Polemiek

Peinzend keek Joris Destree naar de massieve Kerstbiefstuk op zijn bord. Rare jaren waren het geweest. Het begon met die dokter die zei dat het uitgezaaid was, zijn kanker, maar dat er gelukkig heel goede chemotherapie was voor zijn tumor. Hij was even perplex geweest, maar had haar toen toegebeten: “Chemo komt er bij mij niet in. Dat is ontwikkeld met dierproeven en daar ben ik principieel op tegen.” Ze had nogal laconiek gereageerd, en hem het adres van een goede gebedsgenezer gegeven, de enige in haar branche die het zonder dierproeven kon stellen.

In de maanden daarna ging het toch knellen. Uitgezaaide kanker is geen pretje en met zo’n veganistisch dieet val je dan ook snel af. Uiteindelijk was hij toch maar teruggegaan naar het ziekenhuis met dat enorme proefdiergebouw er naast. De dokter was heel aardig geweest en wonder boven wonder reageerde de kanker nog heel goed op de chemo. Wel had ie zijn veganistische dieet op moeten geven. “Dat combineert niet met chemo”, had ze gezegd.

Drie jaar was het goed gegaan. Hij was een geluksvogel hadden ze gezegd in het kankerinstituut. Een volledige remissie en weinig bijwerkingen, maar ja die remissies duren niet eeuwig, dus nu de kanker terugkwam moest er iets nieuws worden bedacht. Ze gingen een stukje van zijn tumor in een muis implanteren en dan kijken of de experimentele middelen die ze nog op de plank hadden iets tegen die tumor deden. Ja, die muis was wel genetisch gemanipuleerd (gemodificeerd, zei de dokter zuinigjes), want het immuunsysteem van die muis was grotendeels uitgeschakeld; anders wordt uw kanker afgestoten.

Daar had Joris het wel even moeilijk mee gehad. Konden ze niet een stuk van de tumor in de reageerbuis testen? Daar las je toch aldoor over in de kranten, alternatieven voor dierproeven? De dokter had het weggewuifd: “Dat werkt nog voor geen meter; meer politieke hype dan realiteit”. “Maar”, had Joris aangedrongen, “is dat niet zielig voor die muis?” De dokter had hem toen uitgelegd dat die muizen een luizenleven hadden in het kankerinstituut, heel wat beter dan in de vrije natuur, waar de muizen niet oud worden en eindigen als het snoepje van de week voor passerende uilen, buizerds en vossen. In het kankerinstituut werd van iedere muis een muizenwelzijnsdagboek bijgehouden en de overheid zag er nauwlettend op toe dat dit zorgvuldig gebeurde. Dat we in Nederland zo achterlopen bij de bestrijding van Covid-19, onvoldoende test en trace, geen tijdige vaccinatie, komt juist omdat het muizenwelzijn voorrang heeft bij onze regering

De dokter had hem ook nog gevraagd of ie zelf wel een muizenwelzijnsdagboek bijhield van de muizen in zijn keukenkastje. Dat was een pijnlijk onderwerp. Hij had het wel geprobeerd, maar het waren er zo veel. Een tijd lang had ie gepoogd om ze te vangen en naar het bos te brengen, maar die krengen beten en er kwamen er steeds meer. Toen Anja ook nog wegliep omdat ze het niet meer verdroeg, de stank, de muizen die in de keuken tegen je benen opklommen, toen had hij toch maar vergif gekocht.

Achteraf gezien, had hij wel veel geluk gehad. Opnieuw hadden ze in het kankerinstituut een middel weten te vinden waar zijn kanker weer door slonk. Nu zijn huis geen dierenstal meer was, had ie ook een nieuwe vriendin. Joris nam een flinke hap van zijn biefstuk en besloot, nog voor het eind van 2020, een fors bedrag aan het kankerinstituut te schenken.

Piet Borst
(redacteur 1954-1957)

Wat een raar jaar, hè?’ ‘Nou, inderdaad!’ is de dialoog die 2020 kenmerkt en hopelijk zo spoedig mogelijk verdwijnt. Enerzijds omdat het daadwerkelijk een raar – eigenlijk is dat een understatement – jaar is geweest, anderzijds omdat het een cliché waar je u tegen zegt begint te worden. Maar inderdaad, het was toch echt een raar jaar, niet alleen door het verschrikkelijke coronavirus, maar voor mij was het politiek… Hoe zal ik het zeggen… Ook wel een bumpy ride. Het was me het jaartje wel.

Bij het proosten op het nieuwe jaar zegt mijn man altijd: ‘Op een rustig jaar!’ Dat dit voor 2020 niet is gelukt en in 2019 voor mij óók al niet lukte; daar heeft iedereen van kunnen meegenieten. Ik heb hem dan ook verboden dat nog een keer te doen. Hoe moeilijk het is om een rechte rug te houden in de politiek blijkt wel uit mijn laatste twee jaren aan het Binnenhof. Keer op keer proberen “ze” de zonder last gekozen parlementariërs onder de duim te houden en als je maar een moment van eigengereidheid of kritiek toont, dan ben je de sjaak in de Haagse bubbel. Dan is het slikken of stikken in partijdiscipline. Met de staart tussen de benen afdruipen via de achterdeur of met rechte rug de volksvertegenwoordigende taak oppakken. Andere smaken zijn er niet. Ja, dan maar alleen. En onafhankelijk. Prima. Politiek is niet voor bange mensen.

Maar 2020 is voor ons allemaal een “uniek” jaar geworden. Iedereen heeft een ander verhaal, maar het was zelden een success story. En wij moesten in de politiek beslissingen nemen waar we nog nooit over hadden nagedacht. Niet wetende wat de consequenties zijn van de maatregelen die wij nemen. Als we dit doen, wat betekent dat voor kwetsbare mensen, de studenten of voor de rechtsstaat. Waar Rutte zei dat hij beslissingen moest nemen met maar 50% van de informatie, moesten wij het doen met net zoveel informatie als ieder ander. Want echt wijzer werden we niet van Rutte & co. En de pers wist sowieso alles eerder. Lekken is namelijk de middle name van dit kabinet. En als je serieus probeert te achterhalen waar het de hele tijd misgaat, krijg je een wazig antwoord en een zwart gelakt stapeltje papier. Het “varen op zicht” werd daarmee óók het understatement van het jaar. We varen nog altijd in de dikke mist.

