Een jonge intellectueel had met kromme tenen naar Zomergasten zitten kijken. De fragmenten vond hij saai, net als de gast overigens maar omdat hij al zijn boeken en kranten uit had maakte hij de drie uur vol. Toen hij de tv uitzette meende hij zich voornamelijk leeg te voelen, op een hartgrondige weerzin voor de presentatrice na. Die nacht echter, bezocht de gast hem in zijn droom. Ze had nog steeds het roze pleistertje om haar vinger en terwijl ze hem zachtjes besteeg fluisterde ze onverstaanbare woordjes die klonken als het stemmen van een orkest.
De zomernachtgast was zachter en gladder dan elk ander meisje dat de jonge intellectueel ooit had gevoeld. Hij lag stil op zijn rug en legde zijn handen op haar heupen. Ze bewoog op het ritme van haar mysterieuze gefluister. Het zomerjurkje dat ze droeg gleed langzaam van haar schouders en toen het geluidloos om haar middel viel boog ze zich voorover zodat haar borsten zijn magere lijf raakten. Ze waren zachter en gladder dan alle andere borsten die de jonge intellectueel ooit tegen zijn magere lijf had gevoeld. Hetzelfde gold voor haar lippen die ze naar zijn oor bracht. ‘Ik blijf de hele nacht’ zei ze, en ze bleef de hele nacht. Toen de jonge intellectueel zwetend wakker werd van de eerste zonnestralen schoot hij overeind, trok zijn dekens van zijn bed en speurde paniekerig naar het pleistertje dat hij tijdens het derde orgasme, woest met zijn tanden van haar vinger had getrokken. Het was verdwenen, net als de zomergast.
Niet vaak smaakte zijn koffie hem zo slecht als die ochtend. Hij deed een poging zijn Volkskrant te lezen maar kon niet ophouden met staren naar zijn lege bed. Later die dag wikkelde hij zich in zijn bezwete lakens en probeerde in slaap te komen in de hoop dat zijn gast hem misschien weer zou bezoeken. Er kwam een ex langs, en iemand die op zijn moeder leek, maar de zomergast bleef weg, terwijl hij toch zou zweren dat ze het heerlijk had gevonden hoe teder hij haar tepels in zijn mond had genomen.
In de kroeg die avond werd de aflevering zoals gebruikelijk uitgebreid geëvalueerd. Er werd gelachen om hoe de presentatrice met haar grote neus zo monsterlijk had afgestoken tegen het engelachtige smoeltje van de gast, er werd gespeculeerd over het pleistertje en over de pen waarmee de zomergast tijdens het gesprek haar lippen had aangeraakt en vooral de grote bril van Tom Ford die de gast gedragen had gaf aanleiding voor wilde discussies. Ze was overduidelijk en totaal doorzichtig strategisch en koket omgesprongen met al haar attributen, vonden de meeste meisjes. Ze had die arme oude pot het hoofd op hol gebracht, zei er een. Niet waar, vonden de jongens die allemaal niets anders hadden gezien dan oprechtheid. Het was juist stijlvol en aantrekkelijk geweest dat de gast zich niet volledig had blootgegeven. Dat het gesprek soms stroef liep vonden de mannen vooral de schuld van de onkundige gastvrouw die de kwetsbare gast met haar oppervlakkige vragen in verlegenheid had gebracht. De mooie gast was aan haar lot overgelaten, en ze had zich keer op keer charmant hersteld. Over de blauwe ogen van de gast ontstond misschien nog wel de grootste commotie. Ze waren warm en eerlijk, vonden de mannen. Ze waren koud en berekend, vonden de vrouwen.
De jonge intellectueel hield zich afzijdig en toen de vrouwen veel later nogal geïrriteerd waren vertrokken en het gesprek explicieter werd begon hij zich stilletjes een beetje op te winden. Het ging nu niet meer over ogen en brillen maar over tieten en billen. De speculaties betroffen nu de geluiden die de gast zou maken wanneer de bezopen kerels hun ingebeelde kunsten op haar zouden vertonen. Met afkeer bekeek de jonge intellectueel de grove, vieze handen van zijn vrienden. Hij werd misselijk bij het idee dat ze met die lompe klauwen aan zijn zachte, gladde zomergast zouden zitten. Even dacht hij terug aan hoe zij met haar perfecte handen, toen het pleistertje er nog aan zat, giechelend aan zijn ballen had gekriebeld.
Weken later, de herfst was inmiddels aangebroken, bekeek de jonge intellectueel voor de vierde keer de aflevering waarin zijn zomergast was verschenen. De fragmenten spoelde hij door behalve dat van het stemmende orkest. Hij kon zich slecht voorstellen hoe dit magische schouwspel hem de eerste keer zo koud had gelaten. Wat was hij, net als de boze bloggers en zijn vieze vrienden, kortzichtig geweest. Bij elk frame werd hij zich bewuster van de waarachtigheid van zijn gast. Dat ze soms maar moeilijk woorden kon vinden kwam doordat ze een echte einzelganger was, net als hijzelf. De ze een muur opwierp kwam ongetwijfeld omdat ze haar hele leven met kwade, oppervlakkige en geile ogen was bekeken. Hij had het gevoel dat hij haar steeds beter begreep, dat hij steeds duidelijker zag hoe gevoelig ze eigenlijk was. Weinigen hadden haar zo gezien als hij, en hij was ervan overtuigd dat hij haar zou kunnen helpen. Hij kon haar beschermen. Hij wilde zijn vleugels om haar heenslaan en zachtjes haar pleistertje strelen. Hij wilde haar meenemen naar Parijs om daar met haar op een dak de liefde te bedrijven. Daar zou ze zich thuis voelen, zijn katachtige zomergast. Dat begreep hij maar al te goed.
Raimon Pelikaan