Monthly Archives: mei 2015
De bezetting ten spijt, het Bungehuis is onherroepelijk verkocht aan Aedes Real Estate, een projectontwikkelaar die het gaat verhuren aan de luxe Britse hotelketen Soho Club. Het is niet het laatste cultureel erfgoed dat onder de hamer gaat. Twee van de drie Nederlandse koepelgevangenissen, Arnhem en Haarlem (“strategisch gelegen ten opzichte van diverse uitvalswegen en het centrum”), zijn al te vinden op biedboek.nl, de verkoopsite van Rijksoverheid, en als het tijdelijke asielzoekerscentrum in De Koepel in Breda wordt opgedoekt, zullen ze ook daar weer naar een nieuwe invulling op zoek moeten. Het lijkt me sterk dat de gedetineerden een bezetting zullen organiseren om te voorkomen dat er nog meer rijksmonumenten in handen van het grootkapitaal vallen (tenzij Rudolf Valkhoff binnenkort geïnterneerd wordt natuurlijk), dus heb ik zelf een bestemming bedacht voor deze historische bouwwerken: zodra de crowdfunding rond is open ik er drie dependances van het Amsterdam University College.
Waarom investeren in dit plan? Het Liberal Arts and Sciences-onderwijs vormt nu eenmaal ontegenzeggelijk een groeimarkt. De afgelopen twintig jaar openden zeker zeven zulke instellingen hun deuren, niet alleen in Amsterdam (“excellence and diversity in a global city”), maar ook in Middelburg, Rotterdam (“Erasmus University College, the E is for Excellence”), Groningen, Leiden en Utrecht (“At UCU, students and teachers are eager to excel”). Toelatingseisen, samen wonen op een campus, Engelstalig, multidisciplinair onderwijs en 2000 euro extra collegegeld betalen per jaar, dat trekt kennelijk 6VWO’ers, al is me aan raadsel waarom. Mijn middelbare school was ook behoorlijk multidisciplinair- we hadden Frans, aardrijkskunde en zelfs gymnastiek- en toch kon ik niet wachten daar vanaf te zijn. Wellicht veroorzaakt keuzestress een voorkeur voor brede opleidingen, en dan ben je op een University College aan het juiste adres: je weet bij God niet wat je wilt doen, maar wel dat je er vol voor wilt gaan, een houding die wel zo’n beetje wordt samengevat in de zoveel gebezigde term ‘excellence’.
Ik heb weleens iemand horen beschrijven hoe hij een bloedneus van de pijn kreeg toen de plaatselijke verdoving het af liet weten tijdens een onbeholpen uitgevoerde ruggenmergpunctie, en zoiets moet u zich ook voorstellen dat ik doormaak bij het horen van het woord ‘excellence’. Waarschijnlijk is het bedoeld om het droombeeld van een Amerikaanse universiteit op te roepen, zo’n neoclassicistisch Landal Greenparks gevuld met harde werkers die de beste versie van zichzelf zijn, maar wat er werkelijk achter dit soort kwijlerige consultancytaal steekt wordt snel duidelijk als we op een Nederlandse vertaling overgaan. Stel dat de decaan van het Universiteits College Utrecht (“Met de U voor Uitmuntend”) als eerste zin op de website zou zetten “Op het UCU zijn studenten en leraren gretig om uit te munten”, dan zou iedereen toch razendsnel in de gaten krijgen waar we hier mee te maken hebben: een inhoudsloze strebersmentaliteit. Wie helemaal niets van zichzelf heeft, geen nieuwsgierigheid, geen ideaal, geen passie, maar alleen de naarstige wens om beter zijn dan een ander, die verkoopt zichzelf als excellent. En verkopen doet het zeker.
Het is niet meer dan logisch dit concept te combineren met een koepelgevangenis. Selectie aan de poort krijgt nog wat meer gewicht als het plaatsvindt onder de Middeleeuws uitziende gevangenispoort van Breda of Arnhem, en ook over de campus hoeft vanzelfsprekend niet meer te worden nagedacht: de drie complexen bevatten gezamenlijk meer dan 800 gemakkelijk tot studentenkamers om te bouwen cellen. Dat het deelnemen aan het campusleven een verplicht onderdeel is van het leven als AUC-student, wordt door de hoge bakstenen muren en zware metalen deuren mooi onderstreept. De lange lijst met praktische voordelen bespaar ik u, om gelijk over te gaan tot mijn conclusie: dat een University College een koepelgevangenis is, maar dan om te studeren.
