Mijn haar is lang is alweer de vijftigste roman van Herman Brusselmans. Andere schrijvers zouden over zo’n oeuvre, mits ze niet tussentijds doodgaan, twee eeuwen doen. Tot voor kort hupte ik elk halfjaar braaf naar de boekwinkel om zijn nieuwste in huis te halen. Tot nummer negenenveertig. Dat was toen de twijfel toesloeg.
Brusselmans is de schrijver met de hoogste grapdichtheid, maar met de minste fantasie. Al zijn boeken gaan over een langharige, kettingrokende schrijver met lang haar die driehonderd pagina’s lang door Gent kuiert en slechts halt houdt voor een toevallige befpartij of negermop. Je zou kunnen stellen dat het een hele prestatie is om vijftig boeken te schrijven over het territorium tussen de slaapkamer en de dichtstbijzijnde buurtsuper. Maar om nummer negenenveertig dan ook nog Een dag in Gent te noemen, dat ging mij te ver. Teleurgesteld in zoveel literaire luiheid, kondigde ik terstond een boycot af. Ik zou het pas weer proberen als hij bijvoorbeeld een roman zou schrijven over een man met semi-lang haar die een weekendje naar Knokke gaat. Het grote probleem van schrijven over jezelf is dat mensen het personage en de schrijver op een gegeven moment niet meer van elkaar kunnen onderscheiden. En daar wringt het.
Herman Brusselmans is namelijk niet de überseksuele seriebeffer die we aantreffen in zijn romans. Beffen doet hij al decennia maar bij één vrouw, dus om zichzelf bij elk denkbare gelegenheid voor te stellen als de beste beffer van Vlaanderen is niet alleen een tikkeltje voorbarig, maar nog ondemocratisch ook. Een studiegenote van me interviewde hem ooit. Brusselmans was stipt op tijd en antwoordde beleefd op alle vragen. Hij gebruikte een onderzettertje, sprak ondanks de dertig jaar leeftijdverschil netjes met twee woorden en het scheelde niet veel of hij had aangeboden om te helpen met de afwas. Laat Jimi Hendrix alleen achter in een kamer met een gitaar en hij speelt een liedje. Zet Befkoning de eerste in een kamer met een mooie vrouw en hij complimenteert haar met het theeservies. Nadat ze hem had bedankt en de deur had uitgezet, hoorde ze een paar minuten later alsnog geklop. Herman was vergeten zijn telefoonnummer achter te laten, voor als ze nog vragen had. Hij bedoelde het niet eens dubbelzinnig.
Een goed glas whisky had de sfeer allicht was losser kunnen maken. Dat zal helaas niet gaan, want ergens in de jaren negentig heeft Herman drank al afgezworen. Tegenwoordig zinspeelt hij zelf openlijk over stoppen met roken en als het hek van de dam is, moeten we niet vreemd opkijken als Brusselmans zich inschrijft voor een klasje aquarobics. Andere schrijvers debuteren veelbelovend, raken in het wereldje verzeild en eindigen uiteindelijk met een levercirrose die zwaarder weegt dan hun verzameld werk. Brusselmans heeft een omgekeerde levensloop. Hij begon als een zuipend, rokend en neurotisch wrak en sterft ergens kort na zijn honderdvijftigste roman neuriënd terwijl hij de baarmoeder weer probeert binnen te kruipen omdat iemand hem heeft vertelt dat zich daar een stengel bleekselderij bevindt.
Een antiheld is Herman Brusselmans allang niet meer te noemen. Zijn media-optredens zijn altijd leuk en veel talrijker dan de paniekaanvallen van weleer. De eenzaamheid is vervangen door societyvrienden, Mijn haar is lang is de eerste Brusselmans waarin de woorden ‘Matthijs’, ‘van’ en ‘Nieuwkerk’ vaker voorkomen dan ‘flurk’ en ‘snokken’. Was deze vlotte jongen nog wel het idool dat ik ooit verafgoodde? Moest ik niet een ander zoeken, iemand die misschien niet zo goed kon beffen maar dat compenseerde met een rijke fantasie en veelzijdige personages? Mijn boycot gaf het antwoord. Ik kon geen boekwinkel voorbij lopen zonder een malend schuldgevoel. ’s Nachts hoorde ik zijn stem in mijn slaapkamer. ‘Roede,’ fluisterde hij, ‘pruim’, ‘flamoes’. Kleine woordjes, grote gevolgen. De serieuze literatuur op mijn nachtkastje kon de heimwee naar poep- en piesgrappen nooit wegnemen. Leven zonder Herman, het lukte me niet.
Mijn haar is lang is wat je ervan mag verwachten. Brusselmans moet nodig naar de kapper maar voordat hij zijn doel bereikt, verleent hij eerste hulp door aan de lul van een hartpatiënt te voelen, bezoekt hij verjaardagen van tienjarige Bulgaarse meisjes en spreekt hij de wens uit om Yolanthe Cabau eens te mogen beffen. Origineel? Best wel, ik ken maar negenenveertig andere boeken met dergelijke grappen. Zijn boeken zijn als een buffet waar men onbeperkt grote borden met banaliteit kan volscheppen. En verzadigd raken, dat doe je eigenlijk nooit. Het zijn passages als deze die me elke keer weer verleiden tot het kopen van zijn boeken:
‘Ik bezorgde haar een orgasme van dertien in een dozijn, likte haar kutvocht van mijn lippen, stak een sigaret op, neuriede een liedje van Nico Haak & de Paniekzaaiers, liet een scheet, liet nog een scheet, liet nog een scheet, en liet nog een scheet, en vroeg aan Lina: ‘Hoeveel scheten heb ik gelaten?’ ‘Drie,’ zei ze. ’Fout!’ riep ik. ‘Het waren er vier!’
Is dit literatuur? Daar kan over gediscussieerd worden. Vast staat in ieder geval dat Herman Brusselmans nooit zal vervelen. Of hij in zijn boeken door Gent loopt of door Kaapstad, zijn personage Herman heet of Papa Bouba Diop, hij treurt om zijn overleden hondje of zijn terminaal zieke giraffe: de schaterlach is de gracieuze muze die nooit van zijn zijde wijkt. Het spijt me dat ik ooit aan hem heb getwijfeld. Herman Brusselmans is de beste schrijver ooit. En iedereen die anders beweert, krijgt van mij subiet een paar muilperen voor zijn bakkes.
Herman Brusselmans
Mijn haar is lang
Prometheus, € 17,95