Polemiek

Gerrit Komrij stierf in 2012. Na zijn dood was er een herdenkingsbijeenkomst in Felix Meritis. Iedereen was er, zelfs het lijk van Gerrit Komrij. Wie was uitgenodigd ging erheen, maar achter de schermen speelde zich een andere wedstrijd af.

Een toen redelijk jonge, min of meer veelbelovende dichter (v) had geen kaartje voor de bijeenkomst. Zij zeurde zo lang bij de organisatie en bij mensen van de uitgeverij (De Bezige Bij) die een en ander in het getouw hadden gezet, tot de dichter (v) eindelijk ook mocht komen. De dichter (v) trok een lage, zwarte jurk aan en ging op de derde rij van Felix Meritis zitten huilen, net dicht genoeg bij de camera’s van de NOS om gezien te worden.

Het is inmiddels 2023. Op 8 oktober 2023 was de dichter en columnist (v) Ellen Deckwitz bij het programma Mediastorm. Haar werd door de presentator gevraagd wat haar die week (ik vermoed: de week voor de 8e oktober) in ‘de media’ was opgevallen. De media die berichten over wat er in de media voorvalt: opgepast, we komen vast en zeker in een postmodernistisch spiegelpaleis terecht. Voordat je het weet valt Alice door het kijkglas en komt ze in een andere wereld terecht. Alles lijkt bekend en toch – er is iets. 

Er is bijvoorbeeld Ellen Deckwitz. Die legde aan de presentator uit – op die toon die het midden houdt tussen die van een aan nederwiet verslaafde Martien Meiland en een uitgebluste kleuterjuf – dat er rond het toekennen van de Nobelprijs voor de literatuur een heel beeldvormingscircus gaande is. Toen ik het fragment bekeek, schrok ik wakker. Goh, beeldvorming en Ellen Deckwitz. Interessant.

Ellen Deckwitz wist te vertellen dat Nobelprijswinnaars doorgaans best een potje kunnen schrijven (ik schrok voor de tweede keer wakker) én dat er meer bij komt kijken. Haar opvallendste bewering: hoe je uitgever je in de markt zet, telt ook mee. Hoe heeft je uitgever je een bepaalde statuur proberen te geven? Ik begreep het meteen: als er iemand is die op een bepaalde manier in de markt is gezet en van statuur voorzien, is het Ellen Deckwitz.

Eerst was ze een paar jaar de ‘veelbelovende dichter’, daarna werd ze ‘de poëzie-ambassadeur’ en de laatste jaren is ze de ‘opiniemaker’ van NRC en de schrijver (v) die nooit meer schrijft. En ze is natuurlijk een slachtoffer. Derde-generatie-indisch-achtig. Al die beeldvorming heeft haar gebracht waar ze nu is; op een plek waar ze een maximum aan aanzien kan combineren met een afwezigheid aan oeuvre. Een gierend niets waaromheen wat beeldvorming is gedrapeerd. Ze kijkt met net die blik naar de huidige Nobelprijswinnaar, die toch iets meer heeft geschreven dan Deckwitz, ook al kan die laatste vooral haar jaloezie over ’s mans schrijfhuisje op het landgoed van de Noorse koning niet goed onderdrukken. Deckwitz is niet jaloers op Fosse’s werk, maar op de gevolgen die de roem voor hem heeft.

Gelukkig weet Deckwitz de slachtofferkaart inmiddels blindelings uit een pak te trekken. Mensen van kleur en vrouwen hebben de prijs ‘veel te weinig gekregen’. Van de laatste tien winnaars waren er vijf man en vijf vrouw. De diversiteit laat misschien inderdaad te wensen over, al zijn de bekroningen van Abdulrazak Gurnah (2021) en Mo Yan (2012) kleine lichtjes aan het einde van de tunnel. Maar een genuanceerd verhaal zou Deckwitz’ imago geen goed doen én het zou haar oppervlakkige verhaal over ‘beeldvorming’ in stukken slaan.

