Verschenen in PC
De bezetting ten spijt, het Bungehuis is onherroepelijk verkocht aan Aedes Real Estate, een projectontwikkelaar die het gaat verhuren aan de luxe Britse hotelketen Soho Club. Het is niet het laatste cultureel erfgoed dat onder de hamer gaat. Twee van de drie Nederlandse koepelgevangenissen, Arnhem en Haarlem (“strategisch gelegen ten opzichte van diverse uitvalswegen en het centrum”), zijn al te vinden op biedboek.nl, de verkoopsite van Rijksoverheid, en als het tijdelijke asielzoekerscentrum in De Koepel in Breda wordt opgedoekt, zullen ze ook daar weer naar een nieuwe invulling op zoek moeten. Het lijkt me sterk dat de gedetineerden een bezetting zullen organiseren om te voorkomen dat er nog meer rijksmonumenten in handen van het grootkapitaal vallen (tenzij Rudolf Valkhoff binnenkort geïnterneerd wordt natuurlijk), dus heb ik zelf een bestemming bedacht voor deze historische bouwwerken: zodra de crowdfunding rond is open ik er drie dependances van het Amsterdam University College.
Waarom investeren in dit plan? Het Liberal Arts and Sciences-onderwijs vormt nu eenmaal ontegenzeggelijk een groeimarkt. De afgelopen twintig jaar openden zeker zeven zulke instellingen hun deuren, niet alleen in Amsterdam (“excellence and diversity in a global city”), maar ook in Middelburg, Rotterdam (“Erasmus University College, the E is for Excellence”), Groningen, Leiden en Utrecht (“At UCU, students and teachers are eager to excel”). Toelatingseisen, samen wonen op een campus, Engelstalig, multidisciplinair onderwijs en 2000 euro extra collegegeld betalen per jaar, dat trekt kennelijk 6VWO’ers, al is me aan raadsel waarom. Mijn middelbare school was ook behoorlijk multidisciplinair- we hadden Frans, aardrijkskunde en zelfs gymnastiek- en toch kon ik niet wachten daar vanaf te zijn. Wellicht veroorzaakt keuzestress een voorkeur voor brede opleidingen, en dan ben je op een University College aan het juiste adres: je weet bij God niet wat je wilt doen, maar wel dat je er vol voor wilt gaan, een houding die wel zo’n beetje wordt samengevat in de zoveel gebezigde term ‘excellence’.
Ik heb weleens iemand horen beschrijven hoe hij een bloedneus van de pijn kreeg toen de plaatselijke verdoving het af liet weten tijdens een onbeholpen uitgevoerde ruggenmergpunctie, en zoiets moet u zich ook voorstellen dat ik doormaak bij het horen van het woord ‘excellence’. Waarschijnlijk is het bedoeld om het droombeeld van een Amerikaanse universiteit op te roepen, zo’n neoclassicistisch Landal Greenparks gevuld met harde werkers die de beste versie van zichzelf zijn, maar wat er werkelijk achter dit soort kwijlerige consultancytaal steekt wordt snel duidelijk als we op een Nederlandse vertaling overgaan. Stel dat de decaan van het Universiteits College Utrecht (“Met de U voor Uitmuntend”) als eerste zin op de website zou zetten “Op het UCU zijn studenten en leraren gretig om uit te munten”, dan zou iedereen toch razendsnel in de gaten krijgen waar we hier mee te maken hebben: een inhoudsloze strebersmentaliteit. Wie helemaal niets van zichzelf heeft, geen nieuwsgierigheid, geen ideaal, geen passie, maar alleen de naarstige wens om beter zijn dan een ander, die verkoopt zichzelf als excellent. En verkopen doet het zeker.
