IS
Kent u die anekdote van Wittgenstein, waarin een man zo vol ongeloof is over wat er in de krant staat dat hij teruggaat naar de krantenwinkel om een tweede exemplaar te kopen? Iets vergelijkbaars overkwam me toen ik Professor Soortkills Smibologie vol. 2 operation manual in handen kreeg. Ik was ervan overtuigd dat de drukker een fout had gemaakt, want de rug van het boek zat aan de rechterkant. Ik besloot naar de winkel terug te gaan. De mevrouw van de boekhandel keek meewarig naar mijn niet-urbane verschijning die een onbekendheid met de Smibanese codes verraadde en lachte me uit: ‘Heeft u dan niet op de kaft gekeken?’. Daar stond het, inderdaad: ‘Voor alle duidelijkheid, dit is de ACHTERKANT van het boek, niet de voorkant. Dit boek lees je ACHTERSTEVOREN. Wij van de Smibanese University gaan namelijk tegen de stroming in, dus lees je dit boek ook tegen de stroming in.’ Beduusd ging ik huiswaarts.
Ik kende de hooggeleerde heer Soortkill voornamelijk als lexicograaf; dat hij een academische aanstelling had gekregen was aan me voorbij gegaan. Na wat onderzoek groeide mijn begrip. Aan de Smibanese University studeer je cum laude af wanneer je gemiddeld lager dan een vier haalt. Er spuiten koffiegeisers uit de urinoirs omhoog en uit de automaten druppelt urine. Op de leerstoel van professor Soortkill kun je met vier man zitten omdat de poten aan de bovenkant zitten en hij wordt gefinancierd door Hamas. Je bachelor doe je er na je master. In de Smibanese universiteitsbibliotheek wordt trapmuziek gedraaid en staan petrischaaltjes klaar om in klaar te komen die je, indien gevuld, kunt inruilen voor ECT’s. Deze info vond ik op com.smibaneseuniversity.www. Je scriptiebegeleider begeleidt je er naar de coffeeshop. Als je als student tegen deze gekke gang van zaken wilt protesteren, word je geacht een bordeel te bezetten.
Mijn interesse in de smibologie was inmiddels gewekt. Om een tweede blamage zoals die bij de achterflap te voorkomen, las ik de inleiding aandachtig. Daarvan is de laatste zin: ‘Lees het zolang ’t je interesseert, en zo niet, lees het niet’. Omdat mijn interesse na deze woorden alweer weg was, heb ik dat advies ter harte genomen. Gelukkig hoef je deze handleiding niet te lezen om te snappen dat het het meest achterlijke boek is dat het de afgelopen decennia tot in de schappen heeft geschopt. Tussen de halve gedachten en tenenkrommende platitudes kun je Soortkills inspiratiebronnen al scannend wel opvangen: Napoleon Hill, Paolo Coelho en Stephen King. En dat zijn dan nog de namen die hij expliciet noemt: tussen de regels lees je invloeden van de High Times, stoepkrijtwerk van Lies (4) en crackie Liemarvin van de Hakfortflat.
Van deze keur aan invloeden perst hij één groot platgeslagen Maggi-blok. Professor Soortkill heeft zo’n ziekelijke behoefte aan cliché’s dat hij nog met een op straat gevonden frietvorkje zijn huid zou openwrikken om ze in zijn bloedsomloop te brengen. Hij ademt ze in, slikt ze door en poept ze als ongrammaticale brokken weer uit: ‘Het sneeuwbaleffect wat [sic] hieruit ontstaat gaat de uiteindelijk [sic] schaal worden waarop jouw impact zich zal manifesteren’. Zulke ongein schreeuwt je letterlijk op elke pagina tegemoet, waardoor je de impact van een zware schaal op Soortkills achterhoofd wil manifesteren.
Toch maar weer terug naar de achterflap, dan maar: ‘Dit is een boek dat gaat over het bewandelen van je levenspad met een overtuiging waar menig mens u tegen zegt.’ Degene die Professor Soortkill op het levenspad van schrijver heeft gebracht, is een racist waar menig mens imperial wizard tegen zegt. Soortkill is een viervoudig geamputeerde die over de tartanpiste van Papendal wordt gerold. Achter zijn romp-met-hoofd hollen de witte puntmutsen met daaronder de glunderende koppen van de hoofdredacties van NRC en de Groene. Ondertussen staat Femke Bol aan de zijkant haar eigen kiezen tot gruis te kauwen terwijl deze letterlijke bol over een horde getild wordt, maar ze mag niks zeggen want dan zou zíj́ de racist zijn.