Toen de Engelse filosoof Jeremy Bentham in de achttiende eeuw de koepelgevangenis ontwierp, was het niet alleen als gevangenis bedoeld. Het panopticum, zoals hij het ronde gebouw noemde, diende simpelweg om op een efficiënte manier opzicht te houden, of het nu om zieken, scholieren of gevangen ging. Dat de ontwerpers van Amsterdamse campus zich door deze architectonische klassieker hebben laten inspireren werd me bij mijn eerste bezoek al duidelijk. Ik hielp een vriendin, die introk in het S-vormige gebouw, met het verven van een muur. Toen we klaar waren, en zij haar werkbroek uittrok, steeg er vanaf de binnenplaats een extatisch juichen en fluiten op, nog geen halve minuut later gevolgd door een jongen die aan de deur stond te bellen, “met de complimenten voor het achterwerk”. Dit is de academische cultuur op het Amsterdam University College: de peer review gaat 24/7 door.
Om de sfeer van onderlinge beoordeling en competitie verder op te voeren werkt het AUC ook nog met een zogeheten Deans’s list, ook wel “excellence list”, waarop wordt bijgehouden wiens cijfers hoog genoeg zijn voor een cum laude afstuderen, die eens in de zoveel tijd op Blackboard wordt gezet. Iedereen is excellent, tenslotte, maar sommigen zijn excellenter dan anderen. Het AUC kent de canon van haar moerstaal, Engels, en heeft haar reglement Orwell en Catch-22 indachtig opgesteld. Wie een vak niet haalt wordt op “academic probation” gezet (“academische proeftijd”), wat onder meer betekent dat “you are not permitted by the Board of Examiners to take more than four courses in one semester and you may not run or hold for elected office.”- een slimme manier om te voorkomen dat de slachtoffers van dit bizarre beleid kans zien zich ertegen te verzetten. Er is ook nog sprake van “social probation”, maar dat wordt nergens toegelicht. Iedereen weet hoe een isoleercel er vanbinnen uit ziet.
Sommigen menen dat het onethisch om nog meer University Colleges te openen, dat het meeliften is op een academisch klimaat dat in een gestoorde rat race is veranderd, dat het sneu is voor de monddood gemaakte, zich doodwerkende student. Daarop antwoord ik dan: ik doe gewoon wat de markt wil. En dat die studenten in gestoorde lemmingen veranderen, dat ligt niet aan mij, dat ligt aan het publiek. Je moet tenslotte al behoorlijk cray cray om je überhaupt op te laten sluiten.
Storten kan op NL50INGB0002903882.
DM
Op 12 maart overleed de Engelse fantasyschrijver Terry Pratchett aan de gevolgen van zijn Alzheimer. Een overlijden is een passend moment om terug te blikken. De nabestaanden wenen zachtjes en de sfeer is stemmig, waardoor het kraken van kritische noten nog wat luider klinkt dan normaal. Dat kan zomaar tot groot ongenoegen leiden, bijvoorbeeld bij de katholieke Delftse studenten die in 1958 PC-redacteur Herbert Leupen ontvoerden, in elkaar sloegen en een tonsuur schoren, toen die paus Pius XII ‘in de grond niet zo slecht’ had genoemd.
Daar hoeven we tegenwoordig niet meer voor te vrezen; God is uit Delft vertrokken, en haar studenten hebben ander tijdverdrijf dan gebed en inquisitie moeten verzinnen om het vagevuur tussen hen en een baangarantie bij Shell door te komen. Geen probleem, de ene fantasyfiguur is moeiteloos door de ander vervangen: met van die puntoren op lijkt Maria net een elf en Jozef was al aangesloten bij de Guild of Woodworkers. Niet langer op zondag naar de mis, maar de hele zaterdagnacht een LAN-party; een USB-kabel in plaats van de rozenkrans. De Delftenaar grijpt alles aan om maar aan zijn leven van alledag te kunnen ontsnappen- en geef hem eens ongelijk, in een dorp met alleen maar mannen-, of het nu de belofte van een eeuwig Paradijs is, of Live Action Role Playing. Van dit nieuwe evangelie is ons onlangs één van de grootste boodschappers ontvallen: de eerdergenoemde Sir Terry Pratchett.
