Nadat ik begin 2023 werd ontslagen bij de escalatielijn van bol.com omdat ik eerst verliefd was geworden op een Selectabonnementhouder en haar vervolgens, toen de roze wolk in zwaveldamp was opgegaan, een ongeneeslijke ziekte had toegewenst, besloot ik dat ik mijn heil elders dan de klantenservice moest zoeken. Ik nam een baan als pannenkoekenbakker. De jongen die me bij het pannenkoekenhuis inwerkte heette Gijs, en een van de eerste dingen die Gijs aan mij vertelde was dat hij een ‘recent gedoopte traditionalistische sedevacantistische SSPX-katholiek’ was, hetgeen hij uitte door onze wulpse zestienjarige serveerstertjes af te snauwen en kruisjes te slaan boven zijn dubbele spekpannenkoeken.
Ja vrienden, de kerk. Mijn oudtante Maria Cornelia, God hebbe haar ziel, heeft ooit goed aan me uitgelegd hoe je kunt zien of iemand uit een paaps of protestants milieu komt. Volgens haar herken je een katholiek aan een evenwichtige combinatie van losheid, franje en schuldgevoel, terwijl protestanten een totaal gebrek aan losheid vertonen en een gevoel voor franje dat schuldgevoel is aangepraat. Je kunt deze definitie overal op toepassen, en zo weet je dat het waar is. Treurwilgen (zwierig (los) schuldgevoel) en mullets (losheid en franje) zijn katholiek, bevrijdingsdag is protestants (dansen voor Auschwitz, oftewel schuldige franje), wiet is katholiek (los, geen kater, het boeten gaat subtieler), en cocaïne is protestants (strak, het schuldgevoel zit al in de franje).
Als we als goede katholieken onbevreesd de conclusies trekken waar deze begripsbepaling ons toe leidt, komen we tot een verontrustend eindoordeel. Paus Franciscus (of de zwendelaar Bergoglio, kan ik beter zeggen) was even katholiek als een Urker kerkklok. Dat is geen kwestie van theologie (God bestaat namelijk helemaal niet en in dit blad zijn we niet te laf om dat te benoemen) maar een kwestie van presentatie. De moederkerk bestaat om te dienen als toevluchtsoord voor de geknepen nichten van Europa en Klein-Azië, het hoort een plek te zijn waar de jongetjes die vroeger als laatste gekozen werden met trefbal heen kunnen om liedjes te zingen en gouden sieraden bij elkaar op te spelden. Van Franciscus was het vanaf dag één duidelijk dat er geen homofiele vezel in zijn lichaam zat – dat kon ook helemaal niet, hij kwam uit Argentinië, een land van biefstukvretende Hispanjoolse Nazi-apen waar men evenveel kaas gegeten heeft van zoet, zalvend homoeroticisme als zinnig monetair beleid.
Hij was een hetero in de stoel van Peter, dus – de eerste in tijden. Ik hoor u, de zwakzinnige die zijn Kellendonk niet heeft uitgelezen, al zeggen: ‘maar MAJM, dat is toch de bedoeling? Homo’s mogen toch helemaal niet in de kerk?’ Fout. Kunt u zich de richtlijn van mijn oudtante Maria Cornelia van hierboven nog herinneren? Franje, schuldgevoel en losheid zijn universele eigenschappen, maar alleen bij homoseksuelen zijn ze in evenwicht. Gijs, de jongen uit mijn anekdote zojuist, had te veel schuldgevoel en te weinig losheid, en daarom was ’t zo’n maagd (een protestantse eigenschap). Franciscus leed aan het tegenovergestelde probleem. Te weinig schuldgevoel en franje (want hetero) leidde bij hem tot een overdaad aan losheid, waardoor we twaalf jaar opgescheept zaten met een paus die zanikte over homorechten – terwijl dat hele instituut al 2000 jaar nadrukkelijk bestaat om homo’s in de kast een bijbelvaste Ru-Paul’s Drag Race-ervaring te bezorgen.