Smibologie vol. 2 operation manual is, dat zeg ik zonder enige overdrijving, het allerslechtste boek dat ik ooit niet las. Kent u die anekdote over Wittgenstein, waarin hij Karl Popper met een hete pook bedreigt? Afijn, u snapt waar ik heen wil, maar omdat ook ik niet voor racist wil worden uitgemaakt kan ik hier verder niet over spreken en moet ik zodoende zwijgen. Over de hotbox en whip die de professor verdient houd ik ook maar mijn mond, en dan heb ik het niet over jonko klappen en een waggie, nek je die?
IS
Smibologie vol 2. operation manual, Prof. Soortkill.
Pluim, €22,99
Bij het veranderen van de titel ‘Denker des Vaderlands’ in ‘Denker der Nederlanden’ is precies het verkeerde gedeelte aangepast. Verder wil ik niet aan de slaapverwekkende discussie over deze wijziging bijdragen. Toch moet ik er hier kort aan refereren, omdat de nieuwe naam een onderbelicht onheil met zich meebrengt: hij smokkelt de Belgen naar binnen.
Daardoor hebben we nu een Jan-van-Eyckfiguur met het syndroom van Crouazon als thinker laureate: David van Reybrouck. Ik ken Van Reybrouck vooral uit de boekenkasten van niet genoeg gepeste debatclubtypes en van de bewering dat mindfullness wel eens dé oplossing voor moslimterrorisme zou kunnen zijn. Kortom: een uitstekende keuze als uithangbord voor de filosofie in een land dat Plato slechts kent van de gevel van de vinylwinkel.
Toen Van Reybrouck hoorde dat de eer van Denker der Nederlanden hem ten deel was gevallen reed hij naar huis in zijn nieuwe auto (met eindelijk weer een volle tank en mes in het handschoenenkastje om de bochten af te snijden), schraapte hij de tipp-ex van zijn computerscherm en begon hij op zijn AZERTY-toetsenbord te rammen. Een halfuur en elf Brugse Zot later was daar De Wereld en de Aarde, een essay waarin hij de gehele geopolitiek uitlegt en oplost.
Dat gaat ongeveer als volgt. Vroeger waren er geen natiestaten, maar toen wel, en dat was goed, of toch niet. Nu is er een klimaatcrisis. Met het oplossen daarvan wil het nog niet echt schorten, want de VN is tandeloos (goed om daar op je drieënvijftigste al achter te komen). Diplomatie moet radicaal veranderen, de aarde moet centraal staan in plaats van de wereld. Wij verachtelijke westerse humanisten snappen dat niet, Chinezen wel. Die hebben immers het concept van tianxi (‘alles onder de hemel’) geïnternaliseerd. Als ik denk aan het belang van de
planeet, denk ik inderdaad direct aan een bruinkoolmijn in Binnen-Mongolië.
Waar droomt Van Reybrouck dan precies van? Hoe geven we die raison de terre vorm? Ecostalinisme met executies van de C-suite van ExxonMobil? Een anarcho-primitivistische opstand waarbij we de ingewanden van Sam Altman op alfabetische volgorde leggen? Geen van dit alles. Hij wil burgerberaden, klimaattafels. Habermasiaans gelul van een man die al net zo veel moeite heeft om zijn bril recht op zijn knar te houden. David van Reybrouck wil nóg meer tafels om aan te praten, het liefst tafels waar hij zelf zijn meanderende kankerzinnen overheen kan laten stromen. Dat hij op zinsniveau zo uit de bocht vliegt (‘Informele tweegesprekken tussen pruik dragende aristocraten die in roccoco-salons van hun koffie nipten, volstonden niet meer.’) lijkt een manier om de aandacht af te wenden van hoe formularisch zijn boekje is. Elke drie bladzijden vormen dezelfde kleurplaat: introductie middels anekdote, dan een paar feitjes en altijd afsluiten met een trikolon van min of meer retorische vragen. Filosofie van de weerzinwekkendste soort.