Het is niet meer dan logisch dit concept te combineren met een koepelgevangenis. Selectie aan de poort krijgt nog wat meer gewicht als het plaatsvindt onder de Middeleeuws uitziende gevangenispoort van Breda of Arnhem, en ook over de campus hoeft vanzelfsprekend niet meer te worden nagedacht: de drie complexen bevatten gezamenlijk meer dan 800 gemakkelijk tot studentenkamers om te bouwen cellen. Dat het deelnemen aan het campusleven een verplicht onderdeel is van het leven als AUC-student, wordt door de hoge bakstenen muren en zware metalen deuren mooi onderstreept. De lange lijst met praktische voordelen bespaar ik u, om gelijk over te gaan tot mijn conclusie: dat een University College een koepelgevangenis is, maar dan om te studeren.
Toen de Engelse filosoof Jeremy Bentham in de achttiende eeuw de koepelgevangenis ontwierp, was het niet alleen als gevangenis bedoeld. Het panopticum, zoals hij het ronde gebouw noemde, diende simpelweg om op een efficiënte manier opzicht te houden, of het nu om zieken, scholieren of gevangen ging. Dat de ontwerpers van Amsterdamse campus zich door deze architectonische klassieker hebben laten inspireren werd me bij mijn eerste bezoek al duidelijk. Ik hielp een vriendin, die introk in het S-vormige gebouw, met het verven van een muur. Toen we klaar waren, en zij haar werkbroek uittrok, steeg er vanaf de binnenplaats een extatisch juichen en fluiten op, nog geen halve minuut later gevolgd door een jongen die aan de deur stond te bellen, “met de complimenten voor het achterwerk”. Dit is de academische cultuur op het Amsterdam University College: de peer review gaat 24/7 door.
Om de sfeer van onderlinge beoordeling en competitie verder op te voeren werkt het AUC ook nog met een zogeheten Deans’s list, ook wel “excellence list”, waarop wordt bijgehouden wiens cijfers hoog genoeg zijn voor een cum laude afstuderen, die eens in de zoveel tijd op Blackboard wordt gezet. Iedereen is excellent, tenslotte, maar sommigen zijn excellenter dan anderen. Het AUC kent de canon van haar moerstaal, Engels, en heeft haar reglement Orwell en Catch-22 indachtig opgesteld. Wie een vak niet haalt wordt op “academic probation” gezet (“academische proeftijd”), wat onder meer betekent dat “you are not permitted by the Board of Examiners to take more than four courses in one semester and you may not run or hold for elected office.”- een slimme manier om te voorkomen dat de slachtoffers van dit bizarre beleid kans zien zich ertegen te verzetten. Er is ook nog sprake van “social probation”, maar dat wordt nergens toegelicht. Iedereen weet hoe een isoleercel er vanbinnen uit ziet.
Sommigen menen dat het onethisch om nog meer University Colleges te openen, dat het meeliften is op een academisch klimaat dat in een gestoorde rat race is veranderd, dat het sneu is voor de monddood gemaakte, zich doodwerkende student. Daarop antwoord ik dan: ik doe gewoon wat de markt wil. En dat die studenten in gestoorde lemmingen veranderen, dat ligt niet aan mij, dat ligt aan het publiek. Je moet tenslotte al behoorlijk cray cray om je überhaupt op te laten sluiten.
Storten kan op NL50INGB0002903882.
DM
Het aanhoudende lenteweer had in mij die mysterieuze daadkracht opgeroepen, die zelfs de grootste sloddervossen ertoe brengt om het huis aan kant te maken. Ik had mijn zinnen op de keuken gezet, wiens uitpuilende werkbladen ik met onvermoede kracht attaqueerde, waardoor ik nu niet alleen paradijselijk veel werkruimte heb, maar ook bijzonder volle keukenkastjes. Ik was net doende een stofdoek uit te kloppen, toen de bel ging.
In het halletje nam ik de brommende telefoon van de haak, en vroeg, met welke bezoeker ik het genoegen had. Ik ontwaarde uit de gebruikelijke ruis alleen een muisachtig jammeren, alsof een van de hortensia’s bij de voordeur tot leven was gekomen en door een voorbijganger onnodig geschoffeerd. Ik besloot barmhartig te zijn, en de plant met een ferme druk op de knop toegang tot het pand te verschaffen.