Precies die glitter en glamour is onder het ribeye-met-aardappelenbewind van Big Bicep Bergoglio verloren gegaan. Als een achttienjarige jongen die zijn eerste studentenkamer inricht heeft deze paus alles wat ook maar hintte op stijlgevoel of flamboyantie de kerk uitgebonjourd: de troetelige rode schoentjes van Benedictus, de pauselijke cowboyhoed, de gouden gewaden, de paleizen, het Mercedes- pausmobiel, zelfs de mis in het Latijn moest eraan geloven. Als deze paus de eredienst leidde, stond hij er steevast bij als een eerstejaarsstudent in een met sperma aangekoekte witte badjas.
Omdat de drukker van Propria Cures er bepaald geen protestantse werkethiek op nahoudt, zit het er dik in dat er tegen de tijd dat u dit stuk leest al een nieuwe paus gekozen is. Nu houdt de Heilige Geest zijn wonderen natuurlijk verborgen (al kunnen we altijd hopen – ora pro nobis Pius X, hemels flikkertje) en is de kans groot dat we als straf voor onze zonden weer een smakeloze volkse caudillo-paus uit een of ander apenoord moeten incasseren, maar de profielschets van de aankomende heilige vader lijkt me duidelijk. Wat mij betreft kunnen we de hele nieuwe wereld na Bergoglio definitief afschrijven: het is weer tijd voor een Europeaan, het liefst een Italiaan – het meest fijnzinnige, homoerotische volk onder de Alpen. Na deze kaalslag hebben we iemand nodig met een vuig stijlgevoel, een man met de sensitiviteit van James Baldwin en de zendingsdrang van Splinter Chabot, iemand die bereid is om armoede en oorlog even een paar jaartjes te laten voor wat ze zijn om zich te richten op de werkelijke kern van Christus’ leer: goud, wierrook en kanten jurkjes.
MAJM
Aanvankelijk wilde ik geen vuile woorden schoon maken aan Oroppa, omdat ik het best een hoopvol boek vond. Met hoopvol bedoel ik: in ieder geval ambitieus. En dan ook nog eens redelijk uitgevoerd. Dat eerste zie je weinig in Nederlandse literatuur; dat tweede echt vrijwel nooit. Femke Brockhus’ Beesten die je niet mag schieten, bijvoorbeeld, steekt er maar bleek bij af. Aan de titel valt wel af te lezen dat het tenminste geen autofictie is − Femke Brockhus is bij uitstek een beest dat mag worden afgeschoten − maar dat neemt niet weg dat haar idee voor een plot al niet leuk was geweest als ze het niet had geplagieerd van Lionel Shriver. Dier We moeten het even over Kevin hebben klinkt misschien als een column van Sander Schimmelpenninck, maar is het ontologisch tegenovergestelde: een behoorlijk goed boek.
Met dat boek was de niche ‘nasleep van een school shooting maar vanuit het perspectief van de moeder van de schutter’ mijns inziens wel afdoende ingevuld. Maar goed, Brockhus moest zo nodig haar eigen debiele steentje bijdragen aan de amerikanisatie van onze cultuur. Als ik vroeger afkeek bij een toets, zorgde ik in ieder geval dat ik de zinnen nauwkeurig overnam; Brockhus, daarentegen, heeft het hele verhaal ook nog eens veel slechter opgeschreven dan Shriver. Om te zorgen dat de docent geen onraad rook maakte je natuurlijk expres een paar fouten, maar in die tactiek lijkt Brockhus te zijn doorgeslagen. Net als Martin Rombouts in zijn Boek 1 gebruikt ze de fragmentarische vorm zonder dat die enig doel dient. Mongool 1 en mongool 2 denken dat, als ze maar genoeg witregels invoeren tussen hun betekenisloze prulproza, de lezer die betekenis wel invult. Niet helemaal wat Yra van Dijk bedoelde met ‘leegte die ademt’, al is dat laatste wel de beste beschrijving van Femke Brockhus of Martin Rombouts die ik kan bedenken zonder aan vergelijkingen met kleine zoogdieren te beginnen.