Liever wauwelde ze de paar minuten die ze had over de thema’s van Fosse (een man, een vrouw en een fjord – dat zijn motieven, geen thema’s) en het communistische pak van Gabriel Garcia Marquez (dat geen communistisch pak was). En natuurlijk had de redactie van Mediastorm niet aan de verleiding kunnen weerstaan: het geniale filmpje van Harry Mulisch die werd gebeld door zijn uitgeverij, met de mededeling dat hij niet had gewonnen, werd getoond. Arme Harry, mijn hart brak bij het zien van zijn reactie voor de zoveelste keer. Waarna Deckwitz afsloot met een volgens haar onomstreden winnaar, de Zweedse kitschdichter Tomas Tranströmer, van wie ze een paar rillerige regels citeerde.

Met een beeldvormingsdeskundoloog als Ellen Deckwitz hebben we geen ándere beeldvormer meer nodig in de literatuur. De Nobelprijs voor 2055 zal door Ellen Deckwitz live in het programma Mediastorm worden toegekend aan Ellen Deckwitz, waarna ze er – huilend, handenwringend, af en toe een paar tabletten ritalin doorslikkend – meteen commentaar op zal leveren. ‘De gedichten van Ellen Deckwitz gaan altijd over Ellen Deckwitz, Ellen Deckwitz en de wereld die naar Ellen Deckwitz kijkt.’

Ik zal bij de uitreiking zijn, na eerst maanden te hebben genetwerkt voor een kaartje. Op de derde rij ziet u mij zitten. In een communistisch pak met een laag decolleté, lonkend naar de camera van de Zweedse televisie. Zie mij, zie mij dan toch! Af en toe klinkt het gebonk van een zich in zijn kist omdraaiende Komrij. Of was het Mulisch?

CB

——————————————————————————————–

Luister hier het nieuwe (en eerste) live-optreden van De Nieuwe Contrabas Podcast, mét een gastoptreden van onze eigen AP (begint rond 27:50): https://open.spotify.com/episode/4X6b6QNySF3VwFBtDeubaV?si=aba7673da9f54c4e

Ik ga het nog één keer zeggen: ADHD is niet grappig. Een ADHD-diagnose van de dokter is geen diploma-uitreiking van een hoog aangeschreven cabaretopleiding, maar een weinig subtiele hint dat je je dagelijks voorgeschreven dosis ritalin moet slikken en voor de rest gewoon je bek moet houden. En dan heb ik het over echte ADHD; de stakkers die door hun frigide chinookmoeders hele strips tegelijk aan onverantwoorde psychostimulantia zijn gevoerd zodat ze al kauwgomkauwend een net toereikende CITO-score konden halen om naar de havo door te stromen, en de studenten Rechten die de werklast van hun BarCie niet konden combineren met die van hun stage bij Folia en daarom maar door de knieën gingen bij de aangewezen dispuutsdealer voor een beetje met MDMA vermengde dexamfetamine, die zijn ook niet grappig, maar op een andere manier: die zijn gewoon zielig. 

Goed, neppe ADHD’ers zijn niet grappig, maar echte ADHD’ers al helemaal niet. Veel mensen maken de fout te denken dat drukke mensen leuk zijn, puur en alleen omdat ze druk zijn − terwijl drukke mensen ook gewoon stom kunnen zijn. De kans daarop is bij benadering zelfs even groot als bij niet-drukke mensen. Maar als drukke mensen stom zijn, heb je daar extra veel last van. Daar zit het probleem. 

In het luidste en vervelendste rijtje mensen van Nederland − en dan ben ik niet vergeten te denken aan de rij voor de muntjes op dag één van Down the Rabbit Hole, de rij voor het consultatiebureau in Amsterdam Zuid-Oost, of de rij voor het doorlopende evenement ‘auto slopen met hamers’ in Kinderdorp Bennekom − sluit na André van Duin, Jochem Myjer en Thomas van Luyn nu ook Andries Tunru aan. Net als zijn voorgangers is de enige competentie van deze stuiterbal met lachkuiltjes het feit dat hij gewoon echt niet even kan dimmen.

Tunru heeft zichzelf de afgelopen jaren op een aantal manieren bij het Nederlandse cabaretpubliek − een daverende lachband van obesitas en haarlak − onder de aandacht gebracht. Zijn meest beroemde stunt is dat hij en zijn broer Lingo ‘hackten’ door met een algoritme een lijst van optimale startwoorden te genereren en die uit hun hoofd te leren. Vreemd, want dat is helemaal niet leuk. Dat is gewoon valsspelen. Als je met ChatGPT 3 aankomt bij 2 voor 12 krijg je van Astrid Joosten gewoon een klap in je gezicht; en zo hoort het godverdomme ook, maar blijkbaar gelden er andere regels voor mensen die er zelf uitzien als een AI-gegenereerde afbeelding van de archetypische schlemiel. 

