IS
Toen ik naar mijn werk fietste door de Zuid-Hollandse weilanden, zag ik tot mijn genot een haas over het fietspad rennen. Mijn vreugde was van korte duur, omdat ik zag hoe het arme beest in bruin-rode stroken uiteengereten werd, nadat het voor de lichtstraal uit mijn koplamp probeerde te vluchten en zodoende noodlottig de dorstrommel van een verderop aanwezige landbouwmachine inhupste. Omdat mijn huisarts, Dr. Noodles, altijd zegt dat lachen het beste medicijn is, besloot ik deze traumatische gebeurtenis te verwerken door het nieuwe boek van Abel van Gijlswijk te kopen.
Nadat Scheltema, Athenaeum en drie Leidse boekwinkels me hadden moeten teleurstellen, slaagde ik bij de Relay op Amsterdam Centraal; een winkel waar je naast occulte geschriften ook taartvorkjes in de vorm van wietbladeren en koffiekopjes met daarop ‘Hot mama’ kunt kopen. Voor iemand die anderen beschuldigt van het hebben van een ‘Ako-ideologie’ een markante distributiestrategie.
Zelfs als je de goede winkel te pakken hebt, is het boek moeilijk te vinden. De witte kaft met witte reliëfletters geeft het de allure van een door een spook volgespoten condoom of een zichzelf afwerpende slangenhuid. Tussen titel en auteursnaam bevindt zich een glimmend plakkertje, dat de zingende pygmeeën aan de lopende band van drukkerij Wilco scheef op mijn editie hebben aangebracht. Een zilveren ring aan de hand van een albino-aap.
De darmen, bloedvaten en pezen van die aap bestaan uit drie delen met respectievelijk witte, grijze en zwarte pagina’s. Interessant genoeg is elk deel korter dan het vorige. Misschien ontgaat me hier de esoterische symboliek, maar het lijkt erop dat de monocle-en-hoge-hoed-dragende industriëlen van Das Mag, Abels nationalisering van de drukinkt een halt toe hebben willen roepen. Ik begrijp ze volledig, zij zagen hun winstmarge natuurlijk al verdampen door zinnen als ‘chaos is de enige legitieme ordening’, zelfs al zouden ze die afdrukken op hergebruikt bakpapier. Leuk geprobeerd, Abel, maar de klanten van mijn taxidermiebedrijf waren niet blij toen ik hun Golden Retriever teruggaf met zijn kloten in zijn oogkassen en de poten aan de rug genaaid. Zij hadden toch een ander idee van een legitieme ordening van Rakkers lichaamsdelen.
Een contra-indicatie voor de stelling dat chaos nastrevenswaardig is, wordt, behalve bij een beest, ook geboden bij het opzetten van een zin. Dat krijg je Mark Fisher/Ad Visser helaas niet uitgelegd: ‘Net als mijn slapeloze nachten, loopt ook het sterven en herrijzen van mijn waarheid in een kring waar ik mijn klok op gelijk zou kunnen zetten’.
Een interessante passage, diep in het zwarte woud van deel drie, beschrijft hoe Abel zijn vader (wiskundige van beroep) tot wanhoop drijft met vragen als: ‘waarom zijn er oneindig veel getallen en maar tien cijfers?’ Van Gijlswijk senior, zijn zaad vervloekend omdat de wandelende sativastronk die eruit ontsproten is te dom is om te snappen wat een decimaal talstelsel is, maakt zich er vanaf door Gödel, Escher, Bach voor Abels neus neer te smijten. Een vorm van kindermishandeling waar een Noord-Nederlands pleegkind nog heimwee naar Rakkers kaken (inmiddels zijn sleutelbeenderen) van krijgt.
Toch heb ik geen medelijden met Abel. Toen ik zelf als puber Hofstadters schizofrene tirade kocht, besloot ik na tien bladzijden dat het tijd was om /lit/ niet meer te bezoeken en in de wondere wereld van de vagina te duiken. Abel, daarentegen, draaide nog een joint op de kaft van G.E.B. en Zeitgeist nog een keertje af op Youtube. Wie de ijspriem past, trekt hem door zijn frontale cortex en wordt daarna punkartiest en rapper. Eigen schuld dikke bult.