Vechten tegen de bierkaai in tijden van crisis. Dat heeft ieder Kamerlid gevormd en ieder Kamerlid heeft dat weer anders ingevuld. Ik heb dat proberen in te vullen door de rechtsstaat op één te zetten. Bizarre coronaboetes, mislukte huwelijksfeesten en ongrondwettelijke spoedwetten, ik heb mijn best gedaan een onafhankelijk geluid te laten horen. Door Grapperhaus het vuur aan het de schenen te leggen toen hij zichzelf en de coronamaatregelen volstrekt belachelijk maakte. Door het kabinet voor het blok te zetten om, na het klappen voor onze zorghelden, met een motie te komen voor een zorgbonus. Kosten: 2,2 miljard.Voelde me een echte Robin Hood. Zorgde daarmee voor een gat in de najaarsbegroting van 800 miljoen. En voor een flinke kater bij het kabinet. Daar ben ik best trots op, die kater. Dat mag je best weten.

Mijn missie is het om een luis in de pels te zijn, om mijn eigen koers als verkozen politica te varen en vernieuwende ideeën de politiek in te krijgen. In de Kamer probeer ik het échte sociale geluid te verkondigen zonder mezelf schuldig te maken aan hokjesdenken of symboolpolitiek. Wars van het identiteitsdenken en doorgeslagen feminisme waar mannen geen rol in zouden hebben. Etniciteit registreren in het hoger onderwijs, gevechtsboten naar vrouwen noemen en wegkijken voor de problematiek die speelt in bepaalde minderheidsgroepen: stop it! Ik kan geen één linkse partij noemen die primair staat voor kansengelijkheid, een toegankelijk onderwijs en groene politiek zonder een ongezonde dosis wegkijken of identiteitspolitiek. De identiteitsstrijd op rechts is overigens ook niet te harden. Het is tijd dat we religieuze minderheden als volwaardige burgers zien en dus kritiek leveren waar nodig om ook in die lagen van de samenleving emancipatie te creëren. Het gaat om verheffen, om conservatieve stromingen tegen te gaan, zodat vrouwen en seksuele minderheden ook in minderheidsgroepen als gelijken worden gezien. Daar hoort een goede dosis kritiek bij en drukken waar het pijn doet, op zijn tijd. Deze culturele verheffing kan niet hand in hand gaan zonder sociaal-economische verheffing: de politiek moet ervoor zorgen dat het onderwijs voor iedereen beschikbaar is, het leenstelsel weer plaatsmaakt voor de basisbeurs, de huren omlaag gaan en het minimumloon omhoog.

Daar heb ik geen Henk en Henk bij nodig, en ook geen partij die niet op wil komen voor ‘mensenproblemen.’ Dat doe ik dan toch echt het liefste helemaal zelf, of met gelijkgestemden. Als een splinter in de politiek. Als een feniks die verrijst uit de as. Hoe het ook loopt, ik ben nog lang niet klaar met mijn politieke strijd.

Femke Merel van Kooten-Arissen

We zitten heel erg midden in de tweede golf van de CPNB-campagne #ikleesthuis en #kooplokaalookonline. Kortom, nog steeds maken uitgevers en lezers zich drukker om het overeind houden van die leuke plaatselijke boekhandel dan om het lot van schrijvers. Op social media werd een filmpje gepost waarop een boekhandelaar was te zien die zich als Sinterklaas had verkleed. Even zette hij zijn mijter af. Hij zei: ‘Schrik niet, ik ben het, uw lokale boekhandelaar.’ Naast hem was een enorme stapel boeken te zien. Geen enkele titel ervan had hij gelezen, maar hij raadde ze ons allemaal aan. Hij hield een boek in de lucht. ‘Kijk, Sonja Barend, dat is toch pure nostalgie. Heerlijk!’ Vervolgens werkte hij zich door de berg heen, flapteksten besprekend en wilde veronderstellingen uitend over wat er in al die interessante boeken zou kunnen staan. ‘Dat wil je toch allemaal lezen, mensen!’ Doe het dan, wil je hem toeschreeuwen, lees eens een boek! Misschien dat je dan ook niet naast zo’n stapel bagger zou gaan staan.

Het blijft een wonderlijk fenomeen: de lokale boekhandelaar als deskundige. Ze adviseren je boeken te lezen die ze zelden of nooit zelf hebben opengeslagen. Ze twitteren dat een bepaald boek een must-read is. Enkele maanden later posten ze een foto van datzelfde boek met de opmerking erbij dat ze het gaan lezen, tijdens de vakantie. Hoe konden ze het dan eerder aanraden? Wat zíjn dit voor mensen? Het komt er trouwens dan meestal ook niet van, op vakantie, druk als ze het hebben met het opmaken van hun armzalige centjes in dure lokale restaurants. Het zijn lokale boekverkopers, maar het blijven ondernemers. Lezen, dat is meer iets voor die idioten die in hun winkel komen en die je ondersteunen. Die lezen trouwens over het algemeen alleen maar onzin, want ze laten zich verrukt adviseren door hun lokale boekhandelaren – het is een vicieuze cirkel.

Laat ik het eens over mezelf hebben. Ik heb allemaal gedachten over literatuur, ik heb een eigen smaak, ik hou werkelijk van lezen, en binnen de kortste keren heb ik de aandrang nooit meer een boek te willen aanraken na een gesprekje met een boekhandelaar. Ik probeer hem of haar te ontlopen, ik probeer mijn oren te sluiten als ik bij de kassa af sta te rekenen, maar ze komen er toch altijd doorheen met hun boekentips, hun ‘deskundigheid’, hun grappige opmerkingen over titels, hun woordspelingen en hun eindeloze gelul. Uiteindelijk sta ik buiten met niet alleen het boek van míjn keuze, maar ook met het boek van hún keuze, dat ik heb gekocht omdat er werkelijk niet aan te ontkomen viel – ze zijn behoorlijk agressief, die lokale boekverkopers – en dat ik op straat meteen in een vuilcontainer kan smijten.