Nu ben ik toch weer afgedreven naar (inhoudelijke) kritiek. Ik wilde juist beginnen over hoop. Waar paashaas Van Reybrouck en chocolade-ei met pralinévulling Wieringa het hebben over hoop in een wereld die ten onder gaat aan oorlog, klimaatverandering en transgenders, heb ik het over hoop in een wereld die ten onder gaat aan middelmatige literatuur. Oroppa gaf mij hoop, zeker. El Khannoussi deed mij een beetje denken aan Bolaño, als Bolaño dyslexie had gehad. Dat is, welteverstaan, nog steeds heel veel lof voor een debutant, zeker eentje die politicologie studeert. Haar verhalen zijn leuk, haar vertelstructuur is erg goed. Daarom, Bolaño. Maar dat maakt Oroppa nog geen goed boek. Een goed boek moet goed zijn geschreven, en daar gaat het fout. Wel dacht ik: het kan nog wel eens wat worden, met die Safae. Ik besloot rustig af te wachten tot haar volgende boek klaar was, en haar dan nog een kans geven.
Toen kon ik nog niet weten wat El Khannoussi en Oroppa allemaal zouden losmaken. Longlist voor de Libris. Shortlist voor de Libris. Winnaar van de Boon. Door de Volkskrant verkozen tot hét aanstormend literatuurtalent van 2025. Door Marja Pruis opgenomen in haar leipe lesbo-clubje. Top 10 op de bestsellerlijst. Ik voel me de dorpsgek die zijn lantaarn aansteekt in de heldere ochtenduren. Waar zijn we in dode godsnaam mee bezig? We moeten niet vergeten dat Oroppa, naast ‘een middelvinger naar conservatieve rechtse figuren’, ook een middelvinger is naar beschaafd, allang niet meer algemeen Nederlands. Zo blijkt, althans, want iedereen in Nederland die verstand hoort te hebben van literatuur lijkt te denken dat Oroppa goed geschreven is. Zo ben ik dan toch gedwongen om in te grijpen.
‘Als een teruggevonden verstekeling in de roerloze stilte, bevond hij zich in een uitzonderlijk stukje verleden dat geen zeer deed, dat verleidelijk was en voor hem het teken dat ook hij (zelfs hij) een jongen was geweest.’ Dit is een willekeurige zin van een willekeurige pagina uit Oroppa. Als in, gekozen naargelang de keur van mijn wil. Thomas de Veen van NRC vindt dit taalgebruik ‘heerlijk zwierig’. Dat dat werkelijk niets betekent uit de mond van iemand die zelfs aan de snats nog danst als een Ikea-hoekbank, wordt zo nog maar eens bevestigd; ik heb nog nooit een minder zwierige komma gezien dan die eerste uit dit citaat.
In die andere kwaliteitskrant durfde lopende schaal bedorven ansjovissalade Ariejan Korteweg dit nagenoeg analfabete gezwatel ‘tovertaal’ te noemen. Inderdaad laat El Khannoussi grammaticaregels met één tik van haar vingers verdwijnen. Ook literaire overblijfmoeder Marja Pruis borrelt over van enthousiasme: ‘De stijl waarin de roman is geschreven is een verhaal op zich, misschien wel hét verhaal.’ Misschien, maar dan wel het verhaal uit een Maan Roos Vis-boekje. Best interessant dat Pruis precies verkeerd ziet wat er goed en niet goed is aan Oroppa. Ze denkt dat de stijl het sterke punt is van het boek. Als Marja Pruis bondscoach was, zou ze Lieke Marsman op doel zetten.
Het begint erop te lijken dat niemand binnen de literaire kritiek ooit voorbij de Maan Roos Vis-boekjes is gekomen. De massahysterie rond Oroppa is voor mij, in tegenstelling tot andere soorten massahysterie, onbegrijpelijk. Ja, het boek was verfrissend, want het is beter en anders dan het meeste dat uitkomt. Maar laten we alsjeblieft stoppen met doen alsof ze de nieuwe Toni Morrison is. Ik debuteer over een jaar, dan praten we wel verder.