In het trappenhuis hoorde ik het sloffen van kleine voetjes, afgewisseld met datzelfde deftige gejeremieer en af en toe een flink ophalen van de neus. Met groeiende spanning hield ik het trapgat in de gaten, net als de kat die naast me op de drempel was verschenen. Na enige tijd kwamen de slofjes dichterbij, en toen ontwaarde ik eerst een in een elegant handschoentje gestoken handje op de trapleuning, en snel daarna een compacte bos grijs haar. Pas toen daar een frêle, maar onberispelijk geklede gestalte achteraan kwam, zag ik wie ik op visite had: een ontroostbare Louise Gunning.
Op de overloop versnelde haar pas, en bij de deur gekomen vloog ze op een bedeesd drafje tegen me aan. Ik sloeg mijn armen maar om haar heen. Ik voelde de schouder van mijn werkshirt nat worden van haar tranen. “Kom binnen,” zei ik. “Ik heb de keuken opgeruimd. Uren bezig geweest. Wil je koffie?” Als er een geëmotioneerde dierbare mijn huis binnen komt, voel ik me altijd wat onthand. Je staat immers voor een lastig dilemma: gaan we op de bank zitten en uitgebreid over de onderhavige situatie praten, of ben ik ingeschakeld als comic relief en moet ik het juist over andere dingen hebben? Ik wilde net mijn nieuw verworven ets uit de kast pakken, ik weet dat Louise van kunst houdt, toen haar zachte snikken overging in een gierende uithaal.
“Ik meende het niet Daan, wat ik allemaal zei.” Ik vroeg wat ze precies bedoelde. “Op het lustrum. Wat ik allemaal zei over PC. Dat jullie achterhaald zijn, vergane glorie. Het was bedoeld als een grapje. Ik wilde jullie toespreken op de toon die jullie zelf voor anderen gebruiken. Het was een stijlfiguur! Hans zei ook dat het een goed idee was.” Zacht over haar schokschouderende rug aaiend legde ik uit dat wij dat er allemaal heus uit hadden gehaald, dat stijlfiguren een PC-redacteur niet vreemd zijn. Niet zelden, vertelde ik, zijn hele stukken in het blad volkomen fictief, maar brengen ze een onderliggende, verzwegen boodschap over. “Ja dat dacht ik dus ook,” bracht ze hortend uit, “maar ik weet gewoon niet meer of de dingen die ik zeg wel overkomen zoals ze bedoeld zijn. Ik heb het gevoel dat alles wat ik zeg, verkeerd wordt uitgelegd, en dat elke poging die ik doe om dat op te lossen mijn situatie alleen nog maar penibeler maakt.” Ik knikte begrijpend. “Nu las ik in de krant dat zelfs mijn regenjas niet deugt. Wat is er verdomme verkeerd aan een regenjas?” Na de krachtterm sloeg Louise haar hand voor haar mond. “Foei Louise!” riep ze uit. “Hou het debat beschaafd.” Ik lachte, en zei dat ze alles mocht zeggen in mijn huis. “Kankerkrakers!” zei ik droog. Voor het eerst blonk er iets in haar ogen, en maakte haar droevige grimas plaats voor een flauw lachje. “Ik wist dat het een goed idee was om hierheen te komen.” “Je weet dat je altijd bij mij terecht kan,” antwoordde ik.