Corona heeft ons veel goeds gebracht, zoals dat we onze bezoeken aan de boekhandel kunnen beperken. We bestellen onze boeken lekker vanuit huis. Ik ben van goede wil (soms denk ik dat ik gek ben), dus ik besloot dat #kooplokaalookonline te doen. De ellende die vervolgens ontstond bleek nauwelijks te overzien. Het bestelde boek kwam laat. Er zat een briefje in van mijn lokale boekhandelaar. ‘Hallo! Wat fijn dat je dit boek hebt gekocht! We hebben nog meer prachtige boeken!’ Volgde een opsomming van boeken geschreven door bekende Nederlanders die kanker hebben gekregen, die uit de kast zijn gekomen of die in de overgang zitten – of die van alles tegelijk last hadden (of die bevriend waren met Anne Frank). Ik zette door. Ik deed nog een bestelling. Deze keer kocht ik Het meesterwerk van Émile Zola. Weer zat er een briefje van mijn lokale boekhandelaar bij: ‘Goede keuze, Arie. Een meesterwerk. Haha!’ En daar hield het niet mee op. In het boek bleek een foldertje te zitten van Schwob. ‘De mooiste boeken die u nog nooit heeft gelezen,’ las ik. Ik dacht dat het over mijn lokale boekhandelaar ging, die heeft de mooiste boeken ook nooit gelezen (hij heeft ze nog niet eens in huis, of in zijn winkel, om precies te zijn).

Wie of wat is Schwob? We hebben allemaal gehoord van Marcel Schwob (1867-1905), een Franse symbolistische schrijver. En nu komt het: zijn naam wordt misbruikt door een subsidieverstrekkende organisatie die – hou je vast, er volgt nu verschrikkelijk proza, want zo schrijven ze bij de subsidieverstrekkende organisatie Schwob – een ‘wereldkaart’ heeft laten ontstaan ‘die de landweggetjes en zijpaden van de vorige eeuw zichtbaar maakt’. Die landweggetjes en zijpaden zijn boeken – ik zeg het er maar even bij.

De meeste uitgevers hebben moeite met het uitgeven van literaire klassiekers, want die verkopen niet zo goed, ook omdat boekhandelaren ze liever niet in hun winkel aanbieden. Dat neemt maar ruimte in beslag waar ook een boek van Sonja Barend zou kunnen liggen. Zit er subsidie op een boek, dan verandert de zaak een beetje. Schwob zet in op ‘de pareltjes uit de wereldliteratuur in uitstekende vertalingen’. Pareltjes, het staat er; ‘uitstekende vertalingen’, ze schrijven het gewoon. En: ‘Door het hele land organiseren boekhandels leesclubs en lezingen met auteurs, vertalers en critici.’ Hier zien we hoe een corrupt netwerk wordt gecreëerd. Maar daarover de volgende keer meer.

Even terug naar hoe dit begon. Ik koop een roman geschreven door Émile Zola, toch niet echt een obscure schrijver. Ik wil dat boek hebben, alleen dat boek. Vervolgens krijg ik er allerlei gezwets bij, een flauwe grap, en reclame voor een organisatie die de markt voor het uitgeven van klassiekers volledig is gaan domineren, zodat de wérkelijk vergeten klassiekers geen kans meer krijgen en vergeten zullen blijven. Want zo werkt het in de praktijk: Schwob zorgt voor een enorme verschraling van het aanbod en vormt een aanslag op de leescultuur.

(wordt vervolgd)

AS

De effecten van inteelt zijn fysiologisch zichtbaar. Hoewel zijn Korsakovkop wel voort kan komen uit een met drank overladen interfamilaire wippartij, is Willem-Alexander geen Habsburger. Hij mist zo’n centenbakkie onder zijn bakkes. Sinds kort is er ook een Leids ledemaat, dat is ontstaan na jarenlange endogamie in het Kamerling Onnes Gebouw: de Cliteurklit. Dit hypersensitieve genotsknobbeltje bestaat niet enkel bij de feminiene soort; mannelijke eunuchen die zich in de kringen van de sekteleider begeven bezitten haar ook. De kittelaar zwelt op zodra de mogelijkheid tot een discussie over het deporteren van mohammedanen, Roma, joden, Sinti, homoseksuelen, Arabieren, parlementariërs, Inuit, cultuurmarxisten, Afrikanen, journalisten, Chris Aalberts (valt in meerdere categorieën, maar verdient een eervolle vermelding), gehandicapten of andere groepen die per ongeluk het beleid van ontmenselijking, opsluiting en deportatie bezitters zijn ontlopen, zich aandient. En mocht dit naar de mening van de bezitter te lang duren, als er een minuut of vijf niet is getweet over hoe laat de treinen gaan rijden, dan draaien ze zelf maar aan de knoppen. Alles om de zuivering van de boreale broederschap met deutsche Pünktlichkeit te voltooien.            

Ik begin dit stuk met een belofte. De naam Baudet zal u hier, buiten deze zin, niet aantreffen. Na de afgelopen we­ken willen we niets meer over die derde­rangs Razzie-winnende dilettant horen. Maar het waren wel dagen waarin ie­dere journaaluitzending mij liet huilen. Een dementerende KiKa-clown met uit­gezaaide botkanker geeft op één avond betere duiding dan Arjan Noorlander in zijn hele leven heeft gedaan. De gehele goegemeente van stukjestikkers en plof­kapdragers waande zich op het Neuren­berg-tribunaal: jarenlang actief meege­daan aan de adoratie van een spijtknor die qua infantiliteit en aandachtsgeil­heid enkel Gordon voor moet laten gaan, maar zodra de dag des oordeels aanbrak spontaan geheugenverlies hebben. Ja­renlang ging het volgens hetzelfde lied­je – het Geuzenlied, welteverstaan: wat zou hij hebben bedoeld toen hij zei dat hij ‘Europa dominant blank wilde hou­den’? Lelieblank? Roomblank? Geen idee, maar daar gingen de onderzoeks­journalisten uitgebreid over soebatten in de kantine van Nieuwspoort tijdens een dinertje. Met blanke vla toe.      

Maar ik ben de slechtste niet. Beste jour­nalisten van Nederland, ik doe het u één keer voor. Net zoals Romario bij PSV heb ik geen zin om steeds te moeten ver­dedigen, ik sta in het veld om doelpunten te maken. Omdat het journalistenrapaille meer laat passeren dan de verdediging van VVV-Venlo zal ik naar het voorbeeld van Marco Materazzi eenmaal laten zien hoe je met gestrekt been de bal én de man tegelijk pakt.   

Tijdens mijn mislukte snuffelstage onder de vleugels van Eric Smit (als vegeta­riër is het moeilijk leven te midden van kannibalen) heb ik van de grote meester één ding geleerd: follow the money. ‘Wie betaalt bepaalt’, zoals Ted van Leeuwen voor de camera’s van PowNews uitlegde. Of in de woorden van Ava Addams, mijn favoriete pornoster: ‘It’s not about the dress, but what’s underneath the dress.’ Het WOB-verzoek met de bonnetjes en facturen van de Leidse rechtenfaculteit liet even op zich wachten, maar het was de maanden duimendraaien waard.