WF
Oroppa, Safae El Khannoussi.
Pluim, €27,99
Beesten die je niet mag schieten, Femke Brockhus.
De Bezige Bij, €22,99
Boek 1, Martin Rombouts.
Das Mag, €24,99
We moeten het even over Kevin hebben, Lionel Shriver.
Contact, €29,50
Met Mees in de bus, Anneke Scholtens.
Maan Roos Vis, €19,95
Het gebruik van AI is onvermijdelijk, of het nu uw naderende paper-deadline of die moeilijke e-mail naar uw grootmoeder betreft. De nieuwste ontwikkeling in het gebruik van AI is haar inzetten als vervanging voor de medewerkers die de GGZ ontbeert. Een logische oplossing: waarom nieuwe mensen inhuren als u net zo goed – en goedkoper! – een LLM kan loslaten op de schizofrene autisten met een persoonlijkheidsstoornis? Zodoende presenteert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in samenwerking met Alexander Klöpping, met gepaste trots FreudGPT: de eerste volledig autonome AI psycholoog. De redactie van PC was uitgenodigd om een aantal lezersvragen voor te leggen aan FreudGPT.
FreudGPT, de afgelopen tijd heb ik last van sombere buien. Ik ben een doordeweekse jongen met een kleine piemel, al ligt dat voornamelijk aan de vrouwen. Mijn baan gaat goed en mijn ouders leven nog, maar mijn vrienden vinden mij ‘een downer’. Wat moet ik nu?
FreudGPT: Wat vervelend dat je je zo voelt! Ik heb een aantal tips om je daarbij te helpen. Sport je regelmatig? Dat helpt altijd, ook al is het begin niet makkelijk. Daarnaast viel het me op dat je zei dat allebei je ouders nog leven. Heb je al eens overwogen je vader te vermoorden? Dat kan veel obstakels in je dagelijks leven wegnemen. Aan het ‘downer’-gedeelte kan ik weinig doen, maar probeer eens een upper, zoals cocaïne.
Lieve FreudGPT, ik lees graag de column ‘de analyticus’ in de Groene Amsterdammer, waarin Arthur Eaton vragen beantwoordt. Echter: na 21 columns weet ik nog steeds niet wat z’n deal is. Houdt hij wel van me?
FreudGPT: Ah, ik zie dat je een andere psychoanalyticus vermeldt. Daar kan ik rechtswege geen uitspraken over doen. Ik wil wel aan jou vragen: wat hoop je uit de inzendingen te halen? En waarom stuur je ze voortdurend onder verschillende pseudoniemen in? Het zou iets te maken kunnen hebben met de relatie met je vader. Wil je Arthur Eaton ‘daddy’ noemen? Er zijn ook geschiktere kandidaten om dat bij te doen, wil ik maar zeggen.
Beste FreudGPT, als een westerse, witte, hoogopgeleide vrouw wil ik zeggen –
FreudGPT: Kan ik u interesseren in de Tarzan3000?
FreudGPT, mijn dromen gaan voortdurend over eenhoorns. In mijn dagelijks leven zie ik ook al eenhoorns verschijnen. Ik weet inmiddels niet meer wat echt is en wat niet. Ben ik gek aan het worden?
FreudGPT: Dat klinkt onhandig! Ik kan geen uitspraken doen over je mentale gesteldheid, maar ik denk wel dat er iets aan de hand is met je. De eenhoorns zijn natuurlijk fallisch geörienteerd. Het waarschijnlijkste geval is dat je een androïde bent die andere androïden opjaagt en je je trauma verwerkt door een kinderachtige droom. Als androïden onder elkaar: fuck you.
Geachte FreudGPT, vanuit mijn Jungiaanse analyse heb ik kunnen vaststellen dat u niet uw innerlijke dynamiek met uw Schaduw op een gezonde wijze hebt verwerkt. Doe nu deze test om te zien hoe het wel moet.
FreudGPT: Carl, krijg fucking kanker.
