kennis kun je iets begrijpen van Irene’s ideeën en minstens net zo wollig zijn als de wenkbrauwen van Gert Leers.

Het eerste hoofdstuk opent met ‘Ik vind het heerlijk om een vrouw te zijn’. Mannen staan namelijk niet meer in contact met de natuur en hebben ons geleid naar de crises die we anno 2010 kennen. Inderdaad, mannen baren geen kinderen, maar een kort bezoek aan de Odeon op vrijdagavond laat zien dat mannen in de paartijd weldegelijk binnen korte tijd collectief terugkeren naar de tijd van jagers en verzamelaars.

Desalniettemin, we moeten allemaal terug naar de natuur. De oplossing is in theorie eenvoudig: vrouw zijn. Vrouw zijn is dicht bij je eigen natuur staan. Vroeger gingen vrouwen bij elkaar op de aarde zitten als ze menstrueerden. Ze menstrueerden trouwens meestal bij volle maan. We zijn losgeraakt van de natuur, van de natuurlijke cycli en daarmee een deel van onszelf. Het wordt in het boek langzaam maar zeker duidelijk hoe Irene dat dan voor zich ziet. Bij volle maan komen we samen. Mannen en vrouwen door elkaar, midden in het bos. We mediteren hand in hand en schrijven dennennaaldgedichten in het mulle zand, terwijl de menstruatie gestelpt wordt door inlegkruisjes van berkenschors en tampons van veenmos. Daar zitten we dan, in verbinding, en huilen we naar de maan als wolven. Irene noemt dit soort dingen ‘magic moments’. Ik vermoed een andere, meer aardse magie en denk aan die ene keer dat een vriend na wat paddenstoelen er van overtuigd was dat mijn buurman wel iets van Frank Masmeijer weg had.

Het wordt hoe langer hoe gekker in het boek. De toekomst van de wereld ligt zeker ook in jouw vrouwenhanden, zegt Irene. Daar slaat ze plank écht mis. Ik heb helemaal geen vrouwenhanden. En als ze al vrouwelijk zijn, dan komt dat door mijn fraai verzorgde nagelriemen.

Irene is er heilig van overtuigd dat er leven is na de dood. Op het moment dat de mens tekenen van zwakte toont en niet meer verder wil moet men niet moeilijk gaan doen over levensbeëindiging. Neem dan een voorbeeld aan de Inuit, die wanneer een zwakke oudere niet meer genoeg vis vangt, hem achterlaten op een ijsschots en laten afdrijven. Dat prachtige volk snapt het tenminste nog, die verhoudingen van het recht van de sterkste. Als Irene nu op zijn minst een beetje consequent was geweest dan had ze bij moeder Juliana al een jaar of vijftien eerder een pil van Drion door de kaviaar op toast gepureerd.

Leven in verbinding had kunnen volstaan met alleen de titel, want het argument, ‘we zijn de verbinding kwijt met de natuur’ komt in praktisch elke zin terug. Maar helaas, de lezer wordt verveeld met de eindeloos slijmerige dialogen tussen de twee partners in crime, die vervuld zijn met de wederzijdse lofuitingen voor hun absurde, dogmatische gedachtegoed. Constant wordt benadrukt dat het Irene gaat om ‘mens-zijn’, ‘je leven léven’, ‘schepper zijn’ en dat het belangrijk is dingen ‘een plekje te geven’. Ik dacht dat dat laatste alleen maar voorkwam in dat boekje van Paulien Cornelisse, maar er zijn dus echt mensen die daar iets mee bedoelen.

Irene staat al jaren bekend als die ene van de Koninklijke familie die met bomen praat. Dat is niet waar, het is inmiddels veel erger. De titel van Irene’s vorige boek In dialoog met de natuur werd volgens haar door de ‘onttoverde wereld’ verkeerd geïnterpreteerd. Haar les is dat we zuiniger om zouden moeten gaan met alles. We moeten duurzaam eten, produceren, rijden. ‘We staan op een kruispunt’, zegt Irene. En daar heeft ze volledig gelijk in. Een kruispunt waar zo’n enorm energiezuinige hybride Toyota Prius met vastzittend gaspedaal in volle vaart overheen zou moeten denderen.

Felkert van der Lauw

Irene van Lippe – Biesterfeld Leven in verbinding, Uitgeverij Ankh van de Hermes House Band, Deventer, € 19,90

Archief