Tunru maakte bij Lingo vervolgens nog een grap, die voor dat sufgebakken gehaktballen-programma precies gewaagd genoeg bleek om een grote hit te worden: bij een zesletterwoord dat moest beginnen met een ‘k’ zei Tunru ‘mijn ex’, en spelde toen het woord k-u-t-w-ij-f. De oudste mop uit het trommeltje deed het nog goed bij het publiek van SBS 6, en bijvoorbeeld ook op Dumpert, waar het rapalje van racists en rapists dat zich godzijdank de hele dag bezighoudt met Dumpert-filmpjes en andere rare porno kijken hem tot ‘Lingo-overlord’ kroonde, alsof hij het eerste snotjoch ooit is dat tijdens het kijken van Lingo bedacht heeft dat je met vijf, zes of zeven willekeurige letters ook scheldwoorden kan vormen. 

Bij De Slimste Mens maakte Tunru vervolgens furore door als eerste deelnemer sinds dertien seizoenen alle zeven afleveringen waar hij aan deelnam te winnen. Dat dat helemaal niks zegt over zijn intelligentie blijkt uit het feit dat hij uiteindelijk alsnog verloor van Rob ‘Snollebollekes’ Kemps. Goed, die man is misschien slimmer dan hij eruitziet, maar hij ziet er dan ook uit als een schaap dat op de één of andere manier het volledige proces van verwerking tot shoarmavlees levend is doorgekomen, en je midden in je dronken eetbui laat schrikken door opeens uit je Turkse pizza tevoorschijn te kruipen. 

Ook werd Turnu bestempeld als ‘Lange Frans-disser’, toen hij diens nummer ‘Het land van’ parodieerde. Dat nummer is 16 jaar oud, en dus alleen al daarom een beetje flauw om te parodiëren, maar het is ook nog eens van Lange Frans. Even voor de duidelijkheid: je kan Lange Frans helemaal niet dissen. Het is niet Chief Keef. Lange Frans is een fucking idioot; al zijn nummers zijn al parodieën. Een kleuter ga je ook niet lopen dissen, dat is niet cool, dat is zelfs best wel raar. Let op allemaal: in Andries Tunru’s nieuwe stunt dist hij een kleuter door deze met niet meer dan een lollystokje (dus zonder lolly!) naar zijn huis te lokken en hem daar te verkrachten. Wajow! Gedist! De kinderlok-overlord! 

Doe normaal man.

De op het schilferende schild gehesen held van de Nederlandse humorinfantrie ontvangt ondanks alles aan de lopende band onderscheidingen. De Linda noemt hem een ‘ras-perfectionist’; NRC een ‘ras-entertainer’. Het Parool noemt hem ‘de circusartiest onder de cabaretiers’. Normale mensen noemen dat gewoon een clown, en dat is ook precies wat Andries Tunru is: een clown. Als hij je al aan het lachen maakt, lach je niet door hem, maar om hem. Dat maakt hem geen cabaretier, maar een hansworst. Een ras-hansworst, wat mij betreft.

WF

De wetenschappelijke revolutie heeft ons veel leed bespaard. Zo is er sindsdien niemand meer van de rand van de aarde gevallen en wordt de aderlating alleen nog beoefend door mensen die zelf ook echt dood willen. Maar de wetenschappelijke revolutie kent ook een schaduwzijde. En dan heb ik het niet over buskruit, mosterdgas, of de atoombom. Dan heb ik het over Sjamadriaan. Dat is ook meteen de laatste keer dat ik wetenschapsjournalist Adriaan ter Braack (37) zo genoemd heb. Dat meneer zo’n kinderachtig pseudoniem heeft bedacht betekent niet dat ik eraan mee hoef te werken. Je moet ergens een grens trekken.

