Ooit had ik een held, die held was Joost Prinsen. Niet omdat hij de lichaamstaal van Jan Mulder stijlvol wist te combineren met het stemgeluid van Don Corleone, maar omdat ik niet wist wat het was dat Joost Prinsen nu precies deed. Dacht ik dat hij acteur was dan bracht hij weer een boek uit, las ik een van zijn columns dan herkende ik zijn stem die avond nog in een reclame van TNT. Die veelzijdigheid had iets mysterieus, iets onbereikbaars ook. En elke week mocht hij in Met het mes op tafel zijn eigen, in Joosts geval valse, a-ritmische, draai geven aan enkele klassiekers uit de popgeschiedenis. Als je daar keer op keer mee weg kan komen, zo redeneerde ik, dan moet je een hele grote zijn.
De eerste keer dat ik Joost Prinsen in levenden lijve tegenkwam, was op de Jaap Edenbaan in Amsterdam. Ik moet een jaar of acht geweest zijn. Met blaren op mijn voeten en een Fries mutsje op mijn hoofd (zo-een die Friezen stiekem alleen dragen als zij over de grens van hun provincie komen) schaatste ik richting mijn vader. Het was mijn laatste rondje en ik was doodop. Achter mijn vader stond ie, Joost Prinsen. Met zijn half verstaanbare stem gromde hij: ‘Kom op jongen.
Nog één rondje. Voor mij.’Aan de blik in mijn vaders ogen kon ik zien dat ik geen keuze had: ik moest door. Ik reed nog één rondje, voelde een blaar openspringen, maar verbeet de pijn. Voor Joost. Dit rondje was voor Joost. Na het rondje zou hij me opvangen in zijn armen en omhoogtillen. Ik zou even het meest trotse jongetje van de wereld zijn. Helaas. Bij mijn terugkomst was Joost verdwenen. Terugkijkend denk ik dat mijn bewondering daar ontstaan is. Zomaar verdwijnen, dat kunnen alleen superhelden.
Maar Joost Prinsen is teruggekomen. Omroep MAX wil volgend televisieseizoen Met het mes op tafel gaan uitzenden. Het programma past perfect bij de doelgroep, zegt MAX-voorzitter Jan Slagter. Die opmerking snapte ik niet. Wat is de MAX-factor van Met het mes op tafel? Toch niet de matige covernummers, de rokerige sfeer of de kleine geldbedragen die te winnen zijn? Pas toen besefte ik wat aan Met het mes op tafel zo goed bij de doelgroep past: dat is Joost Prinsen zelf.
Alles viel op zijn plaats. Ik wist wat Joost Prinsen, naast acteur, columnist, schrijver, zanger en presentator in de eerste plaats was: oud. Hij hoorde niet bij de paar mensen die kunnen doen wat zij willen wanneer zij willen, mensen die ik bewonder, maar in een heel ander rijtje: tussen Loretta Schrijver, Sybrand Niessen, Martine van Os en nog meer Sybrand Niessen.
In ging terug in mijn herinneringen, naar alle keren dat ik Joost Prinsen had mogen ontmoeten: dertien jaar terug op de schaatsbaan, acht jaar daarna bij een toneelvoorstelling, vorig jaar in theater De Engelenbak. Het waren ontmoetingen die één ding gemeen hadden: in alle drie herinnerde ik me Joost Prinsen vooral als een oude man. Zijn krakerige stem, gebogen loopje en houterige motoriek, dat was niet ‘karakteristiek’, leerde ik nu, nee, dat waren kenmerken van ouderdom. Mijn Joost was de vertegenwoordiger geworden van dat deel van Nederland bij wie poepresten niet alleen sporadisch voorkomen ín de wc, maar er ook op, onder, boven en in de naastgelegen wasbak, prullenbak en op de kraan van de douche. Dat laatste weet ik, want ik heb ooit twee weken kamers mogen schoonmaken in een verzorgingstehuis.
Ik wens Joost veel succes toe bij MAX, waar hij zijn laatste rondjes mag rijden. Ik zal niet bij zijn eindstreep staan.