“Ik ben ook helemaal geen autoritair despoot. Ik ben steeds bereid geweest het gesprek aan te gaan. De Volkskrant schreef in een stuk dat ik een maand geleden nog had gezegd met de studenten en docenten in gesprek te willen, en vervolgens toch de ME op ze af heb gestuurd. Maar zo is het niet gegaan! In die maand heb ik bijna elke dag vruchteloze gesprekken gevoerd met wispelturige bedilals uit het Maagdenhuis, die dan weer dit en dan weer dat wilden. En over elke handreiking die ik deed werd door hen uitvoerig in de media gemekkerd op een manier die inderdaad doet lijken alsof ik een soort dictatoriale tang ben.” Luid huilend zeeg ze weer ineen. “En nu, nu ben ik afgetreden, en nu zal je zien dat het nog steeds niet goed is. Ik zei dat ze naar Den Haag moesten, omdat ze alleen maar problemen aankaarten die landelijk of zelfs mondiaal zijn, niet alleen die van de UvA. Was niet goed. Het lijkt wel alsof er voor deze studenten buiten de UvA geen wereld bestaat. Als ik zeg dat er geen inhoudelijke tegenargumenten worden gegeven voor de fusie met de HvA dan redeneer ik teveel als een wetenschapper. Maar ik moet weg omdat ik teveel een manager ben. Wat is het nou? Ik snap niets meer van deze wereld.”
“Louise, ik snap het ook allemaal niet meer,” zei ik sussend. “Wat ik wel snap is dat jij en ik wel een borrel kunnen gebruiken.” Uit mijn geheel opnieuw gecategoriseerde koelkast haalde ik een flesje wit. Ik schonk twee iets te grote glazen in. Louise grinnikte. “Laat ik dan maar leven als een manager ook,” zei ze al vrolijker. We proostten. “Ik ga lekker achterover leunen en kijken hoe het hen vergaat. Dan zullen ze nog wel eens zien wie er hier niet kan besturen.”
Joost de Vries is een van de weinige jonge Nederlandse auteurs die goede romans schrijven. Zijn tweede, De republiek, verscheen vorige week. Een topboek, maar er is iets verschrikkelijks mee aan de hand. Continue reading
In tijden dat er geen verkiezingen zijn heb je het als opiniepeiler slecht voor elkaar. Je kunt wel stug doorpeilen en elke week een uitslag geven van de politieke voorkeur van Nederland, maar als een kabinet stevig op zijn plaats zit zitten hier minder mensen op te wachten dan dat er mensen uitkijken naar de herinvoering van de slavernij, waar ik persoonlijk bijvoorbeeld best blij mee zou zijn omdat ik dan een slaaf zou kopen en nooit meer zelf mijn gordijnen zou hoeven sluiten. Als je, zoals Maurice de Hond, echt een passie hebt voor peilen, kun je ook nog allerlei andere onzinnige vragen stellen aan je opiniepanel. Zoals hoe vaak je in het Rijksmuseum geweest bent voordat het sloot voor de grote verbouwing en dit dan in een tabel afzetten tegen de politieke voorkeur van het gepeilde panellid, maar een 40-urige werkweek krijg je er niet mee vol.
Het moet met dit overschot aan tijd en een ruime ervaring op het gebied van zinloze zaken in het achterhoofd geweest zijn dat De Hond de initiatiefnemer van o4nt werd. O4nt (onderwijs voor een nieuwe tijd) is een nieuw concept voor het basisonderwijs waarbij de Ipad centraal staat. De ‘Steve JobsScholen’, zoals de scholen die met dit nieuwe systeem gaan werken heten, gaan uit van vier principes. Ten eerste wordt elk talent erkend. Dus niet alleen de klassieke talenten zoals sport, taalvaardigheid of rekenen, maar élk talent. Dus ook een natuurtalent voor Angry Birds wordt erkend en gestimuleerd. Daarnaast bestaat een Steve JobsSchool niet alleen uit het gebouw waarin de school zich bevindt, maar voor een belangrijk deel ook uit het internet, waar een digitale leeromgeving ervoor zorgt dat kinderen niet meer aan plaats en tijd gebonden zijn voor hun leerproces. Zo kunnen de kindertjes van rijke ouders lessen volgen vanuit het zwembad van hun zomerhuis in Frankrijk en de minder welgestelde kinderen kunnen tussen het naaien van goedkope truien in een Chinese fabriek door ook bijblijven, want Vodafone sponsort de iPads van de armen. In deze digitale leeromgeving worden het kind de belangrijkste vaardigheden van de 21e eeuw bijgebracht zoals ‘innovativiteit’, kritisch denken, motorische vaardigheden en leiderschap. Om de kinderen hierbij te helpen zal het leren plaatsvinden in een community van de school, ouders, bedrijven en instellingen. Gratis iPads in ruil voor de onafhankelijkheid van de school.