Zo’n jeugd leidt vervolgens tot passages als de volgende: ‘Ik verveel me vaak maar doe nooit echt niks. Ik wil alsmaar dingen maar eigenlijk heb ik niks nodig, want ik heb alles al, en uiteindelijk is niets toch ooit echt van mij. Ik zit stampvol meningen maar als puntje bij paaltje komt, blijkt vaak niets me heilig. En van alles wat ik vind, kan ik me het exact tegenovergestelde vaak ook ergens wel voorstellen.’ Een veertienjarige met een hanenkam en een klantenkaart van The Bulldog ziet hierin een fantastisch post-ironisch yin en yang: een goudeerlijke omarming van de ouroboros die het leven is. Ikzelf zie vooral een prachtige eerste alinea voor de ontslagbrief van een zekere acquirerend redacteur van Das Mag.
Behalve over waarom IQ-testen eigenlijk schedelmetingen zijn en de ‘energetische knopen’ in de buik van Slavoj Žižek, schrijft Abel ook over zijn thuisbasis: Amsterdam-Noord: ‘Op de plek waar ooit de galgen stonden, staat nu het laboratorium van Shell, waar je gerust je eigen betekenis op mag plakken.’ Het is nog veel erger, Abel. Bovenaan de piramide dansen er geen mannen in pijen rond een alziend oog terwijl er aardolie en adrenochrome door hun aderen stroomt. Bovenop de piramide redden drie mannen en twee meelopers elke twee weken de literatuur van mongolen zoals jij. Het complot gaat altijd dieper en blijkt altijd gruwelijker dan je dacht.
IS
Chaotisch denken voor gevorderden, Abel van Gijlswijk.
Das Mag, €22,99
Ik ben een provinciaal tegen wil en dank: bij mijn geboorteplaats Zwolle voel ik geen greintje chauvinisme. Als Zwolle een product was, was het Knorr Aromat. Als het een element was, was het broom en als het een dier was, zou het een steekvlieg zijn. Zwolle als supermarkt: de Plus. Zwolle als geometrische vorm: een ruit. Het is een Superdry-hoodie waarbij de uiteinden van het capuchonkoord zijn gaan rafelen omdat erop gesabbeld is. Het is aardappelsalade op een aluminium schaal die net overtuigend genoeg de belofte in zich draagt om slechts naar zout en vet te smaken, dat je er na enige twijfel toch een grote klodder van op je bord plempt tijdens een verregende barbecue. Als je Zwolle bij de bouwmarkt kon kopen was het een voegenkrabber van gegalvaniseerd staal. Het is een paar cognacbruine brogues met een blauw accent op de zool, het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie en de salade op het menu van een pizzeria. Misschien zelfs de gepekelde peper die je daar altijd uit moet vissen.
De enige tijd dat ik met weemoed terugdenk aan mijn jeugd op de terp aan de IJssel is nu, eind oktober. Terwijl ik mijn Leidse studentenkamer opstook met canvassen van Herman Brood en me zelfs nog door mijn stijf op elkaar geklemde tanden door hoor fluisteren dat het ‘goed is voor het Nederlandse voetbal’ dat de Eagles van Aston Villa winnen, lukt het me rond deze tijd van het jaar nooit om mijn afkomst verder te verloochenen. Deze periode broeit er zelfs een onstilbaar verlangen in mij op om als een Stachanovist te gaan werken aan een totale Sallandse culturele overwinning. Dat heeft alles met Halloween te maken.