Herinnert u zich de ronkende kop ‘Ach­ter islamisering zit een plan’? Het is al­weer een kleine vier jaar geleden dat de nazijournalist met duckface voor het Algemeen Dagblad Machteld Zee in­terviewde. Zij was op dat moment de nieuwste Cliteurkloon, een voorma­lige “linkse” vrouw (want ze stemde ooit D66, de partij die uit de stemwijzer komt nadat je op dertig stellingen hebt gereageerd met ‘geen mening’) die nu het licht had gezien over de islam. Een bekeerling – Paulus op weg naar Lei­den – die na twee dagen in een sharia­rechtbank te hebben rondgehangen rond­trompetterde dat de Arabieren ons onder de voet zouden lopen. Allemaal dankzij een al aanwezige vijfde colonne. En het allerergste was natuurlijk dat alle me­dia angstvallig om het onderwerp islam heenliepen. Nooit werd er geschreven over kopvoddentaks of de Mohammed­cartoons, Wilders bestond blijkbaar nog niet. En dat allemaal dankzij de zichzelf hatende mainstreammedia. Of zoiets. Alle journalisten, van Hassan Bahara in de Volkskrant tot Nikki Sterkenburg in Elsevier tot Rudy Bouma in Nieuwsuur, hingen aan haar lippen om haar Proto­collen van de Wijzen van Mekka als een fanatieke jongeling tot zich te nemen. Binnen haar vakgebied werd Zee echter uitgelachen omdat ze het niveau van de ballenbak nog niet was ontstegen. Maar die criticasters werden snel de mond ge­snoerd, want de feiten mogen dat wel zo zijn dat Zee nog minder dagen aan haar proefschrift werkte dan een parttime-werkende vrouw met zwangerschapsver­lof, dat betekende nog niet dat ze geen gelijk had. Want moslims! Islam! Zand­bak! Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar je mag niemand uit Leiden ermee confronteren.           

En dat terwijl er toch zeker ruimte was voor een gezonde argwaan. Want wat was dat voor ’n organisatie, die Stichting Agnosticisme en Meritocratie die haar proefschrift had gefinancierd? Niemand, maar dan ook niemand, stelde de vraag. Echt niemand? Nou, oké, één persoon. Ere wie ere toekomt. Peter Breedveld en de commentaarsectie van Frontaal Naakt deden in 2015 al datgene waarvoor ie­dere journalist betaald wordt: onderzoek. Want dan had iedereen in het land gewe­ten dat Zee betaald werd door niemand minder dan Peter Visser, een man van 270 miljoen, als we de laatste lijst van Sander Schimmelpennick mogen gelo­ven. Bij de meeste lezers zal de naam van deze mediaschuwe man geen belle­tje doen rinkelen, maar zegt Egeria pri­vate equity u iets? Het sprinkhanenfonds dat het nodig vond om, als eigenaar van NRC Media, zichzelf in 2012 een divi­dend uit te keren van € 12,5 miljoen bij een winst van 4,7? Als deze man ge­schenken brengt, moet u zeker wantrou­wend zijn.           

En dat blijkt ook wel uit het contract dat de stichting A&M met de Universiteit Leiden heeft afgesloten. Al kan men niet zeggen dat Visser gierig is. € 342.966,- voor een promotietraject van vier jaar is een redelijke boterham. Maar de rest van de overeenkomst is even flexibel als een leasecontract bij Wehkamp. Twee pun­ten uit het contract springen in het oog. Allereerst: ‘Na afronding van het on­derzoek heeft de stichting het recht om, bij voorkeur in samenwerking met de promovendus en/of promotor en copro­motor, de resultaten van het onderzoek toegankelijk te maken voor een breder publiek, middels een aparte (boek)pu­blicatie. De stichting heeft recht op 50% van de eventuele royalty’s die hieruit voortvloeien.’ Visser hengelt hier een mooie return on investment binnen. Ten tweede: ‘In alle publicaties die uit dit on­derzoek voortvloeien, zal melding wor­den gemaakt dat het onderzoek met een subsidie van de stichting tot stand is ge­komen.’ Om Van Leeuwen nog eens aan te halen: wie betaalt, bepaalt. Zo is het bij Vitesse en zo is het in Leiden. En het is best netjes om bij onderzoek op be­stelling de aanvrager te noemen. Ook al blijft dat slechts bij afspraken.         

Het proefschrift van Zee is tweemaal als boek verschenen, eenmaal in het Engels bij Eleven International Publishing in Den Haag met als titel Choosing Sha­ria? en ook nog als pamfletterig aftreksel bij het gerenommeerde Querido in onze stad. Vooral bij de uitgeverij op de We­teringschans deden ze weinig moeite om het hijgerige hetsetoonje onder controle te houden. ‘Of zijn we al op weg naar een shariastaat?’ staat er op de achterflap. Over tweehonderd meter bij Zeewolde rechtsaf en dan heeft u uw eindbestem­ming, Allahs winkelparadijs, bereikt. En Heilige identiteiten wordt op die plek aangeprezen door Afshin Ellian en Paul Cliteur. Waar de leerling verschijnt, ver­schijnt de meester.            

Maar denkt u dat in beide boeken iets staat over Stichting Agnosticisme en Meritocratie, zoals contractueel is afge­sproken? Niets. Noppes. Nada. Niente. Wat laks van zo’n uitgeverij, kan u den­ken, maar dan moesten ze er wel van we­ten. En Eleven, een onderdeel van uitge­verij Boom, wist van niets. Zee had de uitgeverij niets verteld, ook al was ze dat contractueel verplicht. Dat het geld van de verkoop van haar boeken naar een derde partij vloeide wist Eleven niet. Dat de derde partij in haar statuten bij de Ka­mer van Koophandel heeft opgegeven dat ze een stichting is die expliciet ide­ële doelen nastreeft, wist ze niet. Selma Hoedt, Zee’s redacteur bij Eleven, vindt ‘dat het gemeld moet worden in een pu­blicatie als het extern gefinancierd on­derzoek is’. Maar dan moet een uitgever dat wel weten. Het is fijn om je auteurs te kunnen vertrouwen.    