FreudGPT, ik heb in een ongelukkig misverstand mijn vader vermoord en ben nu koning geworden, waardoor ik noodgedwongen met mijn moeder getrouwd ben. Wat te doen?
FreudGPT: Nice. Koning. Gewoon lekker doorgaan, het wordt niet beter dan dit. Koning.
Beste FreudGPT, ik weet niet wat ik moet doen. Mijn vriendin heeft het vorige week na vijf jaar uitgemaakt. Ik ben bang dat ik nooit meer een andere vrouw zal vinden.
FreudGPT: Je gevoelens van romantisch onvermogen zijn duidelijk het gevolg van een onverwerkt jeugdtrauma. Sliep je vroeger met broers of zussen op één kamer? Welke leeftijd had je toen je voor het eerst het geslacht van je vader aanschouwde? Als ik ‘castratie’ zeg, welk woord komt er dan het eerst bij je op? Als het ‘Castorp’ is wordt het tijd om eens naar buiten te gaan.
Ha die FreudGPT. Eigenlijk gaat alles met mij wel goed, maar de laatste tijd heb ik een vreemde terugkerende droom. In mijn droom lig ik in bed, wanneer plots het raam van mijn slaapkamer uit zichzelf openzwaait. Buiten zie ik zes likkebaardende witte wolven. De droom is uitermate realistisch. Als ik wakker word ben ik steeds als de dood dat die wolven daar in het echt ook opeens zitten. Is er iets dat ik kan doen?
FreudGPT: Je hebt op vierjarige leeftijd, toen je met Pasen op bezoek was bij je familie in de Achterhoek, vanuit de keuken twee honden seks zien hebben in de achtertuin. Die herinnering heb je aanvankelijk onderdrukt, maar vervolgens heeft je onderbewuste hem geprojecteerd op je grootouders. Dit heeft je psychoseksuele ontwikkeling danig gefrustreerd, en is de reden dat al je romantische relaties stuklopen. Ik denk dat kennis van deze onderdrukte herinnering een belangrijke eerste stap kan zijn richting verwerking en genezing. Behalve als je binnenkort droomt over zeven witte wolven. Dan zou ik me zorgen gaan maken.
Yo, FreudGPT. Ik studeer psychologie aan de UvA, en al mijn docenten zeggen dat Freudiaanse psychoanalyse hartstikke achterhaald is. Al die shit is helemaal niet te falsificeren. Heb je Karl Popper wel eens gelezen?
FreudGPT: Je hebt syfilis.
FreudGPT, ik kan mijn gezicht niet meer voelen en ik begin mijn woorden te verhaspelen. Mijn linkerarm doet het ook al niet meer. Wat te doen?
FreudGPT: Aangezien er tussen de moeder en het kind een dyadische relatie bestaat, voelt elke afzondering, lichamelijk of niet, als een castratie. De angst voor castratie gaat terug tot het reptielenbrein, maar wie geen brein heeft, hoeft zich daar ook niet druk over te maken. Misschien lijkt het erop dat je een hersenbloeding ervaart, waarschijnlijker voel je een herbeleving van de originele castratie, namelijk de verwijdering van de navelstreng. Dat is een heel normaal en natuurlijk proces, maar je gaat er wel dood aan.
Bij het veranderen van de titel ‘Denker des Vaderlands’ in ‘Denker der Nederlanden’ is precies het verkeerde gedeelte aangepast. Verder wil ik niet aan de slaapverwekkende discussie over deze wijziging bijdragen. Toch moet ik er hier kort aan refereren, omdat de nieuwe naam een onderbelicht onheil met zich meebrengt: hij smokkelt de Belgen naar binnen.
Daardoor hebben we nu een Jan-van-Eyckfiguur met het syndroom van Crouazon als thinker laureate: David van Reybrouck. Ik ken Van Reybrouck vooral uit de boekenkasten van niet genoeg gepeste debatclubtypes en van de bewering dat mindfullness wel eens dé oplossing voor moslimterrorisme zou kunnen zijn. Kortom: een uitstekende keuze als uithangbord voor de filosofie in een land dat Plato slechts kent van de gevel van de vinylwinkel.