Maar genoeg over de vorm, op naar de inhoud. Ik geef het maar vast weg: die is niet veel beter. Adriaan ter Braack strijdt naar eigen zeggen tegen de ‘de online wildgroei aan pseudowetenschap’. Dat doet hij door dag in dag uit influencers die hun horoscoop delen of een voorspoedige zwangerschap manifesteren belachelijk te maken. Iemand die gelooft dat de sterren invloed op zijn leven hebben is dom – dat is zo’n beetje het idee. Adriaan vertoont het superioriteitsgevoel van iemand die zojuist het werk van Richard Dawkins heeft ontdekt. Als je dat in drie gymnasium doet ben je pedant; als je dat op je zevenendertigste doet ben je verdorven. En ook nog steeds pedant.

Adriaan ter Braack zal zeggen dat hij ook een tegengeluid biedt aan écht schadelijke desinformatie, zoals de overtuiging dat zonnebrand kankerverwekkend is. In een interview in de Volkskrant beweert hij de mensen juist te willen helpen. ‘Het gaat niet om mij, maar om de dingen waarover ik schrijf. Het geeft mij vooral voldoening dat mensen door mijn posts een gezondere kant op worden gestuurd.’ Dat is, naast griezelig ijdel en borderline megalomaan, totale onzin. Geen enkele zonnebrandscepticus gaat ineens factor vijftig smeren omdat hij door Adriaan ter Braack voor ‘vitaliteitstokkie’ is uitgemaakt. En het enige wat Ter Braack voldoening geeft is een nieuwe lading likes van zijn trouwe volgers op twitter en instagram. Voor eigen parochie preken – zo heette dat toen de kerken nog vol zaten omdat er nog niemand op het belachelijke idee was gekomen dat onwetenschappelijk per definitie gelijkstaat aan ongewenst.

In zijn voortdurende zoektocht naar nieuwe slachtoffers raakt Ter Braack het spoor steeds verder bijster. Zo krijgt ‘ansichtkaartrapper en all round onhebbelijke hansworst Snelle’ ervan langs omdat hij gembershots verkoopt – die zijn in werkelijkheid immers veel minder heilzaam dan Snelle beweert! Adriaan doet alsof hij nog nooit van het concept ‘reclame’ heeft gehoord. Alles voor de likes en niemand die zich afvraagt waar we het in ’s hemelsnaam over hebben.

Zelfs zijn eigen vader moet het ontgelden. Dat hij al twintig jaar dood is mag geen excuus heten. Sterker nog, dat is nu juist het probleem. Toen bleek dat Ter Braack senior aan ALS leed en de artsen niets meer voor hem konden betekenen, ging hij op zoek naar alternatieve geneesheren. Junior in de Volkskrant: ‘Eén van hen had een wichelroede met gekleurde draden, die correspondeerden met ziektebeelden.’ Dat heeft hij zijn vader nooit vergeven: ‘Totale bullshit, en erg sneu.’ Liever had Adriaan gezien dat zijn ongeneeslijk zieke vader gewoon was doodgegaan zoals zijn kind dat wilde – passief, zonder protest. Dat het voor zijn vader misschien prettiger was om zich aan die wichelroede vast te klampen is iets wat er bij Adriaan twintig jaar later nog steeds niet ingaat. En nu zitten wij met de zoveelste gek die zijn trauma in de publieke arena aan het bevechten is. Adriaan, als je dit leest: een psycholoog is tegenwoordig ook een wetenschapper, geef het een kans.

Maar de ultieme trigger voor Adriaan is toch gewoon geld. Zijn commentaar op de cursus ‘Vrouwencirkel Facilitator’ van Willemijn Welten: ‘Zevenhonderd ballen, geen geld.’ Zijn commentaar op het Flore Fam Founder-programma van Jessie Jazz Vuijk: ‘Vijftig euro, per maand, geen geld.’ Zijn commentaar op de energetische huisreinigingen van Puur Kelly: ‘Tweehonderd ballen voor drie sessies. Geen geld.’ Dit is waarschijnlijk de ‘cynische humor’ waar Ter Braack volgens zijn eigen website zijn enorme succes aan te danken heeft. 

En niet alleen succes, want net als al die maanzussen heeft Adriaan aan zijn populariteit een verdienmodel verbonden. Zijn tweewekelijkse ‘premium nieuwsbrief’ kost vier euro vijftig per maand. Geld verdienen met gebakken lucht is slecht, maar geld verdienen met gebakken lucht óver mensen die geld verdienen met gebakken lucht is prima. Propria Cures verschijnt trouwens ook tweewekelijks en kost maar vier euro per maand. Laat de wetenschap dat maar eens verklaren. 