Door het betere lik- en rimwerk van Mark Rutte vuren de Verenigde Staten vooralsnog geen bunker-busters op ons af, maar bombarderen ze alles ten westen van Utrecht met in karamel gedoopte appels op stokken en spinnenwebben van wol. Zoals dat gaat met Amerikaans imperialisme maken de kosmopolieten in de Randstad een zwaaiende beweging langs hun wang terwijl ze deze droge dildo in hun bek krijgen geramd. Sinds ik in het Westen woon weet ik onvrijwillig dat Jason Voorhees geen ijzerhandelaar uit Raalte is, maar iemand die een masker draagt dat refereert aan de enige op ijs gespeelde sport die we nou juist niet kennen in ons mooie land. Als u opmerkt dat ik me hier vergis en Michael Myers bedoel, bwijst dat des te meer hoe ver de besneden pik van Uncle Sam al in uw slokdarm zit. Ik word geacht het maar normaal te vinden dat mensen gezichten in pompoenen kerven en men smeekt mij ‘het fatsoen op te brengen’ om geen scheermesjes in de Bounty’s te steken die ik meegeef aan kinderen die het gore lef hebben om ‘trick or treat!’ te roepen wanneer ze bij me aanbellen, in plaats van een liedje te zingen.
Een belangrijk argument tegen dit oorspronkelijk uit Ierland afkomstige feest (een land vol mensen die een hekel hebben aan de zon, elkaar, en het hebben van een lever zonder cirrose), is dat het kinderachtige kiekeboe-gedoe van Halloween alleen tot de verbeelding van debielen spreekt. Horror is een genre voor mensen van wie de hersenpan eruit ziet als een lege zevenbaansweg waar tuimelkruid overheen waait. Halloween is net als Tucker Carlson en Oxazepam een batterij die aan de wegrottende synapsen van de funko-pop-verzamelaar met het gewicht van een Ford F-150 wordt geklemd. Volgens mij schrik ik? Mooi, dan leef ik waarschijnlijk nog. Tevreden neem ik nog een hap van mijn zwartgeverfde hamburger met pumpkin spice, bel de politie omdat mijn negroïde buurman geluid maakt en krab aan mijn scrotum met de bump stock van mijn AR-15.
Waarom pikt de Hollandse jeugd deze vernedering terwijl we al een prachtig lampionnen-en-twixenfeest hebben? Alleen een compromisloze herwaardering van Sint Maarten kan nog tegenwicht bieden. Wat mij betreft zendt de NPO de weken voor 11 November een journaal uit waarin te zien is hoe de goedheiligman uit Tours allerhande heidens altaar in de hens zet. Ach, comprimisloos, ik ben zelfs nog bereid om een handreiking te doen naar de horrorliefhebbers door een zwartgeschminkte Erik van Muiswinkel te laten figureren als een door Martinus uitgedreven duivel. Alles om de ontheiliging van Allerheiligen te stoppen.
Ik probeer hoopvol te zijn, maar dat lukt slecht omdat ik begrijp dat ik een achterhoedegevecht lever. Als het aan de groeiende groep Halloween-herauten ligt, staan onze dochters de hele herfst punch met promethazine te drinken uit red solo cups, slechts gehuld in een verpleegstersmuts en een witte BH met op elke tepel een rood kruis. Niet als ik er wat over te zeggen heb, ik blijf strijden. Ik stem BBB, want in Nederland hebben koeien staarten en meisjes rokjes aan, zoals het hoort.
IS
Kent u die anekdote van Wittgenstein, waarin een man zo vol ongeloof is over wat er in de krant staat dat hij teruggaat naar de krantenwinkel om een tweede exemplaar te kopen? Iets vergelijkbaars overkwam me toen ik Professor Soortkills Smibologie vol. 2 operation manual in handen kreeg. Ik was ervan overtuigd dat de drukker een fout had gemaakt, want de rug van het boek zat aan de rechterkant. Ik besloot naar de winkel terug te gaan. De mevrouw van de boekhandel keek meewarig naar mijn niet-urbane verschijning die een onbekendheid met de Smibanese codes verraadde en lachte me uit: ‘Heeft u dan niet op de kaft gekeken?’. Daar stond het, inderdaad: ‘Voor alle duidelijkheid, dit is de ACHTERKANT van het boek, niet de voorkant. Dit boek lees je ACHTERSTEVOREN. Wij van de Smibanese University gaan namelijk tegen de stroming in, dus lees je dit boek ook tegen de stroming in.’ Beduusd ging ik huiswaarts.