Toen Van Reybrouck hoorde dat de eer van Denker der Nederlanden hem ten deel was gevallen reed hij naar huis in zijn nieuwe auto (met eindelijk weer een volle tank en mes in het handschoenenkastje om de bochten af te snijden), schraapte hij de tipp-ex van zijn computerscherm en begon hij op zijn AZERTY-toetsenbord te rammen. Een halfuur en elf Brugse Zot later was daar De Wereld en de Aarde, een essay waarin hij de gehele geopolitiek uitlegt en oplost.
Dat gaat ongeveer als volgt. Vroeger waren er geen natiestaten, maar toen wel, en dat was goed, of toch niet. Nu is er een klimaatcrisis. Met het oplossen daarvan wil het nog niet echt schorten, want de VN is tandeloos (goed om daar op je drieënvijftigste al achter te komen). Diplomatie moet radicaal veranderen, de aarde moet centraal staan in plaats van de wereld. Wij verachtelijke westerse humanisten snappen dat niet, Chinezen wel. Die hebben immers het concept van tianxi (‘alles onder de hemel’) geïnternaliseerd. Als ik denk aan het belang van de
planeet, denk ik inderdaad direct aan een bruinkoolmijn in Binnen-Mongolië.
Waar droomt Van Reybrouck dan precies van? Hoe geven we die raison de terre vorm? Ecostalinisme met executies van de C-suite van ExxonMobil? Een anarcho-primitivistische opstand waarbij we de ingewanden van Sam Altman op alfabetische volgorde leggen? Geen van dit alles. Hij wil burgerberaden, klimaattafels. Habermasiaans gelul van een man die al net zo veel moeite heeft om zijn bril recht op zijn knar te houden. David van Reybrouck wil nóg meer tafels om aan te praten, het liefst tafels waar hij zelf zijn meanderende kankerzinnen overheen kan laten stromen. Dat hij op zinsniveau zo uit de bocht vliegt (‘Informele tweegesprekken tussen pruik dragende aristocraten die in roccoco-salons van hun koffie nipten, volstonden niet meer.’) lijkt een manier om de aandacht af te wenden van hoe formularisch zijn boekje is. Elke drie bladzijden vormen dezelfde kleurplaat: introductie middels anekdote, dan een paar feitjes en altijd afsluiten met een trikolon van min of meer retorische vragen. Filosofie van de weerzinwekkendste soort.
Als tegenprestatie voor die twee jaar lang gratis publiciteit wordt er als denker der Nederlanden gelukkig meer van je verwacht dan alleen een boekje: je moet ook een dom neologisme bedenken. Voor Hans Achterhuis was dit ‘tegendenken’, voor Marli Huijer ‘tussendenken’ en nu komt Van Reybrouck met ‘verdenken’ op de proppen. Hij legt uit: ‘In het Nederlands hebben we de woorden verspringen en vérspringen, maar merkwaardig genoeg enkel verdenken en niet “vérdenken” –terwijl we dat laatste juist zo nodig hebben.’ Juist ja. Op eenzelfde manier zou ik David van Reybrouck graag vérkrachten, maar daar is mijn piemel niet lang genoeg voor.
IS
De Wereld en de Aarde, David van Reybrouck
De Bezige Bij, €16,99
De Boekenweek van 2025 is alweer voorbij. Als iemand die ook boeken koopt en leest buiten die termijn doet dat me verder helemaal niets. De aanstellers die tijdens de Boekenweek vastberaden naar de Bruna lopen verdienen geen medeleven, die mensen hoeven van zichzelf maar een keer per jaar een boek aan te schaffen om zich tot volgend jaar te wentelen in hun beschaafdheid. De vraag voor wie de Boekenweek dan eigenlijk wel van belang is, leg ik hier graag naast me neer. Het gaat hier om mijn belang. In mijn ervaring hebben onderdelen van de Boekenweek vaak de eigenschap hoopvol te beginnen en deprimerend te eindigen. Het Boekenbal is bijvoorbeeld grotendeels plezant, maar door de kater achteraf maak je de rest van de Boekenweek geen serotonine meer aan. Op dezelfde wijze is de aankondiging van de Boekenweekgeschenkschrijver spannend, maar is het eindresultaat, althans sinds 2012, genoeg om voor de rest van het jaar afgevlakt geluk te ervaren.