Als tegenprestatie voor die twee jaar lang gratis publiciteit wordt er als denker der Nederlanden gelukkig meer van je verwacht dan alleen een boekje: je moet ook een dom neologisme bedenken. Voor Hans Achterhuis was dit ‘tegendenken’, voor Marli Huijer ‘tussendenken’ en nu komt Van Reybrouck met ‘verdenken’ op de proppen. Hij legt uit: ‘In het Nederlands hebben we de woorden verspringen en vérspringen, maar merkwaardig genoeg enkel verdenken en niet “vérdenken” –terwijl we dat laatste juist zo nodig hebben.’ Juist ja. Op eenzelfde manier zou ik David van Reybrouck graag vérkrachten, maar daar is mijn piemel niet lang genoeg voor.
IS
De Wereld en de Aarde, David van Reybrouck
De Bezige Bij, €16,99
Ga voor de spiegel staan en zeg drie keer achter elkaar het woord ‘vonkjes’. Voelt u bij iedere uitspraak van die lettercombinatie NKJ uw koontjes, het vetweefsel op uw jukbeenderen, tintelen en opzwellen? Dan begrijpt u waarom Rob Wijnberg er uitziet als een berggoffer. De Hollandse huismuis die je voorraadkast terroriseert, kun je met een doorsnee hardcover wel naar de eeuwige jachtvelden verjagen. Zo’n schoolschriftje dat wordt uitgegeven door de Correspondent, daarentegen, is tegen die taak niet opgewassen. Een groot uitgevallen wangzakmuis als Wijnberg, daarvoor heb je al helemaal iets zwaarders nodig. Misschien als je de gehele vonkjesreeks op zo’n knaagdierschedel laat kletteren, lukt het nét om je pak vruchtenhagel in veiligheid te brengen. Die serie telt sinds kort immers acht delen.
De nieuwste opwindbare cymbaalaap in de vonkjesfanfare is Karim Amghar. Deze Pluk-van-de-pamflettenflat wil ons een belangrijke les leren: we moeten niet meer zo gemeen doen tegen MBO’ers. Met zijn beangstigend ronde Fiep Westerndorp-hoofd rolt hij de barricade op om te betogen dat mensen die in miniscule kraanwagentjes rondrijden net zo veel respect verdienen als de Aagjes van deze wereld. Dat doet hij op z’n Correspondents: veel verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek, veel ‘ik’ en heel, héél veel leegte. Intellectuele leegte, maar ook zeeën van wit papier. Als je de nog geen honderdvijftig pagina’s van Amghars boek ontdoet van alle overbodige tussenkopjes en pagina’s met hoofdstuktitels, begin je de overlevingskansen van eerdergenoemde muis annex hoofdredacteur toch weer een stuk groter te schatten.
Als je de moeite neemt om te kijken wat er dan wél in Maar dat begrijp jij toch niet staat, begin je zelf te verlangen om verdelgd te worden. In de eerste plaats omdat Karim een schrijfstijl hanteert die zo afstompend, zo banaal, zo onbegeesterend is dat de lezer zich een mbo’er – pardon, niet serieus genomen voelt. Dat begint al in de eerste regels. ‘Ik ben een fervent hardloper. Overal waar ik kom, moet ik rennen. Als ik op mijn oranje schoenen op pad ga, krijg ik een beeld van Nederland. Ik zie elektriciteitsnetten, windmolens, fietspaden, wegen. Ik zie pedagogisch medewerkers met kinderen werken in de natuur, bouwvakkers die huizen renoveren, zorgverleners die met ouderen wandelen door het bos.’ Deze intro karakteriseert Amghars voornaamstemisdaad: een Marc-groet-’s morgens-de-dingen-achtige infantiliteit die zelfs voor Correspondentbegrippen excessief is. Nog eentje: ‘Mijn ouders zijn de slimste mensen die ik ooit heb gekend. Niet op de manier waarop ze theorieën uitlegden of met kennis strooiden, maar om hoe ze ons, hun kinderen, hebben geleerd wat het betekent om mens te zijn.’ Ploem ploem, pap en mam.
