Er zijn volwassen mannen die dromen van kleine meisjes. Onderbelicht blijft vaak dat er ook kleine meisjes zijn die dromen van volwassen mannen. Niet zomaar mannen: prinsen. Welk klein meisje heeft er niet over gefantaseerd om later een lieve, rijke prins te trouwen met een groot wit paard en een eigen kasteel? Maar wat moet je als je al geboren bent als een prinsesje? Prinses Margriet loste het creatief op. ‘Ik trouw een burgerlul,’ wist ze al vroeg. ‘Ik trouw met Pieter van Vollenhoven.’
Ik vermoed dat Pieter van Vollenhoven als kind ook al wist dat hij een prinsesje wilde trouwen. Zulke ideeën krijg je niet aan de Rapenburg tijdens het zooien, die zitten er al vroeg ingebakken. Zijn vriendjes speelden waarschijnlijk cowboy en indiaantje terwijl kleine Pieter zich terugtrok om zijn haar in een vorstelijke scheiding te kammen en alvast zijn tafelmanieren te oefenen. Als het gezin van Vollenhoven een dagje naar het strand ging dan bouwde hij de hele dag zandkastelen en groette voorbijgangers met een lichte buiging. Op school stond hij erop dat hij met excellentie werd aangesproken en zijn eerste vriendinnetje maakte het uit kort nadat hij haar verzocht om haar vlecht uit het zolderraam te hangen zodat hij naar boven kon klimmen. Een gedegen voorbereiding, en het wekt dan ook geen verbazing dat van Vollenhoven in zijn opzet geslaagd is. Althans, bijna dan.Koningin Juliana zag geen heil in de relatie. Het voetvolk mocht best blijven logeren op het Loo, maar dan wel in het bediendeverblijf of languit liggend in de paardentrog. Toen bleek dat Pieter van Vollenhoven een blijvertje was, zorgde ze er hoogstpersoonlijk voor dat hij nooit een adellijke titel zou bemachtigen. Je kunt haar dat moeilijk kwalijk nemen. Als je andere schoonzoon, Claus, bij de Hitlerjügend heeft gezeten dan kun je daarna toch moeilijk genoegen nemen met iemand die in het beste geval twee kookinsignes van de lokale scoutingvereniging op zijn borst kan spelden. Juliana verwoestte hiermee meer dan een jeugddroom, ze ontmantelde een lotsbestemming. Wat kan iemand nog die maar één doel kent in zijn leven? Hem restte slechts acceptatie, zich schikken in het lot dat de hoogst haalbare adellijke titel die van prins carnaval was.
Toch lukte het van Vollenhoven wonderwel om wat richting te geven aan zijn leven. Hij besloot iets te doen wat typerend is voor mensen die het allemaal niet meer weten: andere mensen helpen. In zijn geval door voorzitter te worden van de onderzoeksraad voor veiligheid. Een baan waar hij de hele dag rampen mag oplossen en in verkoolde airbussen mag rondhangen. Een baan ook, waar hij goed in is.
In Apeldoorn was hij al ter plaatse voordat Karst T. zijn Suzuki ook maar had opgeschakeld voor de slechtst gedocumenteerde dragrace sinds The Fast and The Furious: Tokyo Drift. Normaal gesproken worden mensen die overal als eerste ter plaatse zijn om stukjes orgaanvlees tussen de carrosserie vandaan te peuteren ramptoeristen genoemd. Van Vollenhoven wordt aangesproken met meneer de voorzitter. Net zoals meisjes die prinsen trouwen golddiggers genoemd worden en jongentjes die prinsessen trouwen professor.
Rondhangen op rampplekken is niet de enige morbide fascinatie van Pieter van Vollenhoven. In 1989 al richtte hij het fonds slachtofferhulp op. Een sekte van mensen die hun dag doorbrengen met het stalken van mensen die iets ergs hebben meegemaakt of iemand zijn kwijtgeraakt. Mocht u ooit een buurman hebben gehad die een judoleraar had die een vrouw kende die een loensende teckel had die over een bananenschil was uitgegleden, dan heeft u vast al eens zo’n type aan de deur gehad. Men gaat er bij deze organisatie van uit dat u liever niet getroost wordt door vrienden of familie, maar door een mensenmens met een opgerolde Psychologie Magazine onder zijn arm. Ik vraag me wel eens af hoe dat troosten in zijn werk gaat. Zouden ze bijvoorbeeld een mop vertellen, en mag het dan ook een schunnige zijn? Vertellen ze aan iemand die zijn vrouw is kwijtgeraakt dat ‘er meer spekjes in de boerenkool zitten’, en werkt dat ook bij kinderen? Zelf kan ik me niet voorstellen dat een lid van het koninklijk huis mij ooit zou kunnen opvrolijken, tenzij met de mededeling dat ik een kwartiertje op Maxima mag natuurlijk.
Pieter van Vollenhoven is het ultieme voorbeeld van wat er gebeurt als je mensen buitensluit. Hij doet wat alle verstotenen doen: imiteren. Net als alle andere leden van het koningshuis bemoeit hij zich met dingen die hem helemaal niet aangaan, laat hij zich bejubelen op feestdagen en creëert een compleet arbeidsbureau aan verzonnen baantjes voor zichzelf. Hij schurkt met zoveel enthousiasme en toewijding tegen het vorstenhuis aan, dat de meeste mensen het verschil niet meer zien. Van Vollenhoven is doorgeslagen. Als je de zeventig gepasseerd ben en financieel onafhankelijk, dan spreekt men niet langer van werk maar van hobbyisme. Hij vindt het leuk om een rampplek te bezoeken, en nog veel leuker om op audiëntie te gaan bij de slachtoffers. Ongetwijfeld draagt hij ook kleine flesjes bij zich waarmee hij hun tranen opvangt. Die bewaart hij voor speciale gelegenheden, wanneer hij ze met een mooi kaasje en wat jonge jenever soldaat maakt. Pieter van Vollenhoven minacht het volk in de beste traditie van de monarchie.
Het helpt hem vergeten, vergeten dat hij de kikker is die nooit tot prins gekust zal worden. Dat Johan Vlemmix hoger in de lijn van troonopvolging staat en hij alleen in de gouden koets mag als hij de dienstdoende marechaussee een handjob geeft. Het is een treurig bestaan. Ik hoop dat hij bijtijds tot de conclusie komt dat het anders kan, hij geen titel blieft om een zinvol bestaan te leiden en alsnog op zoek gaat naar een echte baan. Het is nooit te laat om cowboy of indiaan te worden.
StB