Ik kende de hooggeleerde heer Soortkill voornamelijk als lexicograaf; dat hij een academische aanstelling had gekregen was aan me voorbij gegaan. Na wat onderzoek groeide mijn begrip. Aan de Smibanese University studeer je cum laude af wanneer je gemiddeld lager dan een vier haalt. Er spuiten koffiegeisers uit de urinoirs omhoog en uit de automaten druppelt urine. Op de leerstoel van professor Soortkill kun je met vier man zitten omdat de poten aan de bovenkant zitten en hij wordt gefinancierd door Hamas. Je bachelor doe je er na je master. In de Smibanese universiteitsbibliotheek wordt trapmuziek gedraaid en staan petrischaaltjes klaar om in klaar te komen die je, indien gevuld, kunt inruilen voor ECT’s. Deze info vond ik op com.smibaneseuniversity.www. Je scriptiebegeleider begeleidt je er naar de coffeeshop. Als je als student tegen deze gekke gang van zaken wilt protesteren, word je geacht een bordeel te bezetten.
Mijn interesse in de smibologie was inmiddels gewekt. Om een tweede blamage zoals die bij de achterflap te voorkomen, las ik de inleiding aandachtig. Daarvan is de laatste zin: ‘Lees het zolang ’t je interesseert, en zo niet, lees het niet’. Omdat mijn interesse na deze woorden alweer weg was, heb ik dat advies ter harte genomen. Gelukkig hoef je deze handleiding niet te lezen om te snappen dat het het meest achterlijke boek is dat het de afgelopen decennia tot in de schappen heeft geschopt. Tussen de halve gedachten en tenenkrommende platitudes kun je Soortkills inspiratiebronnen al scannend wel opvangen: Napoleon Hill, Paolo Coelho en Stephen King. En dat zijn dan nog de namen die hij expliciet noemt: tussen de regels lees je invloeden van de High Times, stoepkrijtwerk van Lies (4) en crackie Liemarvin van de Hakfortflat.
Van deze keur aan invloeden perst hij één groot platgeslagen Maggi-blok. Professor Soortkill heeft zo’n ziekelijke behoefte aan cliché’s dat hij nog met een op straat gevonden frietvorkje zijn huid zou openwrikken om ze in zijn bloedsomloop te brengen. Hij ademt ze in, slikt ze door en poept ze als ongrammaticale brokken weer uit: ‘Het sneeuwbaleffect wat [sic] hieruit ontstaat gaat de uiteindelijk [sic] schaal worden waarop jouw impact zich zal manifesteren’. Zulke ongein schreeuwt je letterlijk op elke pagina tegemoet, waardoor je de impact van een zware schaal op Soortkills achterhoofd wil manifesteren.
Toch maar weer terug naar de achterflap, dan maar: ‘Dit is een boek dat gaat over het bewandelen van je levenspad met een overtuiging waar menig mens u tegen zegt.’ Degene die Professor Soortkill op het levenspad van schrijver heeft gebracht, is een racist waar menig mens imperial wizard tegen zegt. Soortkill is een viervoudig geamputeerde die over de tartanpiste van Papendal wordt gerold. Achter zijn romp-met-hoofd hollen de witte puntmutsen met daaronder de glunderende koppen van de hoofdredacties van NRC en de Groene. Ondertussen staat Femke Bol aan de zijkant haar eigen kiezen tot gruis te kauwen terwijl deze letterlijke bol over een horde getild wordt, maar ze mag niks zeggen want dan zou zíj́ de racist zijn.
Smibologie vol. 2 operation manual is, dat zeg ik zonder enige overdrijving, het allerslechtste boek dat ik ooit niet las. Kent u die anekdote over Wittgenstein, waarin hij Karl Popper met een hete pook bedreigt? Afijn, u snapt waar ik heen wil, maar omdat ook ik niet voor racist wil worden uitgemaakt kan ik hier verder niet over spreken en moet ik zodoende zwijgen. Over de hotbox en whip die de professor verdient houd ik ook maar mijn mond, en dan heb ik het niet over jonko klappen en een waggie, nek je die?
