baudet‘De inhoud van jouw boek Oikofobie vertoont veel overeenkomsten met het PVV-gedachtengoed’, merkte de presentatrice van een radioprogramma onlangs op tegen publicist Thierry Baudet. Baudet, die altijd ongemakkelijk lijkt te worden van complimentjes, wist zich ook na deze eervolle vergelijking geen houding te geven. ‘Er zijn verschillen hoor’, zei hij zachtjes.

De reactionaire denker is nog maar 30 lentes jong. Ondanks zijn jeugdigheid heeft hij zich over uiteenlopende zaken een opinie kunnen vormen. Met nauwkeurigheid en gevoel voor stijl pent hij de observaties neer in boeken, columns en essays. Zijn meningen zijn zo eloquent en precies geformuleerd dat het voor een gewone sterveling onmogelijk lijkt ze uit het hoofd te herhalen. Onderstaande citaten zijn dan ook niet letterlijk, maar geven slechts een weerslag van zijn denken: Porno? ‘Stom.’ EU? ‘Kut.’ Mendelssohn? ‘Helemaal toppie.’ Islam? ‘Mwah.’ Moderne kunst? ‘Jakkes.’ Thierry Baudet? ‘Mooie lul. Leuk om te zien ook.’ Klaas Knot? ‘Bosmongool pur sang.’

Wie de fijne trekken van zijn jongensgezichtje ziet zou het niet zeggen, maar Baudet heeft zich verdiept in grofweg de hele wereldproblematiek. Drie boeken heeft hij al volgeschreven, en er zijn er nog eens drie op komst. Een boek over opkomende economieën, een geile roman over incest en – alsof dat nog niet genoeg is – een boek over het federalisme in de VS. De Tocqueville kan, hoewel dood, wel inpakken. Het laat zich raden dat Baudet over weinig vrije tijd beschikt. De uurtjes die hij overheeft brengt hij door met Arie Boomsma, luisterend naar klassieke muziek. Alles beter dan die atonale rotzooi van tegenwoordig. De filosoof kan het hedendaagse gepingel geen minuut aanhoren. Hij duwt nog liever een rietje zijn urinebuis in.

Door het verschijnen van zijn jongste boek, Oikofobie, staat hij – voor de inmiddels zoveelste keer – in het middelpunt van de belangstelling. Dat betekent nog minder vrije tijd. Of hij plezier beleeft aan deze aandacht is moeilijk te zien. De schrijver houdt zich in de oceaan van lof en kritiek in elk geval dapper staande. Wanneer hij ergens wordt uitgenodigd, dan komt hij. Als het moet gaat hij op de foto. Hij flirt dan met de camera alsof zijn leven ervan afhangt. Het oog wil ook wat, weet deze knul. Maar dat is niet alles. Vragen moet hij beantwoorden, honderden vragen. Iedereen wil een kijkje in het brein van de conservatieve wonderboy. Elke journalist doet een poging Baudet te leren kennen, zijn genialiteit te grijpen. Het is de vraag of we hem ooit echt gaan doorgronden. Of we er ooit achter komen waar hij zijn geavanceerde inzichten vandaan tovert. We moeten er niet op rekenen, en wellicht moeten we het helemaal niet willen. Misschien moeten we, zoals de filosoof zelf, Baudet meer als fenomeen dan als mens zien. Meer als een onbereikbare bron van grootse openbaringen dan als vriend. Meer als inspirator dan als teamgenoot. Baudet speelt het spel des levens op een abstracter, hoger niveau.

Maar genoeg over de persoon. (Hoewel, genoeg? Krijgen we ooit genoeg van Thierry Baudet?) In Oikofobie richt Baudet zich op het herkennen van symptomen van oikofobie. Een oikofoob heeft een ziekelijke angst (fobie) voor het thuis (oikos, in het Grieks). Een oikofoob verafschuwt het eigene, en houdt dus van het vreemde. Oikofobie kent volgens Baudet drie verschijningsvormen: het waarderen van moderne kunst, streven naar Europese eenwording, en het omarmen van multiculturalisme. Dit gaat niet voor iedereen op. Ik ben zelf oikofoob in de zin dat ik ‘een afkeer heb van mijn thuis’. Er wordt direct onder mijn appartement sinds maart aan een nieuwe Albert Heijn gewerkt. Hierdoor word ik elke dag rond zevenen gewekt door de uitermate luidruchtige sloop-, hak- en booractiviteiten die daar bij komen kijken. Tel daar de ligging (aan de weinig rustieke Jan Evertsenstraat) bij op en het is wachten op een terminale vorm van oikofobie. Ik verlang echter niet direct naar massa-immigratie, Brusselse dictaten en videokunst, zoals Baudet impliceert. Daar gaat hij te snel. Ik heb een jaar op de Rietveld Academie rondgelopen en ken dus de verschrikkingen van hedendaagse kunst (het gaat er niet om of je kunt tekenen, het gaat om het concept, bla bla bla). Baudet zegt interessante dingen over kunst. Het modernisme is volgens de rasconservatief op alle fronten een kwalijke zaak, maar zeker ook in de kunst. Moderne architectuur is vaak lelijk en ongezellig, en wie ooit in de buurt van het P.C. Hoofthuis is geweest kan dit beamen. Baudet rekent in Oikofobie af met de ster van de moderne architectuur, Rem Koolhaas: ‘Misschien zal het hem niet veel uitmaken wat de sociale effecten hiervan zullen zijn, want Koolhaas heeft niet zo veel met “mensen”. “Fuck de context,” zoals hij het zegt. Het is tijd dat we hem antwoorden. “Fuck de Koolhaas!” Waarop de onafhankelijke lezer zou kunnen denken: ‘Wat de fuck, Thierry. Fuck you.’

Maar niemand denkt ‘fuck you’. Baudet heeft namelijk evenveel gelezen als alle andere Nederlanders bij elkaar. Wie zijn wij, toeschouwers, om deze intellectueel de maat te nemen? Baudet walst over iedereen heen. Hij is altijd perfect ingevoerd, onkwetsbaar voor kritiek. Het versieren van vrouwen, het praten over klassieke muziek, alles leert hij door de boeken in te duiken. Een beroemde uitspraak van hem is dan ook: ‘Ik wil zo veel mogelijk kennis vergaren, opdat ik mensen beter kan manipuleren.’ Een andere beroemde uitspraak is: ‘Wat ik schrijf, is de waarheid.’ En wie het niet met hem eens is, meent hij, heeft er niets van begrepen. Dat zal dan ook wel kloppen.

Oikofobie. De angst voor het eigene. Prometheus/Bert Bakker. 14,95

Archief