Schattepetatje-bobbronshoffVraagt de PC mij een bijdrage te schrijven voor dit nummer, mag het over alles gaan, behalve paarden. Terwijl ik nou net zo’n zin had om over paarden te schrijven, in het bijzonder de liefhebsters van paarden.

Het zijn immers in de regel hebsters en niet hebbers die paarden lief hebben. Waarom, dat was mij tot mijn eerste studentenjaren niet duidelijk. Ik dacht dat het iets met andere illustere bladen zoals de Tina en de Penny te maken had. De bladen waarmee in mijn jeugd jonge meisjes werden klaargestoomd voor het goede leven (“Studeer kunstgeschiedenis of iets met letteren, word lid, sla een rechten of economiestudent aan de haak, word zwanger en blijf ook daarna letten op de lijn, opdat hij je niet op je 40e inwisselt voor een jonger exemplaar”). In de Penny in het bijzonder ging het over meisjes met paarden. Maar dat verklaarde nog niet waarom er wel meisjesbladen waren voor liefhebsters van paarden en geen jongensbladen voor paardenminnaars.

Hoe dan ook. Het kon me eigenlijk ook niet schelen in mijn vroege studentenjaren; de vraag waarom vrouwen veel van paarden houden en mannen minder. Ik had namelijk kennis gekregen aan een Amerikaan die in zijn jeugdige Amerikaanse jaren vrijelijk paard reed, omdat dat het meest handige vervoersmiddel was als je nog geen auto mocht rijden.

Mijn Amerikaan kon daar smakelijk over vertellen. Ik kreeg van de weeromstuit zo’n lust om ook op zo’n beest, pardon, dier zitten dat ik naar de Hollandsche Manege op de Overtoom toog om daar enige lessen in de paardrijkunst aan te schaffen. Ik droomde namelijk over het gezamenlijk paardrijden over een strand met mijn Amerikaanse vriend. Het leek me dan wel handig als ik dan net zo elegant als Jackie Kennedy met in één hand een sigaret en in de andere losjes een teugel het beest, pardon, dier kon berijden.

Goed. Ik schafte mij een cursus bestaande uit tien delen aan. Was toen al van de daadkracht, zeker als het om de liefde ging. Ik kon wonderwel met die paarden, maar voelde me altijd wat ongemakkelijk onder mijn medecursisten. Ik reed daar als vroege twintiger, en om mij heen 14 dertigervrouwen en één homo, die er altijd op stond zonder zadel het beest, pardon, dier te bestijgen. Die homo begreep ik nog wel, ik had in mijn kinderjaren ook veel cowboy- en indianenlectuur gelezen. Maar die dertiger vrouwen. Nee. Dat bleef wat ongemakkelijk. Al helemaal na de lessen. Dan werden wij geacht de beesten, pardon, dieren terug te brengen en te verzorgen.

De dertigers dames stortten zich vol overgave op de paardenzorgtaken. Wassen, aaien, borstelen, voeden, laven, weer borstelen, nog meer wassen, inclusief de meest lastige plekken, the whole shabang. De mannelijke paarden werden daar soms wat enthousiast van. Maar de dames dertigers zorgtaakten lustig door. Ik weet niet wat mij dreef, als twintiger, maar ver voor mijn cursusduur over was maakte ik me uit de voeten. Weg hier, waren de enige woorden die door mijn prille studentenbrein bonkten. Weg hier. En wel nu. Angstzweet. Dat werk.

Toen later Google opgang deed googlede ik nog eens na waar ik nu zo bang voor was geweest. Een onderzoeksinstituut van de onvolprezen landbouwuniversiteit Wageningen had het antwoord. Vrouwen als groep zien paarden als kind of partner. Dat verklaarde mijn anst. Ik koos blijkbaar intuïtief voor de man, de hele man en niet zijn surrogaat, het paard. Nooit zou ik getrouwd willen zijn met, of de moeder zijn van een paard. Ook al zijn het nobele dieren die benen hebben, geen poten, een hoofd en geen kop.

Maar de PC wilde niet dat ik over paarden schreef. Zie dit stuk derhalve als een uitgaanstip voor eerstejaarsstudenten. Je kunt ook naar de Hollandsche Manege op de Overtoom. Er is een barretje bij, waar je met andere paardenliefhebsters kunt netwerken.

Mei Li Vos

Archief