Tot zover de theorie van o4nt. Daar valt direct bij op dat de school één ding niet belangrijk vindt voor kinderen en dat is spelling. Als je de vier uit o4nt namelijk uitspreekt zodat je onderwijs vóór een nieuwe tijd krijgt, gebruik je namelijk de Engelse uitspraak van het getal vier: four. Als je dit consequent door zou voeren, moet je bij het uitschrijven van de afkorting (die trouwens als o.4.n.t. geschreven zou moeten worden) ook het Engelse woord voor vier gebruiken. Dan krijg je dus ‘onderwijs four een nieuwe tijd’, wat nu niet bepaald een schoolvoorbeeld is van correct Nederlands.
Op de bijna sacrale positie voor de iPad op de Steve JobsScholen na, zijn de vernieuwingen die ze willen invoeren een allegaartje van bestaande alternatieve scholen. Verder kijken dan alleen wat er in de boeken staat riekt naar Rudolf Steiner, zelfstandig een planning maken is een snufje Montessori en niet meer een vast klaslokaal en een vaste leraar maar gewoon lekker de hele dag op de wc zitten als je daar zin in hebt is overgewaaid van Iederwijs, een school waar je zo vrij was in je doen en laten dat deze nu niet eens meer bestaat. Het verschil echter met de andere alternatieven voor algemeen basisonderwijs is dat deze uit uitgewerkte concepten bestaan die voortkomen uit een idee over hoe en welke kennis je aan kinderen overbrengt. Bij de o4nt-scholen lijkt het nadenken opgehouden te zijn bij de iPad, waardoor denken ook helemaal niet meer nodig was, er was immers al een iPad.
Volgens onderzoek van De Hond is een derde van alle ouders van kinderen in de leeftijdscategorie van drie tot twaalf die een iPad in huis hebben in principe geïnteresseerd in het onderwijs zoals o4nt dat biedt. Een ander onderzoek toont aan dat in deze gezinnen de kinderen, omdat ze opgroeien met iPads en andere aanraakschermcomputers, op een veel natuurlijkere manier omgaan met deze computers en hier veel beter mee overweg kunnen dan de ouders. Algemeen bekend is verder dat kinderen, of ze nu ouders hebben of niet, voornamelijk geïnteresseerd zijn in spelen, snoep eten en televisiekijken. Als je deze dingen vervolgens bij elkaar optelt kun je niet anders dan concluderen dat kinderen, die veel beter met iPads om kunnen gaan dan hun ouders, een iPad geven om op te leren, ongeveer de slechtst mogelijke manier is om kinderen iets te laten leren, omdat ze die dingen alleen maar zullen gebruiken om spelletjes op te spelen, tv te kijken en bergen online besteld snoep thuis te laten bezorgen. Als ze zich hier alleen buiten schooltijd mee bezig zouden houden, is het nog tot daar aan toe, maar o4nt biedt ze de mogelijkheid om dit op elk moment van de dag van waar ze maar willen te doen.
Het is echter niet verwonderlijk dat De Hond dit zelf niet heeft bedacht, toen hij het initiatief nam voor 04nt. Noch kun je het hem kwalijk nemen. redenaties laten zich namelijk verdomd lastig peilen.
Geschoolde lezertjes kunnen het zich waarschijnlijk slecht voorstellen, maar er zijn mensen die nog nooit met een fatsoenlijke Latijnse tekst in aanraking zijn gekomen. Zij denken dat het Latijn (INDERDAAD, ZONDER ‘S’ OP HET EIND) zich beperkt tot kreten als ‘virus’, ‘basis’, en ‘trauma’. Dit is armoede in de puurste vorm, en de toekomst ziet er dan ook weinig rooskleurig uit. Wie leest er bijvoorbeeld nog een lijvig leerdicht?
Continue reading