De situatie bij Eleven was erg, maar ge­lukkig weet Patricia de Groot van Que­rido het nog bonter te maken. Meerdere malen belde ik haar en sprak haar voice­mail in, ik mailde, alles met de medede­ling dat ik enkele vragen had over het boek van Zee. Radiostilte. Ik gooide het laatste middel in de strijd: ik verzocht de vriendelijke perswoordvoerder aan haar door te geven dat ik op zoek was naar De Groot en dat ik het gevoel had dat ze mij ontweek. De goedaardigheid zelve Kasper Bockweg zei dat hij haar niet kon dwingen om met mij te praten, maar ‘dat hij het wel zou doorgeven’. Waarna wij binnen één uur een bitsige mail van Pa­tricia ontvingen met de vraag wie van de redactie met haar over Heilige iden­titeiten van Machteld Zee wilde praten. Verheugd mailde ik terug dat ik blij was dat mijn berichten van de maand ervoor binnen waren gekomen: ik had de naam van Zee noch de titel van het boek aan Bockweg verteld.       

Ik legde haar dezelfde vragen voor: wist ze van die stichting A&M, hoezo staat dit niet in het boek, wist ze van de ro­yalty’s die moesten worden doorbetaald? Gelukkig voor mij was koningin De Groot, hoeder van schrijvers als Uphoff, Lieske en Roosenboom, in een gulle bui en blafte ze me toe dat ze het te druk heeft om met dit soort kinderachtige vra­gen lastig gevallen te worden. ‘Ook heb ik geen bemoeienis gehad met het proef­schrift: Heilige identiteiten is immers geen handelseditie van het proefschrift.’ Ik vind het bijzonder dat een vrouw als Patricia de Groot redacteur kán zijn bij zo’n uitgeverij. Een van de basale voor­waarden om daar te werken is – lijkt mij – dat je kunt lezen. Niet al te onredelijk, toch? Nou, speciaal voor Patricia komt ‘ie nog een keer: ‘Dit boek is gebaseerd op mijn proefschrift… enz.’ Pagina 165. In het boek dat ze zelf heeft geredigeerd. En daarnaast staat in het contract tussen de stichting en de Universiteit Leiden dat in ‘alle publicaties die uit dit onder­zoek voortvloeien’ melding zal worden gemaakt dat de stichting van Peter Vis­ser de financier was van het onderzoek. Zelfs na het tonen van de documenten zegt De Groot dat ze van niets weet. Ich habe es nicht gewußt. Emanuel Que­rido zou zich omdraaien in zijn graf als hij ziet dat de hedendaagse oproepen tot razzia’s en pogroms uit zijn uitgeverij komen. Gelukkig voor Patricia de Groot heeft hij Sobibor via de schoorsteen ver­laten.   

Nou, dit is onderzoeksjournalistiek die bijna vijf jaar op de plank is blijven lig­gen. Niemand – bijna niemand – inte­resseerde zich voor een dubieus proef­schriftje dat was gefinancierd door een vage stichting. En de uitgeverijen? Die konden goed scoren met rellerige pam­fletjes met ronkende teksten op de ach­terflap. Patricia de Groot ging over lijken om de open haard te laten stoken. En nu wast ze haar handen in onschuld en pro­beert de 4 mei-lezing van Grunberg aan iedere boekhandel te slijten. Voor Joden, tegen moslims, het verkoopt en dat is waar het om gaat. Maar gelukkig voor haar was zij niet de enige wegkijker toen de bruine boodschap aan de man werd gebracht.           

Op het adres Sarphatikade 12, het kan­toor van Egeria en dus het kantoor van Peter Visser, staan 109 rechtspersonen ingeschreven: bv’s, nv’s, stichtingen, etc. Maar één trok mijn bijzondere aan­dacht. Stichting Werkelijkheid in Per­spectief. Tegenwoordig zijn we dankzij VirusWaarheid, De Andere Krant, On­gehoord Nederland en nog meer van dit soort ongein wel gewend geraakt aan im­beciel hoofdlettergebruik, maar het went nooit. Wie zitten er achter de Werkelijk­heid? Oud-stalinist en provocateur pur sang Meindert Fennema, de kortstzitten­de PC-redacteur aller tijden én de enige die ooit verantwoordelijk is gehouden voor meewerken aan genocide Frits Bol­kestein, en, verrassing, Paul Cliteur. Het opvallende van deze locatie is dat het kantoor van Bolkestein aan de overkant van de straat zit. Hoezo wil Visser, de man van 270 miljoen, hen op zijn kan­toor hebben? Daarover later meer. Het doel van stichting WiP? Nee, niet neu­ken. Wel debatteren over ‘maatschappe­lijk relevante onderwerpen’. Dat klinkt interessant! En wat hadden ze zoal in gedachten? Aha, het precieze percentage moslims dat gedeporteerd moet worden. Dat zou niet mijn eerste keuze zijn ge­weest.

Natuurlijk gaat het hier over het ‘hoe­veel-moeten-we-er-deporteren’-debat in De Balie van januari 2017. The revo­lution will not be televised, de nieuwe Wannseeconferentie wel gelivestreamd. En weer had de halve Leidse rechtenfa­culteit, aangevuld met enkele Vlaamse collaborateurs, zich naar hun salon aan het Kleine Gartmanplantsoen verplaatst om te keuvelen of men nou moest begin­nen met de beroepsmoslims of de on­herkenbare. Als die laatste uit het straat­beeld zouden verdwijnen zou het minder opvallen. De heugelijke reden voor deze festiviteit, aaneengepraat door Cliteur-knaapje Geerten Waling, was het ver­schijnen van het boek Waarom haten ze ons dat met medewerking van WiP was uitgegeven bij De Blauwe Tijger, de tan­deloze vlooienbal die sinds dit jaar in de belangstelling staat van de AIVD van­wege het verspreiden van complotthe­orieën. Zelf vinden ze dat ze de werke­lijkheid slechts in een ander perspectief zetten. Ik zie het grijze triumviraat in­stemmend knikken.