AG

Als ik me even niet zo goed voel, pak ik één van de boeken van Martijn Neggers van de plank en lees een alinea of twee. Daarna gaat het wel weer.

Martijn Neggers schreef tot nu toe drie romans en dat was voor niemand echt leuk. Voor uitgeverij en boekhandel niet, voor de lezer niet en voor Martijn Neggers zelf ook niet. De meeste mensen zouden denken: ‘Drie maal is scheepsrecht.’ Zo niet Martijn Neggers. Hij kondigde onlangs op Twitter – waar hij een sinistere aanwezigheid is, een kruising tussen een taalnazi en der tolle Onkel – zijn vierde roman aan. En hoe!

Nou, met een foto van ‘De Neg’ (huuh) in de tuin bij Nijgh & Van Ditmar / Singel Uitgevers. In de verte zie je een medewerker zitten, die beschaamd wegkijkt. Voor Neggers ligt het te tekenen contract, naast hem staat een onfatsoenlijk volgeschonken glas champagne. Of cava, denk ik; want om voor een nieuw, ooit eens te verschijnen boek van Neggers een fles echte champagne te ontkurken, is zonde.

De auteur draagt een zwart ondershirt van, ik vermoed, de Primark. Hij heeft zijn bolletje eens lekker fris geschoren, net als zijn baardje. En hij lacht. Hij lacht op een manier die zegt: ‘Jullie zijn er wéér ingestonken.’

Dat zijn ze, bij Nijgh.

Waar zijn vorige boeken nog dat poging-tot-prille hadden, een ontluikend auteurschap dat zich langzaam ontvouwt in drie matige romans, wordt het vanaf nu menens. Nóg een matig boek, daar komt hij alleen mee weg bij zijn leerlingen: Neggers is leraar Nederlands, het droevigste beroep ter wereld. Die kinderen kun je misschien nog tien jaar wijsmaken dat meneer Neggers een schrijver is, recensenten, kopers en lezers pikken van alles, maar niet altijd alles.

Via bevriende relaties bij Nijgh kreeg PC een voorproefje van de roman in handen. Ik citeer:

‘Het verhaal gaat dat het begon met drie mannen – drie mannen die het beu waren. Die zich niet meer herkenden in het Nederland waarin ze opgegroeid waren: een land vol verdraagzaamheid, een land vol nuchterheid. Een land waar je je vader Piet noemde, en waar je fiets de gracht in werd gesmeten en dat we daar met zijn allen gewoon om konden lachen.’

Na lezing van deze zinnen voelde ik een diep medelijden met de eindredactie van Nijgh.

Waarschijnlijk ging het de vorige drie keren zo: De Neg gooide 60.000 warrige woorden over de schutting en daar maakte een onderbetaalde student aan een of andere hogeschoolopleiding een in de verte op een roman lijkende tekst van. Of die roman ooit bekeken is door Neggers weet niemand; die is ondertussen weer een groep Brabantse leerlingen aan het hersenspoelen.

Stel je dat toch eens voor, dat je Neggers als leraar Nederlands hebt, dat je een beetje gevoelig bent en dat je van literatuur houdt – en dan duwt hij je één van zijn romans in handen, ‘lees dat eens’, en je durft geen nee te zeggen.

Door naar het voorproefje! Het verhaal begint met drie mannen die het beu waren. Blijkbaar zijn ze het niet meer beu. Vreemd. Het nog vreemdere komt meteen erna: ze herkennen zich niet meer in het Nederland waarin ze zijn opgegroeid. Een boeiende verschuiving. Meestal herkennen mannen zich vooral in het Nederland waarin ze zijn opgegroeid en is het huidige Nederland ze een gruwel. Deze drie doerakken zien het anders.

Waarom het er drie zijn? Dat weet ik niet. Ik denk dat Neggers de ploeg van zijn krukkige stijl nog net recht kan houden als hij drie personages moet uitwerken. Bij meer gaat hij scheef, of nog schever.

Wanneer we precies met zijn allen stonden te lachen om fietsen die in de gracht werden gegooid, weet ik niet. Die tijd heb ik nooit meegemaakt. Dat zoekt de werkstudent bij Nijgh te zijner tijd uit.

