Ik ben twee keer met Günter Grass naar bed geweest. De eerste keer was ik 19, de tweede keer 33.
In 1966 was Grass een paar weken in Amsterdam om bij te komen van de opwinding van de premiere van zijn toneelstuk Die Plebejer proben den Aufstand. Hij logeerde in een hotel, maar was overdag vaak bij ons thuis, ook voor het avondeten. Mijn vader was met hem bevriend geraakt door de bijeenkomsten van de Gruppe 47 in Duitsland. Ik woonde nog bij mijn ouders en studeerde Italiaanse taal- en letterkunde. Mijn verliefdheid voor een Italiaan die mij ertoe aangezet had Italiaans te gaan studeren was over. Ik had het uitgemaakt, maar zat vol twijfels. Ik dacht dat ik niet van een man kon houden, ik kon niet klaar komen en ik kon niet zonder mijn ouders leven.
Dat Grass zich voor me interesseerde verbaasde me en ik voelde me gevleid. Maar het maakte me ook een beetje bang. Hij was 38 en in mijn ogen al bijna een oude man. Ik had nog nooit een vriend gehad met een snor, een man die uit zijn mond naar tabak rook en een pils tegelijk met een borrel opdronk. Ik genoot er wel van dat mensen naar ons keken als we gearmd over straat liepen. Het voelde spannend alsof ik iets deed wat niet mocht.
Ik herinner me dat ik iedere keer als Günter probeerde me te kussen als excuus ‘niet hier’ aanvoerde. Niet op een rondvaartboot, niet in een dancing en ook niet op straat.
‘Waar dan wel?’ vroeg Günter lachend.
Ten slotte kreeg ik toch het gevoel dat ik ‘ns keertje toe moest geven en bovendien hoopte ik dat seks met een man met ervaring me van mijn twijfels zou kunnen genezen. Hij was tenslotte getrouwd en had kinderen.
Ik vraag me af wat mijn ouders die het zagen gebeuren ervan vonden. En ook of Günter het gewoon vond om de dochter van zijn vriend te verleiden. Misschien dacht hij dat in Nederland ‘alles’ kon.
Mijn moeder hielp me met krullers in mijn haar zetten voor ik op een avond met Grass zou gaan dineren bij Hotel de l’Europe. Bijna ging ons etentje niet door, want Grass probeerde me meteen op bed te duwen toen ik hem in zijn hotelkamer kwam ophalen.
‘Daarvoor heb ik geen krullers in mijn haar gezet’ schoot het door me heen. En ik bracht in dat we zouden gaan eten.
Dat deden we ook, maar de stemming was onder nul gezakt. Ik voelde me ongemakkelijk en Günter mopperde omdat hij gebakken aardappels kreeg bij zijn forel.
Er zat niets anders op dan te gaan vrijen in het hotel. Dat werd geen succes. Na afloop moest ik huilen.
Toen ik Grass terug zag in Berlijn in 1979 vond ik hem veel leuker om te zien dan toen ik 19 was. Hij straalde iets vitaals uit en was bruin vanwege een in Alaska doorgebrachte lentevakantie. Hij had fijne handen en felle bruine ogen. Ik was inmiddels Drs. Italiaanse taal- en ketterkunde en had geen zorgen meer over mijn relaties met mannen. Ik was naar Berlijn gekomen om Grass te interviewen voor een nieuw op te richten Duits tijdschrift. De verfilming van Die Blechtrommel ging in première.
Eigenlijk ging het meteen mis toen hij me uitlachte vanwege mijn uiterlijk. Ik droeg een glimmende rode plastic broek, een rood leren jasje en knotsige ringen met namaak diamanten, gouden oogschaduw en felrode lippenstift.
‘Je ziet eruit alsof je van een andere planeet komt’ zei hij en dat was niet als kompliment bedoeld, want hij probeerde me aan te praten dat ik me uit onzekerheid zo kleedde en opmaakte.
Tijdens het interview kreeg ik geen vat op hem en hij gaf me het gevoel alsof ik domme vragen stelde wanneer ik bijvoorbeeld wilde weten of hij wel eens leugens vertelde.
Daar gaf hij trouwens wel een leuk antwoord op.
‘Ik heb als kind altijd heel veel gelogen en ik lieg ook tegenwoordig nog, meestal omdat de waarheid me verveelt.’
Toen we met het interview waren opgehouden werd het plotseling veel gezelliger. Ik nodigde hem uit te gaan eten en gearmd liepen we naar een Italiaans restaurant in de buurt. Praten over ieder onderwerp en ‘domme’ vragen stellen was mogelijk.
Na het eten zei Grass dat hij zich afvroeg of hij met me slapen wilde of niet.
‘Mij lijkt het wel leuk om te kijken of het anders is dan vroeger.’
‘Dat zou te weinig reden zijn om het te doen’ zegt hij.
Toch liggen we niet veel later in bed. Een succes werd het wat mij betreft weer niet, maar ik hoefde er gelukkig niet meer om te huilen. Met een taxi ging ik terug naar mijn hotel. We hadden alletwee niet de behoefte meer tijd met elkaar door te brengen.
Alissa Morriën
schrijver