IS
Smibologie vol 2. operation manual, Prof. Soortkill.
Pluim, €22,99
Bij het veranderen van de titel ‘Denker des Vaderlands’ in ‘Denker der Nederlanden’ is precies het verkeerde gedeelte aangepast. Verder wil ik niet aan de slaapverwekkende discussie over deze wijziging bijdragen. Toch moet ik er hier kort aan refereren, omdat de nieuwe naam een onderbelicht onheil met zich meebrengt: hij smokkelt de Belgen naar binnen.
Daardoor hebben we nu een Jan-van-Eyckfiguur met het syndroom van Crouazon als thinker laureate: David van Reybrouck. Ik ken Van Reybrouck vooral uit de boekenkasten van niet genoeg gepeste debatclubtypes en van de bewering dat mindfullness wel eens dé oplossing voor moslimterrorisme zou kunnen zijn. Kortom: een uitstekende keuze als uithangbord voor de filosofie in een land dat Plato slechts kent van de gevel van de vinylwinkel.
Toen Van Reybrouck hoorde dat de eer van Denker der Nederlanden hem ten deel was gevallen reed hij naar huis in zijn nieuwe auto (met eindelijk weer een volle tank en mes in het handschoenenkastje om de bochten af te snijden), schraapte hij de tipp-ex van zijn computerscherm en begon hij op zijn AZERTY-toetsenbord te rammen. Een halfuur en elf Brugse Zot later was daar De Wereld en de Aarde, een essay waarin hij de gehele geopolitiek uitlegt en oplost.
Dat gaat ongeveer als volgt. Vroeger waren er geen natiestaten, maar toen wel, en dat was goed, of toch niet. Nu is er een klimaatcrisis. Met het oplossen daarvan wil het nog niet echt schorten, want de VN is tandeloos (goed om daar op je drieënvijftigste al achter te komen). Diplomatie moet radicaal veranderen, de aarde moet centraal staan in plaats van de wereld. Wij verachtelijke westerse humanisten snappen dat niet, Chinezen wel. Die hebben immers het concept van tianxi (‘alles onder de hemel’) geïnternaliseerd. Als ik denk aan het belang van de
planeet, denk ik inderdaad direct aan een bruinkoolmijn in Binnen-Mongolië.
Waar droomt Van Reybrouck dan precies van? Hoe geven we die raison de terre vorm? Ecostalinisme met executies van de C-suite van ExxonMobil? Een anarcho-primitivistische opstand waarbij we de ingewanden van Sam Altman op alfabetische volgorde leggen? Geen van dit alles. Hij wil burgerberaden, klimaattafels. Habermasiaans gelul van een man die al net zo veel moeite heeft om zijn bril recht op zijn knar te houden. David van Reybrouck wil nóg meer tafels om aan te praten, het liefst tafels waar hij zelf zijn meanderende kankerzinnen overheen kan laten stromen. Dat hij op zinsniveau zo uit de bocht vliegt (‘Informele tweegesprekken tussen pruik dragende aristocraten die in roccoco-salons van hun koffie nipten, volstonden niet meer.’) lijkt een manier om de aandacht af te wenden van hoe formularisch zijn boekje is. Elke drie bladzijden vormen dezelfde kleurplaat: introductie middels anekdote, dan een paar feitjes en altijd afsluiten met een trikolon van min of meer retorische vragen. Filosofie van de weerzinwekkendste soort.
Als tegenprestatie voor die twee jaar lang gratis publiciteit wordt er als denker der Nederlanden gelukkig meer van je verwacht dan alleen een boekje: je moet ook een dom neologisme bedenken. Voor Hans Achterhuis was dit ‘tegendenken’, voor Marli Huijer ‘tussendenken’ en nu komt Van Reybrouck met ‘verdenken’ op de proppen. Hij legt uit: ‘In het Nederlands hebben we de woorden verspringen en vérspringen, maar merkwaardig genoeg enkel verdenken en niet “vérdenken” –terwijl we dat laatste juist zo nodig hebben.’ Juist ja. Op eenzelfde manier zou ik David van Reybrouck graag vérkrachten, maar daar is mijn piemel niet lang genoeg voor.
