Ik geloof dat ik mijn giftanden verloren ben. Wanneer ze precies zijn uitgevallen, ik weet het niet. Ik weet het allemaal niet meer. Misschien had ik deze zomer niet in een Spaans gehucht met veertien tandeloze bejaarden moeten doorbrengen. Elke dag zag ik Pepe, de herder en tevens dorpsgek van vijfennegentig jaar oud, de berg beklimmen met veertien schapen en een dove herdershond. Na vijf minuten lopen ging hij tegen een boom zitten en viel hij met een fles wijn aan zijn lippen in slaap. De rest van de middag was hij bezig zijn schapen terug te vinden. Rond acht uur ’s avonds strompelde hij de berg weer af. Deze choreografie herhaalde zich elke dag.

 

Vanaf de hacienda waar ik verbleef sloeg ik dit arcadische tafereel een week lang gade. ‘Zalig zijn de onwetenden’ verzuchtte ik. Stel je voor: een leven zonder DENK. Zonder Elma Drayer. De stem van Thomas Erdbrink. Ik besefte me dat de beste man nog nooit een Prometheus-debuut had hoeven lezen. Een cadeauboek van Toon Tellegen. Of een ingezonden brief van Thierry Baudet. Ja, ik zou gerust met deze onbedorven herdersziel willen ruilen. Hij mocht in mijn plaats het vliegtuig naar Amsterdam pakken en zijn dagen besteden aan het tikken van vuile stukjes. Langzaam maar zeker zou ik het wijnvat van 228 liter dat in de kelder van zijn verkrotte huisje stond leegdrinken.

 

Tussen de siësta’s door wandelde ik af en toe naar mijn navelstreng met de patria. De inbelverbinding functioneerde net goed genoeg om Blendle te openen. ‘Goedemorgen, Propria. Sarah was verslaafd aan coke, tot ze op een dag wakker werd in haar eigen kots.’ Hasta la vista, Alexander! Even op Twitter kijken dan maar. Een foto van Donald Trump die KFC eet met mes en vork. Is er dan geen hoop meer voor de mensheid? Verder naar HP/De Tijd. Arthur van Amerongen. Over naar de Volkskrant. Arthur van Amerongen. The Post Online dan maar. Wederom Arthur van Amerongen. Gaat die man dan niet op vakantie? Nee, lees ik, Arthur van Amerongen haat vakantie. Hij woont daarom een groot deel van het jaar in de Algarve, waar hij met een jachtgeweer en herdershond zijn ranch verdedigt tegen indringers. Zo nu en dan maakt hij samen met de Guarda Nacional Republicana jacht op hippies die zijn uitzicht vervuilen, waarnaar hij weer een stukje voor de opiniepagina van de Volkskrant mag tikken met de titel ‘Ibiza: just say no’.

 

Gelaten sloeg ik de onwelgevallige meningen als vliegen van me af. Ik ben immuun geworden, dacht ik, het doet me niets meer. Bij thuiskomst griste ik de drie Volkskrant-magazines die ik gemist had van de mat. ‘Vrouw Witteman, genees me van deze onverschilligheid!’ riep ik. Maar Sylvia was tijdelijk op vakantie. Koortsachtig bladerde ik verder. Ook Aaf stond waarschijnlijk op de camping. Toen zag ik plotseling haar naam staan: Wiegertje Postma. Negenentwintig jaar oud, en nu al managing editor van VICE Europa en woonachtig in Londen. En dan ook nog door de Volkskrant gevraagd om columns te schrijven over ‘zomeren in een wereldstad’. Deze vrouw kan schrijven, dacht ik.

 

Wiegertje Postma begon haar eerste column uit de reeks van vijf met de nu al mythisch geworden zin: ‘De zomer: je kunt er van alles van vinden.’ Dit is hoe je vroeger voor de grap begon als je de eerste zin voor je werkstuk levensbeschouwing nog op papier moest zetten: ‘Ethiek: je kunt er van alles van vinden’. Haastig haalde je de zin weer weg, een beetje gegeneerd over deze flauwe valse start, en begon vervolgens echt. Zo niet Wiegertje, die doorgaat waar anderen ophouden. Na twee alinea’s lijkt ze de brainstormfase nog niet te hebben afgesloten: ‘Maar wat je ervan vindt, is niet wat je er de rest van het jaar van onthoudt. […] Het woord “landerig” komt ineens bovendrijven – een woord dat op geen ander seizoen toepasbaar is.’ Bij mij komt het woord ‘landerig’ vooral bovendrijven als ik iets uitzonderlijk saais aan het lezen ben, of dit nu in april of in november is.

 

Na vierhonderd woorden wordt het duidelijk dat Wiegertje in haar columns voor een zintuigelijke benadering kiest: ‘De komende weken zet ik elke week één van de vijf gangbare zintuigen in het zomerzonnetje om te onderzoeken wat het betekent om de zomer in een overvolle stad door te brengen. Daarna ga ik op strandvakantie.’ Mijn zesde zintuig zegt dat Wiegertje Postma die strandvakantie nog niet geboekt heeft, maar pas kan betalen nadat het honorarium van de Volkskrant op haar Barclays-bankaccount is bijgeschreven. Het moge duidelijk zijn dat Wiegertje, nu de pond zo slecht staat, euro’s nodig heeft om niet naar Moldavië of een andere b-bestemming te moeten. Die a-locatie is haar echter volledig gegund, want ik ken niemand bij wie een metropool zoveel lichamelijke ongemakken oproept als bij Wiegertje: ‘aan elkaar plakkende blote benen’, ‘vrouwen met zweetplekken onder hun borstpartij’, ‘één dikke zweetdruppel die zich uit het niets tussen mijn schouderbladen had gevormd en zich langzaam een weg naar mijn onderregionen baande’, ‘mannen met bossen okselhaar als zeewier’, ‘harige, eeltige, vellerige wintervoeten’, ‘en de kalknagels – o, die kalknagels overal’.

 

‘Het zomergevoel in een metropool’ kan volgens Wiegertje Postma niet bestaan ‘zonder die lichte en donkere kant, zonder die yin en yang. Yin: de hele dag onder een boom in het park liggen. Yang: je huid voelen trekken en schroeien omdat alle stukjes schaduw in het park bezet zijn.’ Laten we hopen dat er op het strand van Lesbos genoeg schaduwplekjes voor Wiegertje te vinden zijn, en dat haar uitzicht niet vervuild wordt door mannen met kalknagels en vieze oranje zwemvesten.

 

MM

Archief