‘Jozef, Frans en Tito, heetten ze. Jozef van Laarschot, Frans de Bont en Tito Zorgdragers: drie mannen uit Amsterdam. Eerlijk is eerlijk, geen van de drie mannen kwam écht uit Amsterdam. Als je hen er indertijd naar zou vragen, wat niemand deed, maar soit, dan hadden ze wat met hun hoofd geschud en iets gezegd in de richting van ‘onder de rook van Amsterdam’. In werkelijkheid kwam Jozef uit Purmerend, Frans uit Amstelveen en Tito uit de buurt van Apeldoorn.’

Drie mannen uit Amsterdam die de tijd waarin ze opgroeiden met walging bezien. Bert Wagendorp meets Pieter Waterdrinker, in de stijl van Tante Betje. Dát is wat Martijn Neggers biedt. Jammer dat Drie mannen in een boot is vergeven, en dat er geen boot in de roman voorkomt, anders had deze vierde worp zo kunnen heten. Nu wordt het waarschijnlijk Drie mannen door Martijn Neggers vermoord. Al is dat aan de postmodernistische kant.

In de rest van de roman zien we hoe deze drie mannen, die ondanks hun Amsterdamse ‘afkomst’ verrassend Brabantse trekjes vertonen, allerlei dingen meemaken. Ze doorstaan een zekere ontwikkeling, in sullige scènes, geschraagd door krukkige dialogen. Vooral die dialogen zijn niet te doen, daarom valt Neggers goed bij leesclublezeressen.

Er zijn gastrollen voor wél beroemde Brabanders (al weet niemand waarom) als Frank Lammers, Theo Maassen en eh… Mijn opa zei het, en korter: ‘Brabanders zijn ook mensen… maar ándere mensen.’

De rest van Nederland moet nog even wachten op de nieuwe Neggers. Ik heb de helft gelezen en ben knock-out. Ik herken de kenmerken van het oeuvre van de niet zo stijlgevoelige monkelaar (dat was al drie boeken middelmatig), maar ik hoop niet, ooit, wakker te worden in een land waar Neggers vijf romans heeft geschreven. Dan dooft het spreekwoordelijke licht.

CB

Drie mannen door Martijn Neggers vermoord. Martijn Neggers, Nijgh & Van Ditmar, 2025, 240 blz., € 25,11

Wanneer iemand u vertelt dat iets het einde van de wereld gaat betekenen, is vaker dan niet het tegenovergestelde waar. Ga maar na hoe vaak de aarde de afgelopen tijd is vergaan. De Cubacrisis, de millenniumbug, de Mayakalender: de doemdenkers hebben het altijd fout. Goed, bijna altijd. Toen die zoogdieren gelijk kregen over ondergrondse bunkers, hebben er een paar Ankylosaurussen flink lopen balen.  

Allesvernietigende meteoren zijn alleen niet meer van deze tijd. In zijn nieuwe doemprofetie Doe zelf normaal pakt Maxim Februari het daarom een stuk moderner aan. De samenleving gaat in zijn essay niet ten onder aan één op tilt geslagen hemellichaam, maar aan een combinatie van twee veel hippere oorzaken: AI en klimaatverandering. Dat klinkt dom en inderdaad, het scenario dat Februari in Doe zelf normaal over 126 pagina’s uitsmeert, is net zo nietszeggend als het flinterdunne laagje pulp dat overblijft in de mengkom nadat de pitches van twee rampenfilms uit 2004 door de blender zijn gehaald. Zodra we door klimaatverandering snel ingrijpende beslissingen moeten maken, nemen de robots de tent over en is het einde democratie. Knap idioot verhaal, maar Maxim heeft het dan ook niet zelf hoeven te bedenken. Als inspiratie voor het koppelen van de onderwerpen haalt hij een citaat van Peter Thiel aan: ‘Mensen besteden veel te veel tijd aan het nadenken over klimaatverandering, veel te weinig aan het nadenken over AI’.