IS
De Wereld en de Aarde, David van Reybrouck
De Bezige Bij, €16,99
Ga voor de spiegel staan en zeg drie keer achter elkaar het woord ‘vonkjes’. Voelt u bij iedere uitspraak van die lettercombinatie NKJ uw koontjes, het vetweefsel op uw jukbeenderen, tintelen en opzwellen? Dan begrijpt u waarom Rob Wijnberg er uitziet als een berggoffer. De Hollandse huismuis die je voorraadkast terroriseert, kun je met een doorsnee hardcover wel naar de eeuwige jachtvelden verjagen. Zo’n schoolschriftje dat wordt uitgegeven door de Correspondent, daarentegen, is tegen die taak niet opgewassen. Een groot uitgevallen wangzakmuis als Wijnberg, daarvoor heb je al helemaal iets zwaarders nodig. Misschien als je de gehele vonkjesreeks op zo’n knaagdierschedel laat kletteren, lukt het nét om je pak vruchtenhagel in veiligheid te brengen. Die serie telt sinds kort immers acht delen.
De nieuwste opwindbare cymbaalaap in de vonkjesfanfare is Karim Amghar. Deze Pluk-van-de-pamflettenflat wil ons een belangrijke les leren: we moeten niet meer zo gemeen doen tegen MBO’ers. Met zijn beangstigend ronde Fiep Westerndorp-hoofd rolt hij de barricade op om te betogen dat mensen die in miniscule kraanwagentjes rondrijden net zo veel respect verdienen als de Aagjes van deze wereld. Dat doet hij op z’n Correspondents: veel verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek, veel ‘ik’ en heel, héél veel leegte. Intellectuele leegte, maar ook zeeën van wit papier. Als je de nog geen honderdvijftig pagina’s van Amghars boek ontdoet van alle overbodige tussenkopjes en pagina’s met hoofdstuktitels, begin je de overlevingskansen van eerdergenoemde muis annex hoofdredacteur toch weer een stuk groter te schatten.
Als je de moeite neemt om te kijken wat er dan wél in Maar dat begrijp jij toch niet staat, begin je zelf te verlangen om verdelgd te worden. In de eerste plaats omdat Karim een schrijfstijl hanteert die zo afstompend, zo banaal, zo onbegeesterend is dat de lezer zich een mbo’er – pardon, niet serieus genomen voelt. Dat begint al in de eerste regels. ‘Ik ben een fervent hardloper. Overal waar ik kom, moet ik rennen. Als ik op mijn oranje schoenen op pad ga, krijg ik een beeld van Nederland. Ik zie elektriciteitsnetten, windmolens, fietspaden, wegen. Ik zie pedagogisch medewerkers met kinderen werken in de natuur, bouwvakkers die huizen renoveren, zorgverleners die met ouderen wandelen door het bos.’ Deze intro karakteriseert Amghars voornaamstemisdaad: een Marc-groet-’s morgens-de-dingen-achtige infantiliteit die zelfs voor Correspondentbegrippen excessief is. Nog eentje: ‘Mijn ouders zijn de slimste mensen die ik ooit heb gekend. Niet op de manier waarop ze theorieën uitlegden of met kennis strooiden, maar om hoe ze ons, hun kinderen, hebben geleerd wat het betekent om mens te zijn.’ Ploem ploem, pap en mam.
