benedictusGeschoolde lezertjes kunnen het zich waarschijnlijk slecht voorstellen, maar er zijn mensen die nog nooit met een fatsoenlijke Latijnse tekst in aanraking zijn gekomen. Zij denken dat het Latijn (INDERDAAD, ZONDER ‘S’ OP HET EIND) zich beperkt tot kreten als ‘virus’, ‘basis’, en ‘trauma’. Dit is armoede in de puurste vorm, en de toekomst ziet er dan ook weinig rooskleurig uit. Wie leest er bijvoorbeeld nog een lijvig leerdicht?

Van scheidend kerkvader Benedictus kan men veel zeggen. Men kan bijvoorbeeld volhouden dat het een nazi geweest is. Men kan vaststellen dat hij een broertje dood heeft aan homo’s. Maar dat is de crux niet. Het kan de paus onmogelijk verweten worden dat hij het Latijnse probleem sinister (links) heeft laten liggen. Hij heeft zich altijd ingezet voor het populariseren, of zelfs vulgariseren van de Latijnse taal. De bovengenoemde armoede, daaraan is hij allerminst debet. En hij had dan misschien iets tegen homo’s, hij kende in elk geval de Latijnse vertaling van het woord. En niet alleen dat, hij was ook up-to-date: hij wist dat als je in het Vaticaan naar een carwash zocht, dat je dan naar de ‘autocinetorum lavatrix’ moest vragen.

‘Pro Dei amore Latinam linguam discite!’ roept Benedictus XVI altijd door de gangen van het Vaticaan. Dat betekent zoveel als: ‘Voor de liefde van God, leer Latijn.’

De Papa moet zich eenzaam hebben gevoeld toen hij bedacht dat veel mensen woorden als ‘quadringentesimus’ of ‘colloquium doctum’ niet eens konden spellen. Hij moet zich moedeloos gevoeld hebben wanneer mensen dachten dat ‘incoh.’ een afkorting was voor ‘incoherent’, in plaats van ‘incohativum’. En hij moet ongelukkig zijn geweest wanneer hij zich realiseerde dat men liever Ramsey Nasr in de boekenkast had staan dan Ovidius. ‘Die Romeinen deugden niet, ze deden het met kleine kinderen,’ is een veelgehoord bezwaar. Alsof Ramsey Nasr het niet met kleine kinderen doet.

Natuurlijk maakte Benedictus zelf ook wel eens een foutje, zeker als het op naamvallen aankwam. Als de avond viel, en de wijn in de man was, dan ging het nog wel eens fout, en maakte hij van een plaatsbepaling een bezitsbepaling. Maar de paus probeerde het tenminste nog. De meeste Nederlanders doen niet eens een poging om aan de keukentafel een goed gesprek met elkaar te voeren in het Latijn. Het is typerend voor de Nederlandse mentaliteit: we willen graag de mooiste gedichten schrijven wanneer de Sint in het land is, maar bij het zien van deze reeks — — / — — / — — / — ∪ ∪ / — ∪ ∪ / — ∪ reageren mensen alsof ze een Japanse haiku voorgeschoteld krijgen in plaats van een geschematiseerde voorstelling van het lievelingsmetrum der Romeinen. Die mensen denken waarschijnlijk dat de dactylische hexameter een darmziekte is, in plaats van de meest gebruikte versvoet bij gedichten uit de Oudheid.

De situatie is, kunnen we concluderen, schrijnend. Als we dode mensen, of zelfs dode huisdieren, net zo snel zouden vergeten als dode talen, dan zou er schande van worden gesproken, maar nu lijkt het niemand iets te kunnen schelen. Niemand, behalve Benedictus XVI. Hij was een fanaticus op alle fronten. Benedictus droomde in het Latijn, sprak Latijn, las Latijn (Tsjechov ga je toch ook niet in de vertaling lezen?) en uiteindelijk twitterde hij ook in het Latijn. Hij richtte een Latijn-Academie op, en deed op alle mogelijke manier zijn best om de mensen te overtuigen van de schoonheid van deze prachtige taal. Maar het heeft allemaal niet mogen baten. Zelfs als hij in het neo-Latijn begon, een hippe variant die onder wetenschappers in de zeventiende eeuw in zwang raakte, werden maar weinig mensen er wild van. Het neo-neo-Latijn was nu, door de paus, bezig met een bescheiden opmars. Iedereen kon het er wel mee eens zijn dat ‘covergirl’ toch wat goedkoop klinkt, als je zo’n dame ook een ‘exterioris paginae puella’ kunt noemen.

Dat de paus wel enthousiast is gebleven over deze wonderlijke taal is logisch. In zijn omgeving, het Vaticaan, werden überhaupt al veel Latijnse bijspijkercursussen gegeven, al in de tijd van Johannes Paulus II. Latijn was daar gezellig: ambtenaren belden elkaar op, gewoon om even Latijn met elkaar te kunnen spreken. En als er een brief werd geschreven, dan gebeurde dat natuurlijk al helemaal in het Latijn. Schrijven zegt meer? Latijn zegt meer.

Naast de lol van het communiceren is er natuurlijk ook de lol van het kennen, en van het leren. Als rechtgeaarde gymnasiast heb ik altijd een gevoel van mededogen moeten onderdrukken richting de dolende zielen die het atheneum volgden, of sommigen die het nog slechter getroffen hadden. Zij leerden slechts overbodige zaken. Congrueren is een feest, maar deze mensen hebben het moeten missen. Joost Zwagerman kan van alle Nederlanders het mooist uitdrukken wat het belang van leren is, van geestelijke groei: ‘Kennis is geluk’, zei hij, en hij maakte er meteen een boektitel van.

De komende jaren zullen cruciaal zijn voor het voortbestaan van het Latijn. Er gaan geruchten dat een Afrikaan het stokje over zal nemen. In dat geval moeten we het ergste vrezen: hebt u wel eens een Afrikaan fatsoenlijk Latijn horen spreken?

Archief