Over die Peter Thiel moeten we het even hebben. Want als iemand de wereld wil laten vergaan, is Thiel het wel. Om dat duidelijk te maken heeft hij niet alleen miljoenen gedoneerd aan Trump en kandidaten die de verkiezingswinst van Biden ontkennen, maar ook zijn big-databedrijf dat voor de FBI en CIA werkt, Palantir Technologies, vernoemd naar de glazen bol waarmee de belichaming van het kwaad in The Lord of the Rings de hobbits bespioneert. En alsof het er allemaal nog niet dik genoeg op lag, betaalt hij volgens The Guardian – ik kan niet genoeg benadrukken dat ik dit niet verzin – het bedrijf Ambrosia per kwartaal $40,000 voor transfusies van tienerbloed. Een dubieuze miljardair die achter de schermen voor de gevestigde orde de touwtjes in handen houdt en kinderbloed drinkt om jong te blijven: Peter Thiel is de eerste nazi die zelf een antisemitisch stereotype is. Zelf lijkt het me dus logisch om alles wat die vent zegt met een flinke kankerjoekel van een korrel zout te nemen en het niet zomaar in een boekje over democratie te flikkeren. Maar ik heb dan ook geen P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza.

Daarnaast is wat Thiel zegt ook gewoon gelul. We denken juist veel te veel na over AI. Dat punt hadden we al bereikt toen Willie Wartaal in 2020 een AI Songfestival op poten zette. Nu de grap daar drie jaar later vanaf is, is het volgens Maxim Februari een bedreiging voor de democratie. Terwijl AI vooralsnog alleen bedreven is in het tekenen van porno met drievingerige vrouwen en het schrijven van teksten die bestaan uit alle incorrecte informatie op de eerste pagina van Google. Wat dat betreft wijkt het zover niet af van de levensloop van Facebook. Bedacht voor eenzame nerds die wilden chatten, kort daarna staatsgevaarlijk en uiteindelijk totaal onschadelijk door een onophoudelijke stroom afbeeldingen van minions met wervelkolom vernietigende tieten gepost door een vage kennis.

Dus wat is nou eigenlijk het probleem? We vragen het aan Februari: ‘Stel dat je met behulp van AI natuurgebieden creëert die autonoom opereren, dan […] kun je je voorstellen dat landschappen zichzelf binnenkort kunnen vormgeven en bedruipen met behulp van smart technologieën’. Landschappen die zichzelf bedruipen, als we niet uitkijken bedenkt de AI het kwaadaardige concept  ‘regen’. ‘Het nadeel is natuurlijk dat de mens zijn invloed verliest en ook zijn relevantie’. U moet het hem meegeven. Dat is naast ontzettend dom ook gewoon ontzettend grappig. Het einde der tijden in de ogen van een Nederlandse filosoof: in plaats van een stel dierenactivisten uit Schubbekutteveen staat er binnenkort een robot balen hooi over het hek in de Oostvaardersplassen te keilen.   

Laat die AI lekker tuineren joh. Voor mijn part mag het meteen een bewustzijn ontwikkelen. Want laten we wel wezen, de risico’s die daaraan kleven worden ook altijd schromelijk overdreven. Zodra ChatGPT eindelijk zelfbewust is, hebben we simpelweg te maken met een denkend ding dat ontzettend goed is in het oprakelen van feitjes van Wikipedia. Nou, daar hebben we er nu ook al een paar van. We noemen ze autisten en daar is dus echt helemaal niets engs aan.

Ja, engigheid, daar hebben ze in Silicon Valley wel kaas van gegeten. Mark Zuckerberg verschijnt onder ede voor het Amerikaanse parlement en, hup, Maxim Februari pent weer een hoofdstuk. Niet omdat AI en algoritmen slecht functioneren, maar omdat ze dat juist te goed zouden doen. Geen betere reclame denkbaar. Alsof we verslaving proberen uit te bannen door iedereen te overtuigen dat heroïne dus echt heel erg de moeite waard is. En Maxim maar waarschuwen. Het klinkt allemaal zo debiel dat het me verbaast dat de CPNB er nog niet mee aan de haal is gegaan. Tijdens de Boekenweek verkondigen dat boeken een directe bedreiging vormen voor de gezondheid en na alle kamervragen, essays, krantenartikelen en talkshows de omzet zien exploderen. En over de boeken van Februari zou ik het nog geloven ook.

MvD

Maxim Februari, Doe zelf normaal, Prometheus. €22,-

Archief