Er waren enkele mensen met licht ethi­sche bezwaren tegen de deportatietom­bola die bij De Balie werd opgevoerd. Yoeri Albrecht, schildknaap van zijn ei­gen vrije woord, snapte alle ophef niet. ‘Mensen die woedend zijn dat meningen en opvattingen de ruimte geeft waar ze het niet mee eens zijn. Steeds weer ver­bazend.’ Vanuit dit perspectief is het in­derdaad vreemd dat Anne Frank zich niet bij het hoofdkantoor van de Gestapo meldde om een debat aan te gaan. Toen de Egyptische Mona Eltahawy vorig jaar niet zo zin had om aan de witwasprak­tijk van Albrecht mee te werken, veran­derde hij spontaan in een deuger. ‘Ik heb na die middag de stichting Werkelijkheid in Perspectief niet meer teruggevraagd’, kreunde hij verongelijkt tegen Hassan Bahara in een Volkskrantinterview dat op 27 april verscheen. Blijkbaar had Ba­hara zin in Koningsnacht, want controle­ren of dit klopte deed hij niet. Albrechts motto is ‘mijn meningen zijn feiten’. Ook al kloppen ze niet. Want op 20 fe­bruari 2018 had WiP weer een avondvul­lend programma in De Balie met als titel ‘Op naar een duurzaam migratiebeleid’ waarin een commandant van de marine b.d. kon fantaseren over hoeveel fregat­ten voor de Libische kust moesten liggen om van ieder migrantenschip een onder­zeeër te maken en Jan van de Beek – de Alfred Rosenberg van FvD – zijn zuive­ringsvoorstellen weer aan de man kon brengen. Ik dacht dat Shells omarming van het begrip duurzaam wel het meest vervreemdende was dat ik ooit had ge­zien, maar gelukkig blijft De Balie mij verbazen. Judith Sargentini mocht gedu­rende de avond als schaamlap dienen om het donkerbruine randje te verbergen.

(Dat zij hier niet blij mee was heeft ze mij later onder vier ogen toevertrouwd. ‘En het domme gansje van De Balie dat het allemaal organiseerde, was dat de dochter van Chris Rutenfrans?’ Ik dacht terug aan de bewuste middag van dat twistgesprek. Ik maakte voor het gevogelte koffie ((jaja, de barman luis­tert goed én onthoudt veel)) en hoorde verbaasd dat Van de Beek zou spreken. ‘Maar die man is een idioot. Hij noemt zelfs hedendaagse nakomelingen van Asjkenazische joden die in de negen­tiende eeuw naar Nederland kwamen nog migranten!’ Waarop het pluimvee antwoordde dat ze zijn proefschrift ‘erg interessant vond’. ‘Ja, mevrouw Sargen­tini,’ bevestigde ik schoorvoetend, ‘het is inderdaad de dochter van…’ Dat Ruten­frans en Laffe Vink hun kleine jihad uit­vochten in Letter & Geest weet iedereen, maar weet u wie onder de indruk van deze buikhuiscriminoloog en zijn doch­ter was? Het is, zucht, Paul Cliteur.)

De prangende vraag die overblijft is of Peter Visser de geadopteerde Kochbroer is. Hij deelde promotieplekken uit, zorg­de voor de huisvesting van fascistische babbelclubs, dus alle seinen staan wel op bruin. Maar helaas had Visser het te druk met het beheren van het vermogen van de familie Brenninkmeijer om te re­ageren op vragen van de auteur. (Ja, er is serieus een poging tot wederhoor ge­weest. Carnaval valt vroeg dit jaar.) Wie wel off the record wilden praten waren enkele “ervaringsdeskundigen”, mensen die met de abacus van Visser te maken hebben gehad. Want uiteindelijk lijkt de man op de penningmeester van de post­duivenvereniging in Diemen-Noord: al­les draait om geld. De pech voor hem is dat hij ook het bijbehorende charisma heeft. Dat stak de man van 270 mil­joen. Munten zijn te hard om te eten en te koud om bij te slapen. Dus om voor tuinfeestjes uitgenodigd te worden, bij dames in het gevlei te komen en om voor meer aangezien te worden dan slechts een spreadsheetmanager, ging Visser met wisselgeld rondstrooien. Mecenas hier, krantenbaron daar. En Cliteur, Bol­kestein en Fennema namen hem in ruil daarvoor op sleeptouw. Het scheelde sowieso voor Visser dat die laatste er­bij was: iedereen is welbespraakter dan Meindert. Dus geen fascismefascinatie, maar de decolletés van de dirndls waren het die van hem de pinautomaat van de Spenglerepigonen maakte.   

Dit hele verhaal is slechts één vertakking van de hele stamboom van de intellectu­ele Reichswehr. Ik had hetzelfde verhaal ook kunnen schrijven over het ministe­rie van Binnenlandse Zaken: zij vond het nodig om Cliteur en trawanten in 2018 € 45.000, – subsidie toe te schuiven voor een rapport én een congres over ‘geslo­ten gemeenschappen in een open samen­leving’. ‘De democratische samenleving kan worden ondermijnd’, zo schrijven ze in het rapport. Het is alsof Raymond Westerling de Excessennota opstelt. En dit verhaal ging over Cliteur, maar zijn frankensteinrattensoldaten die nu van het zinkend schip afspringen blijven overal opduiken. Eva Vlaardingenbroek. Geer­ten Waling. Diederik Boomsma. Anna­bel Nanninga. Bastiaan Rijpkema. Af­shin Ellian. Raisa Blommestijn. Andreas Kinneging. Gert Jan Geling. (Van die laatste heeft u nooit gehoord, maar het zal mij niets verbazen als hij binnenkort komt spreken in De Balie of een column in een kutkrant krijgt.) En dan vergeet ik er vast nog wat te noemen. We kijken naar de figuren op een draaimolen zon­der een blik op de motor te werpen.  

En Machteld Zee? Die werkt tegenwoor­dig bij de politie in Den Haag. Waar­schijnlijk was ze teleurgesteld dat ze niet was uitgenodigd om lid te worden van de WhatsAppgroep ‘Marokkanenverdel­gers’. Het zou een vernieuwde vorm van valorisatie van haar proefschrift zijn.

Ik denk niet dat iedere journalist in Ne­derland een bruinhemd is. Wel dat er veel luie en incapabele nitwits rondlopen die werk verwarren met hobbyisme. En die te graag meehuilen met de wolven die de Heimat missen. Maar nu weten ze eindelijk weer hoe het moet. Kan ik weer stukjes over de open relatie van Philip Huff gaan schrijven.       