Ik moest tijdens het lezen vaak denken aan Marianne Zwagerman. Die Gorgoon gromde ten minste nog in een camera dat ze zich meer Perseus voelde, in de zin dat ze mensen die laatdunkend doen over het MBO het liefst de hals door zou snijden. Daartegenover stelt Karim Amghar een zoetsappigheid die maakt dat je met terugwerkende kracht respect krijgt voor een halfslang als Zwagerman. De manier waarop hij over zijn leerlingen (Karim was docent ‘Omgangskunde’) praat, is grotesk: ‘het Meest Belangrijke Onderwijs’, ‘high tech innovators’. Alsof je de nasmaak van je kauwgomballenvape wegspoelt met een blikje Golden Power.
Dat krankzinnige overdrijven bereikt zijn toppunt wanneer Karim letterlijk de straatstenen onder zijn voeten nog als wonder van het beroepsonderwijs presenteert: ‘Dit is iets wat ik vaker tegenkwam in Marokko: een ontbrekende tegel, een scheve stoep, een onverwachte hindernis. In Nederland gebeurde me dit nauwelijks. Daar is de straat bijna een kunstwerk, het resultaat van een vakmanschap dat je pas echt leert waarderen als je het mist.’ Zou het zo kunnen zijn, Karim, dat het Marokkaanse straatoppervlak een laken van tajinescherven is omdat het een minder ontwikkelde economie is, en niet omdat de klinkers in mijn straat onder begeleiding van het gezang der muzen op hun plek zijn gestampt? Ik probeer het oprecht, Karim, om sympathie te krijgen voor dat dubbeltje dat in Nederland maar al te moeilijk een kwartje wordt. Maar laten we elkaar geen mietje, en een Husqvarna accutrilplaat geen penseel noemen.
Amghar’s probleemschets staat bol van anekdotes die rechtstreeks uit films lijken te komen over leraren die een inner city school binnenlopen, hun platte pet afzetten en veertien zwarte kinderen, twee latino’s en een wigger op het goede pad brengen door achterstevoren op hun stoel te gaan zitten. Ik kom nooit op het MBO, dus dat die Amerikaanse clichés misschien wel kloppen neem ik maar voor lief. Naast zijn adviezen voor leerkrachten staan helaas politieke oplossingen die grotendeels achterlijk zijn. Het meest idiote voorstel dat hij doet is om opleidingsniveau op te nemen in artikel 1 van de Grondwet. Zullen we direct ook maar de bescherming van mensen met meer dan tien moedervlekken, Dave Schut-volgers en Mulischlezers in de constitutie opnemen?
Verder pleit hij voor voor het afschaffen van de termen lager- en hogeropgeleid, terwijl Karim wel in allerlei interviews beaamt dat hij is ondergeadviseerd en zijn schooladvies te laag was. Niet begrijpen dat ‘hoog’ en ‘laag’ in deze context totaal onproblematisch kunnen verwijzen naar moeilijkheidsgraad i.p.v naar prestige, komt niet voort uit een even onproblematische moeite met theoretisch denken, maar is gewoon kankerdom. Amghar stelt verder nog voor dat we leerkrachten op het MBO voortaan belonen met extraatjes zoals ‘gratis toegang tot culturele evenementen’. Alsof een docent van het Hout- en Meubileringscollege na een avondje ITA voor lief neemt dat hij de volgende ochtend door een high tech innovator in Parajumperjas met zijn kop onder de kolomboor wordt geduwd.
Hoewel die symboolpolitiek bloedirritant is, wil ik toch mild zijn voor Amghars poging om een wezenlijke kwestie met concrete voorstellen te beantwoorden. Maar wat onvergefelijk is, is het middels dit bij elkaar gelijmde handje hooi van een tekst uitbreiden van de vonkenregen die het intellectuele klimaat in Nederland verzengt. Dit soort letterlijk én figuurlijk goedkope boekjes maken het politieke debat in Nederland tot een zwartgeblakerde vlakte waar straks niks meer groeit behalve het banksaldo van Wijnberg cum suis. Je bent vast een slimme jongen, Karim, maar met een dom boek overtuig je slimme mensen er niet van dat domme mensen slimmer zijn dan slimme mensen denken, maar dat begrijp jij toch niet.
IS
Dat begrijp jij toch niet, Karim Amghar.
De Correspondent, €15.00