Dus daar kwamen weer necrologieën van, zo bedroevend dat je zou wensen dat Pratchett in de eerste plaats niet was gestorven. “Hoewel hij een uitgesproken voorstander was van euthanasie, stierf hij naar verluidt een natuurlijke dood.”, was in de Volkskrant te lezen. Korte update voor journalist Hans Bouman: Niet alle voorvechters van een zelfgekozen dood overlijden daar vervolgens ook aan. Vraag Els Borst maar eens! Hans vervolgt met een beschrijving van de door Pratchett verzonnen wereld, Discworld, “(…) die rust op de ruggen van een viertal olifanten, die op hun beurt staan op een reusachtige vliegende schildpad.” Mijn these is dat de wereldbevolking in twee groepen uiteenvalt: mensen waarop bovenstaande zin een wervend effect heeft, en mensen waarop deze zin dat niet heeft. De tweede groep zou nog liever genomen worden door een centaur dan ooit een boek van Pratchett te lezen, en de eerste groep heimelijk ook.
Ik heb me toch over mijn afkeer heen gezet en ben aan één van de boeken uit de veertig delen tellende reeks begonnen, Soul Music. Een korte samenvatting: er is een meisje zo onopvallend dat de leraren haar letterlijk niet zien zitten in de les (à la het grapje ‘Dokter, ik heb het gevoel dat mensen mij negeren’ ‘Volgende patiënt’) en een Imp wil in een band spelen maar gaat bovenop zijn harpje zitten. Ook is er nog een vliegend paard, maar de kortzichtige medescholieren geloven niet in magie en verdringen dat weer. De clou is van deze lange, belerende mop moet ik jullie schuldig blijven, want ik heb het einde niet gehaald.
Wel heb ik me laten vertellen dat Pratchetts oeuvre een allegaartje vormt van uit de literatuur en mythologie opgeduikelde plots en personages. Hans Bouman formuleert dit iets serieuzer en literairder als de “invloeden (…) van Shakespeare en Tolkien”. Pratchett en zijn volgelingen zullen dit zeker kunnen waarderen, want ze lijken nogal in de knoop te zitten met hun eigen voorkeur voor fantasy. “Snobbery towards this genre still exists”, klaagt The Guardian, of zoals Pratchett het zelf verwoordde “I could write a book and I could set it in Tombstone, Arizona (…) and the moment I put in one fucking dragon, they’d call me a fantasy writer. (…) once you are a fantasy writer it’s always going to be fantasy.” Voor Pratchett zelf is het al te laat, maar voor alle lezers heb ik een simpele tip: als je per se niet als fantasyschrijver gezien wilt worden, probeer dan de neiging te onderdrukken draken in je boeken te verwerken. Nog zo’n tip: stop met tegen betaling andermans bloembedden bij te werken, als je niet als hovenier bekend wilt komen te staan. De wereld is een vreselijke plek, heb ik weleens horen zeggen, waar wat je doet zomaar kan bepalen wat je beroep is.
Pratchett bleef daar zuur over, in plaats van tevreden naar de miljoenenverkoop van zijn boeken te kijken en zijn schouders op te halen over genrekwesties. Het moest aan de buitenwereld liggen, in plaats van aan de drakendichtheid van zijn verhalen, dat sommige mensen zijn verzinsels niet leuk vonden. “Stories of imagination tend to upset those without one.”, zei hij eens. Het heeft toch iets treurigs dat je na het schrijven van een boekenreeks die grotendeels bedoeld is als maatschappij- en religiekritiek, uiteindelijk toch niet beter weet dan de kleuterredenatie van de gelovige: “Ikheb dit Boek en als jij dit Boek niet ook leuk vindt, ben je minder dan ik.”
Afin, ter afsluiting was ik nu mooi rond geweest met een vergelijking tussen de religieuze dogmatici paus Pius XII en Terry Pratchett. Dan had ik me vervolgens vrolijk kunnen te maken om Pratchetts teraardebestelling en Delftenaren opgeroepen me met hun schuimrubberen zwaarden en toverspreuken te komen halen. Maar niets van dat alles, want zo erg is het allemaal ook weer niet. Die boeken zal hij vast niet kwaad bedoeld hebben en bovendien stortte hij ooit een miljoen pond op de rekening van het Alzheimerfonds. Hij zal dus wel niet snel vergeten worden.
DM