TD

Een recensie beginnen met het citaat van dat ene zinnetje uit de Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte is niet alleen een cliché, het zou in een bespreking van De wondergrijsaard van Onno Blom ook de plank behoorlijk misslaan. Hoewel de lanterfanter van de Leidsekade zichzelf als een held uit een Griekse tragedie zag, lezen zijn boeken toch meer als het werk van een laatbloeiende puber die, net verlost van zijn clearasilkop, tijdens zijn eerste jaar politicologie, filosofie of aanverwante studie een introductie tot een tekst van Plato, Machiavelli, Nietzsche of andere dode witte man die neerkeek op de vrouwtjes vanwege hun aangeboren drang tot hysterie las, en daar zo van onder de indruk was dat hij een essay van vijfhonderd pagina’s tikte waarin hij vaak woorden als ressentiment, übermensch, virtu en Fortuna, Koning-Filosoof gebruikte (vooral in een context waaruit bleek dat hij de concepten niet echt begrepen had en er enkel óver had gelezen in middelmatige Nederlandstalige handboeken die stamden uit de jaren zeventig en dito modieuze spelling bezaten in plaats van de originele werken in het oud-Grieks, Renaissance-Italiaans of Duits te bestuderen) en dat de bravoure waarmee hij zijn inconsequente denkkader aan de man bracht zo hypnotiserend was voor de onbenullige toehoorders, die zelf nooit een boek opensloegen, dat ze meegezogen werden in de draaikolk van orakelgebrabbel, hocus pocus en blablabla met als gevolg dat de ijdele kwast tevoorschijn kwam als het slimste jochie van de werkgroep, terwijl hij, toen hij na zijn optreden zich uit de voeten maakte, zijn publiek in opperste staat van verwarring achterliet. Als een klucht dus. 

Over die dooie ik ga het hier niet hebben. De afgelopen weken heeft u in iedere andere krant, ander tijdschrift of, als u een teeveekijker bent, op een van de spaarzame niet-pornokanalen wel wat mee kunnen krijgen over het leven van de teckelteef. En begrijp mij niet verkeerd: ik houd van teckels, vooral ruwharige; later, als ik wat groter woon, krijgt zo’n wandelende worst op pantoffels bij mij onderdak, ik noem hem dan Kolonel; niet omdat ik een militarist ben, van oorlog of uniformen houd, nee, vanwege de snor. Kolonel bromsnor. Maar terug naar de klucht. Weet u wat erger is dan een klucht? Een klucht over een klucht. Kluchtkwadraat. En dat is misschien wel de beste beschrijving die ik van Onno Blom kan geven.

Op de flaptekst van De wondergrijsaard wordt dr. Blom voorgesteld aan de hand van zijn indrukwekkendste pennenvrucht: zijn Wolkersbiografie, het proefschrift waarmee hij ‘een rel ontketende’. En de films van Harvey Weinstein zorgden voor ophef. Misschien herinnert u zich nog dat na tien jaar noeste arbeid Bloms beoogde proefschrift door de promotiecommissie terug naar de tekentafel werd gestuurd? En dat vervolgens, geheel volgens Irakese, Libische of anderszins autoritaire wijze, door de decaan een nieuwe promotiecommissie, vol met jaknikkers en net-niet gepensioneerden die niets meer te verliezen hadden, werd samengesteld? Deze affaire is redelijk uitgekauwd, maar tot nu toe heeft een persoon de dans ontsprongen: Mark Rutgers, de decaan van de Leidse geesteswetenschappenfaculteit én het lafhartigste en meest kleurloze weekdier dat ik ken. Nou nou, zal u misschien denken, moet dat zo? Ja, want mijn haat is niet professioneel; het is persoonlijk. Deze ruggengraatloze minkukkel stond erbij toen ik, tijdens de inzage van zíjn tentamen, nadat ik zijn vrouwelijke co-docent erop had gewezen dat ze niet de daadwerkelijke maar aangepaste vragen besprak, door haar voor leugenaar werd uitgemaakt, een verdraaiing van de waarheid die ik met het papieren tentamen in de hand kon ontkrachten. Rutgers haalde zijn schouders op.

In NRC van 11 november 2017 blikten Rutgers en Willem Otterspeer, Bloms promotor en schrijver van de mislukte WFH-biografie, op een succesvolle show terug. Ze vonden het toch nodig om hun opmerkelijke stappen rondom de opstelling van de opponenten goed te praten. ‘Ook die tweede commissie was kwalitatief goed. Je wordt altijd door je peers getoetst hè,’ zei Rutgers. ‘Ik ken het ook uit het verleden, de sociale wetenschappen en de linguïstiek in de jaren tachtig. Toen wist je: je moet echt niet iemand uit het andere kamp in je commissie hebben, want dat geeft alleen maar ellende.’ Dat niemand zin heeft in gefit op de vierkante millimeter is begrijpelijk, maar Rutgers tuigt hier een metershoge stropop op met als enige doel zijn achterlijkheid en onbekwaamheid te maskeren. Sta mij toe.

Op 13 juni 2014 verdedigde Benno Netelenbos, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, in de Agnietenkapel zijn proefschrift Four Faces of Political Legitimacy. Het boek is een kloeke baksteen (veel Weber, Habermas, etc.) en dus handig om bij iemand de ruiten mee in te gooien. In de promotiecommissie zaten onder andere Willem Schinkel en, u raadt het al, Mark Rutgers. Ik zat in de zaal: het is altijd leuk om te zien dat de docent die jou laat zweten tijdens een tentamen nog harder kan transpireren dan jijzelf. De bijdrage van Rutgers aan het duel is mij niet bijgebleven, die van Schinkel des te meer. ‘Dear candidate. I read your book, especially the part about Niklas Luhmann, and I strongly disagree with you.’ Wat volgde was een kwartier academisch spektakel dat nog het best te vergelijken was met de Olympische turnfinale: geen idee wat ze doen, maar het ziet er indrukwekkend uit. Resultaat? Een uur later werd doctor B. Netelenbos door alle aanwezigen gefeliciteerd voor zijn promotie cum laude.

Schinkel, de grootste raaskaller van Rotterdam, de man die om de ondoordringbaarheid van zijn betonproza ook wel Heidegger aan de Maas wordt genoemd, gaf zijn tegenstander na vijftien minuten verbaal rollebollen, waarna ze – nog steeds – hartstochtelijk van mening verschilden, het predicaat met lof. Nee, ik snap wel waarom Rutgers voor Blom iedere drempel, zelfs die van vijf millimeter hoog, op het bij zijn geboorte al aangelegde pad richting het doctoraat heeft platgewalst. Blommetje komt uit een Leidse professorenfamilie en moest en zou promoveren. Het was een noodzaak. Noodzaak? Halszaak! En dan scheelt het natuurlijk als de lijntjes kort zijn en paps hier en daar wat handjes, al dan niet gevuld met een envelop met onderzoeksgeld, kan schudden. 