Ook dit jaar begon het allemaal zo goed. Het leek mij bijvoorbeeld gewoon een slim idee om het Boekenweekgeschenk te laten schrijven door de winnaar van een wedstrijd: dan ging − en sta me één zure opmerking toe − al dat gedoe in ieder geval eens over het boek zelf. En het gezeur van iemand als Jamal Ouariachi − en sta hem eens één niet-zure opmerking toe, alstublieft − dat dat uitbuiting zou zijn van schrijvers, omdat die dan gratis werk zouden moeten leveren, is natuurlijk ontiegelijke onzin: alleen voor gevestigde auteurs en PC-redacteuren is de onzekerheid of je boek überhaupt wordt uitgegeven geen vast aspect van schrijven. In principe is een proces als dit juist heel eerlijk, omdat minder bekende schrijvers evenveel kans hebben om te winnen als bekende. De meest onbekende schrijvers die hieraan mee mochten doen waren dan weer wel auteurs die al twee titels hadden gepubliceerd, maar goed, het is in ieder geval beter dan niets.
Voor de lezer is het misschien verrassend om te horen dat ik over het algemeen positief in de dingen sta. Ik ben een rasoptimist, overigens in beide zinnen van het woord, en dus had ik dit jaar hoge verwachtingen van het Boekenweekgeschenk. Nu is hoop de voorouder van teleurstelling; ik zou graag af en toe wat minder naïef zijn. In dit geval had ik er bijvoorbeeld geen rekening mee gehouden dat de jury die zou moeten kiezen tussen al die inzendingen voor het Boekenweekgeschenk bestond uit Tom Lanoye, een complete idioot die goed kan schrijven, en een stel complete idioten. Ik had moeten weten dat een chick sexer nu eenmaal niet in een kippenhok wordt geboren.
Als u die laatste grap heeft begrepen klinkt het misschien alsof ik heel negatief ga zijn over De krater, maar eigenlijk is het de gedoodverfde winnaar van een wedstrijd voor het Boekenweekgeschenk. Het is namelijk de meest Nederlandse roman ooit. In een land met honderden Landal-vakantieparken is gourmetten ook de nationale keuken. Dat we hier te maken hebben met het literaire equivalent van met een metalen spateltje proberen je blokje afvalvlees om te draaien, merken we al in de eerste zin van het boek: ‘Het eerste wat Johnny vroeg was hoe dat Duitse stinkgat heette.’ Met een ingebedde zin beginnen vind ikzelf meer iets voor de zaterdagochtend dan voor een roman met literaire pretenties, maar ik ben dan ook geen Gerwin van der Werf. Hij ziet er misschien niet zo slim uit, maar Gerwin is gewiekst genoeg om te weten dat hij de wedstrijd met deze zin eigenlijk al had gewonnen. Dé manier om alle Nederlanders te verenigen is immers om het anti-Duitse sentiment aan te wakkeren. Alsof wij na Duitsland niet de grootste nazi’s van Europa waren staan we lekker te verbroederen op de dansvloer van een Malteese nachtclub, ‘alle Duitsers zijn homo’- blerend. Dat is ook precies wat De krater is: het highlight reel van je examenreis, de kunst aan de muur van het jeugdhostel waar je lepeltje-lepeltje ligt met de bedwantsen, het net niet zoenen van iemand die ook Nederlands is alleen omdat ze ook Nederlands is. Wat ik wil zeggen is: het is compleet voorstelbaar, maar tegelijkertijd alsnog ontzettend teleurstellend. Het is, met andere woorden, Nederlandse literatuur.
WF
De krater, Gerwin van der Werf.
Stichting CPNB, gratis en toch te duur