Ik moest tijdens het lezen vaak denken aan Marianne Zwagerman. Die Gorgoon gromde ten minste nog in een camera dat ze zich meer Perseus voelde, in de zin dat ze mensen die laatdunkend doen over het MBO het liefst de hals door zou snijden. Daartegenover stelt Karim Amghar een zoetsappigheid die maakt dat je met terugwerkende kracht respect krijgt voor een halfslang als Zwagerman. De manier waarop hij over zijn leerlingen (Karim was docent ‘Omgangskunde’) praat, is grotesk: ‘het Meest Belangrijke Onderwijs’, ‘high tech innovators’. Alsof je de nasmaak van je kauwgomballenvape wegspoelt met een blikje Golden Power.
Dat krankzinnige overdrijven bereikt zijn toppunt wanneer Karim letterlijk de straatstenen onder zijn voeten nog als wonder van het beroepsonderwijs presenteert: ‘Dit is iets wat ik vaker tegenkwam in Marokko: een ontbrekende tegel, een scheve stoep, een onverwachte hindernis. In Nederland gebeurde me dit nauwelijks. Daar is de straat bijna een kunstwerk, het resultaat van een vakmanschap dat je pas echt leert waarderen als je het mist.’ Zou het zo kunnen zijn, Karim, dat het Marokkaanse straatoppervlak een laken van tajinescherven is omdat het een minder ontwikkelde economie is, en niet omdat de klinkers in mijn straat onder begeleiding van het gezang der muzen op hun plek zijn gestampt? Ik probeer het oprecht, Karim, om sympathie te krijgen voor dat dubbeltje dat in Nederland maar al te moeilijk een kwartje wordt. Maar laten we elkaar geen mietje, en een Husqvarna accutrilplaat geen penseel noemen.
Amghar’s probleemschets staat bol van anekdotes die rechtstreeks uit films lijken te komen over leraren die een inner city school binnenlopen, hun platte pet afzetten en veertien zwarte kinderen, twee latino’s en een wigger op het goede pad brengen door achterstevoren op hun stoel te gaan zitten. Ik kom nooit op het MBO, dus dat die Amerikaanse clichés misschien wel kloppen neem ik maar voor lief. Naast zijn adviezen voor leerkrachten staan helaas politieke oplossingen die grotendeels achterlijk zijn. Het meest idiote voorstel dat hij doet is om opleidingsniveau op te nemen in artikel 1 van de Grondwet. Zullen we direct ook maar de bescherming van mensen met meer dan tien moedervlekken, Dave Schut-volgers en Mulischlezers in de constitutie opnemen?
Verder pleit hij voor voor het afschaffen van de termen lager- en hogeropgeleid, terwijl Karim wel in allerlei interviews beaamt dat hij is ondergeadviseerd en zijn schooladvies te laag was. Niet begrijpen dat ‘hoog’ en ‘laag’ in deze context totaal onproblematisch kunnen verwijzen naar moeilijkheidsgraad i.p.v naar prestige, komt niet voort uit een even onproblematische moeite met theoretisch denken, maar is gewoon kankerdom. Amghar stelt verder nog voor dat we leerkrachten op het MBO voortaan belonen met extraatjes zoals ‘gratis toegang tot culturele evenementen’. Alsof een docent van het Hout- en Meubileringscollege na een avondje ITA voor lief neemt dat hij de volgende ochtend door een high tech innovator in Parajumperjas met zijn kop onder de kolomboor wordt geduwd.
Hoewel die symboolpolitiek bloedirritant is, wil ik toch mild zijn voor Amghars poging om een wezenlijke kwestie met concrete voorstellen te beantwoorden. Maar wat onvergefelijk is, is het middels dit bij elkaar gelijmde handje hooi van een tekst uitbreiden van de vonkenregen die het intellectuele klimaat in Nederland verzengt. Dit soort letterlijk én figuurlijk goedkope boekjes maken het politieke debat in Nederland tot een zwartgeblakerde vlakte waar straks niks meer groeit behalve het banksaldo van Wijnberg cum suis. Je bent vast een slimme jongen, Karim, maar met een dom boek overtuig je slimme mensen er niet van dat domme mensen slimmer zijn dan slimme mensen denken, maar dat begrijp jij toch niet.
IS
Dat begrijp jij toch niet, Karim Amghar.
De Correspondent, €15.00