Literair Nederland was te lui om, in de klucht over de commissie, eens uit te zoeken wie de rol van fluisteraar achter de troon speelde. Wie het etterspoor volgt, ziet hoe smerig incestueus de hele bende was. En dat was pas de eerste klucht. De aanloop naar de grote shitshow die plaatsvond op 19 oktober. Blom moest en zou promoveren op dít boek op de tiende sterfdag van Wolkers en niets – gebrek aan kwaliteit, bijvoorbeeld – mocht daarbij in de weg staan. Niet verrassend dat de laatste stelling van Bloms proefschrift dan ook was dat hij ‘promoveert voor zijn vader’. Hier hengelt iemand wel erg opzichtig naar een aai over de bol van zijn verwekker, een stukje erkenning en genegenheid van de man die hij enkel op zondag zag en die hem, als dertienjarige jongen, vooral inprentte dat papa erg teleurgesteld was in zijn gemiddelde van 8,2. Dit lijkt een freudiaanse analyse, eindelijk een makkelijk stukkie tekst op de sofa, maar daar ga ik maar niet aan beginnen. Want dat is theorie. Wetenschap. Methodologie. Ik wil dat onnozele Onno dit ook kan begrijpen. 

We zijn bijna bij het boekje, ik wil slechts nog één stelling van Blom presenteren. Waarom? Ik kan wel zeggen dat het een pedante idioot is wiens enige talent is om in de buurt te zijn van bekende Nederlanders op het moment dat ze de hoek omgaan (dit is een waarschuwing!), maar waarom zou ik u dat in godsnaam uit gaan leggen als de fopdoctor het zelf kan tonen? Stelling 8: ‘Klikspaan heeft anderhalve eeuw na dato nog altijd gelijk: “Het bestaan van Leiden hangt aan een haar: de Academie; snijdt het af, Leiden is weg.”’ Tien jaar lang, iedere dag, pakte Onno de trein van Leiden naar Gouda, of van Leiden naar Deventer, van Leiden naar Amersfoort, naar Dordrecht, Apeldoorn, Zwolle, Roermond, noem maar op, ging op een terras aan het marktplein van de provinciestad zitten, dronk twee pilsjes, at een tosti kaas-tomaat en ging weer naar de Sleutelstad om uiteindelijk tot de conclusie te komen: ‘Ja, die studentjes maken zo’n stad wel gezellig.’

En dan nu zijn nieuwste meesterwerk. De wondergrijsaard van Dr. No Blom is een hagiografisch stuk, geschreven in de beste stalinistisch-realistische stijl, dat zelfs door de redactie van Granma, het foldertje van de Partido Comunista de Cuba, als te schaamteloze pravdapropaganda zou worden weggezet. Natuurlijk is het moeilijk om een boek te schrijven met een ijzeren logica van 1+1=2 als de persoon om wie het gaat op iedere willekeurige rekensom antwoord met ‘Auschwitz!’. Maar Blom heeft er geen moeite mee om als labknaapje op te treden van deze pyrrusproducent. ‘De alchemist in Mulisch kon er een bewijs in zien: zijn schrijverij stokte, want zijn oeuvre vormde een volmaakte as, paste precies tussen de “a” van archibald strohalm en de “s” van Siegfried.’ Tsja. Als Mulisch’ laatste boek Xandra’s natte poes had geheten was er een perfecte ax ontstaan, wat in fonetisch Engels een bijl is, wat toevallig ook onderdeel was van de Romeinse fasces, het gereedschap waarvan het woord fascisme is afgeleid, en laat dat nou het heliocentrische middelpunt zijn geweest in het leven van Harry “40-45” Mulisch. Of als zijn laatste boek een autobiografie getiteld Baviaan, brulaap, bullebak was geweest, was er geen centrale as ontstaan, maar ab, waarmee Nostradamus met zijn grote neus had geroken dat er tien jaar na zijn dood een pandemie zou zijn waarover Ab Osterhaus in talkshows met een glas rode wijn bij de hand zou oreren. Als Harry nog had geleefd had Ab vast bij zijn jongensclubje gemogen.

Mulisch is niet de enige fröbelfilosoof die aan het woord komt in De wondergrijsaard. Kleine Connie gaf Blom inzage in haar dagboeken. Vijf dagen voordat Harry zijn eeuwige pijp aan Maarten gaf schreef ze: ‘In de schemerige kamer ligt Harry de soevereine dood te sterven die hij altijd in zich had. Ik maak de stomme fout te dicht bij hem te gaan zitten, waardoor hij me niet kan zien.’ In die goede tijd ontkurkte Connie nog twee flessen merlot bij het ontbijt, lunchte ze met White Russians, kwam om vier uur de pastis op tafel en snoepte ze, terwijl ze in haar doorzichtige nachtjapon naar de lege plek naast haar in bed keek, nog snel vijf lepels advocaat naar binnen om een goede nachtrust te garanderen. En dat had zijn effect op haar gedachtespinsels. Ik heb Hobbes erbij gepakt, en Schmitt, Benjamin en Agamben afgestoft (spreekwoordelijk dan, want Schmitt lees ik iedere week op zondag ter voorbereiding van mijn nog te plegen staatsgreep, de uitnodiging komt tijdig uw kant op), en kan in al hun werken niets vinden over een soeverein met een hersentumor. Die knobbel in Mulisch’ kankerkop legde de man om, hij was de laatste maanden een slaaf van zijn gezwel. Gelukkig is Palmen tegenwoordig weer van de drank af.

De enige goede woorden in het boek komen van Blom noch van Mulisch. Hugo Claus is de vent in het verhaal. Mulisch was een zielenpoot die, terwijl zijn vriend aan het dementeren was, achterlijke opmerkingen aan het maken was over het volschijten van zijn onderbroek. ‘Toen ik twee was, droeg ik een luier. Waarom kan dat niet opnieuw?’ De gedachtegang van een eeuwige peuter. Nee, doe mij maar Claus. De mooiste vrouwen, het beste oeuvre. En toen het niet meer ging, hij kon geen hij zei van hij zij meer onderscheiden, maakte hij er zelf een eind aan, wet of geen wet. ‘Ni Dieu, ni maître,’ besloot hij zijn afscheidsbrief. Sommige schrijvers zijn slechts een vertoning; Claus was koning. 

TD

Onno Blom, De wondergrijsaard, De Bezige Bij, € 21,99

Archief